ECLI:NL:RBOBR:2022:2877

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
14 juli 2022
Publicatiedatum
13 juli 2022
Zaaknummer
01/040508-22
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening van het onderzoek naar een verkeersongeval met dodelijke afloop en de invloed van THC op rijvaardigheid

Op 14 juli 2022 heeft de Rechtbank Oost-Brabant een tussenvonnis uitgesproken in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersongeval op 4 november 2021 te Rosmalen, waarbij een ander is overleden. De rechtbank heeft besloten het onderzoek te heropenen, omdat er belangrijke vraagpunten zijn die nader onderzocht moeten worden. Dit betreft onder andere de wegsituatie ter plaatse, de gereden snelheid van de verdachte en de invloed van de gemeten hoeveelheid THC op de rijvaardigheid van de verdachte, die als ervaren gebruiker wordt beschouwd. De rechtbank heeft geconstateerd dat het dossier onvolledig is en dat er slordigheden zijn in de rapportages van de verbalisanten. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 12 maanden geëist, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, en een rijontzegging van 3 jaren. De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor het eerste feit en zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor het tweede feit. De rechtbank heeft de zaak geschorst en de officier van justitie opgedragen om aanvullend onderzoek te verrichten naar de genoemde vraagpunten. De rechtbank benadrukt dat zorgvuldigheid van het onderzoek in ieders belang is en dat het huidige uitstel van duidelijkheid voor alle betrokkenen teleurstellend is.

Uitspraak

tussenvonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01/040508-22
Datum uitspraak: 14 juli 2022
Tussenvonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 30 juni 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 27 mei 2022.
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking onder feit 1 primair komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte als bestuurder van een motorvoertuig een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij [slachtoffer] is gedood. Onderdeel van het verwijt is dat verdachte op dat moment ongeveer 20 km/u te hard en onder invloed van THC heeft gereden. Subsidiair is dit ten laste gelegd als het veroorzaken van gevaar of hinder op de weg. Daarnaast wordt verdachte onder feit 2 ervan beschuldigd dat hij als bestuurder van een motorvoertuig onder een zodanige invloed van THC verkeerde dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moet worden geacht.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Het standpunt van de officier van justitie.

De officier van justitie heeft op gronden als verwoord in het schriftelijk requisitoir tot een bewezenverklaring van feit 1 primair (zeer onvoorzichtig rijgedrag) en feit 2 gerekwireerd. De officier van justitie heeft de volgende strafeis geformuleerd:
  • een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
  • een rijontzegging van 3 jaren
  • integrale toewijzing van de vorderingen van benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] , telkens vermeerderd met de wettelijk rente en telkens met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Het standpunt van de verdediging.

De raadsman heeft op gronden als verwoord in zijn schriftelijke pleitnota een algehele vrijspraak van feit 1 bepleit en zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 2. Gezien de bepleite vrijspraak van feit 1 verzoekt de raadsman primair de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen. Subsidiair stelt de raadsman zich op het standpunt dat de benadeelde partijen ook niet-ontvankelijk moeten worden verklaard vanwege de complexiteit en de hoogte van de vorderingen. Meer subsidiair verzoekt de raadsman om in matigende zin rekening te houden met de eigen schuld van het slachtoffer en de daarbij behorende billijkheidscorrectie als bedoeld in artikel 6:101 van het Burgerlijk Wetboek.

Heropening en schorsing van het onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank is bij de beraadslaging tot de conclusie gekomen dat het onderzoek niet volledig is geweest. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Aan de orde is de beoordeling van een verkeersongeval met een fataal gevolg (feit 1) dat door het rijgedrag van verdachte zou zijn veroorzaakt. Dat betreft een ernstige beschuldiging aan zijn adres. Immers, hij wordt in zoverre verantwoordelijk gehouden voor de dood van een ander, waardoor de nabestaanden onherstelbaar leed is aangedaan.
Het onderhavige verkeersongeval bevat een complex gegeven. Uit het onderzoek van de politie is gebleken dat verdachte op een voorrangsweg reed en als voorranggerechtigde tegen een voorrangsplichtige is aangereden. Oftewel: het overleden slachtoffer had voorrang moeten verlenen.
Het recht op voorrang is echter geen absoluut recht. Voorrang hebben betekent niet dat de voorrangsgerechtigde te allen tijde zijn voorrang ook mag nemen.
Verdachte wordt aangerekend dat hij ten tijde van het verkeersongeval de aldaar geldende maximumsnelheid met circa 22 kilometer per uur heeft overschreden en dat hij op dat moment onder invloed van THC verkeerde. Dit samenstel van factoren zou naar het oordeel van de officier van justitie de verkeersfout van het slachtoffer dusdanig overstijgen dat verdachte voor het verkeersongeval verantwoordelijk dient te worden gehouden in die zin dat het ongeval door zijn schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerwet 1994 heeft plaatsgevonden.
De verdediging heeft zowel de gestelde gereden snelheid als ook – zo begrijpt de rechtbank althans – de doorwerking van de in zijn bloed aangetroffen THC op zijn rijvaardigheid betwist.
De rechtbank ziet zich geconfronteerd met een summier, soms slordig en op relevante onderdelen onvolledig dossier.
Zo constateert de rechtbank dat verbalisant [verbalisant] op pagina 27 relateert over het aantreffen van een gedoofde joint
op de vloerter hoogte van de bestuurderszijde van het voertuig van verdachte. Hiervan zou een foto zijn gemaakt en deze zou aan het proces-verbaal zijn toegevoegd. De rechtbank stelt vast dat deze foto ontbreekt én dat dezelfde verbalisant op pagina 30 relateert over een half opgerookte joint
in de asbakvan verdachtes auto. Dergelijke slordigheden maken een vaststelling omtrent het mogelijk tijdens het autorijden roken van een joint, onnodig mistig.
Ook constateert de rechtbank dat de ter plaatse aanwezige verbalisanten niets relateren over de uit de rijbewijsgegevens van verdachte blijkende beperkingen, inhoudende kort gezegd dat hij enkel een automaat mag besturen en dat hij tijdens het autorijden een bril of contactlenzen moet dragen. Onderzoek naar het beweerdelijk dragen van een bril door verdachte is achterwege gebleven en zo kan met name de verklaring van verdachte dat hij ten tijde van het verkeersongeval een bril droeg niet door de rechtbank worden gecontroleerd. Ook is niet onderzocht of de door verdachte bestuurde Volkswagen Polo
een automaat was.
De rechtbank ziet zich bij gebreke van informatie omtrent de hierna opgesomde vraagpunten dusdanig belemmerd in een zorgvuldige beoordeling van het verkeersongeval, dat bij de huidige stand geen bewijstechnische beslissing kan worden gegeven die boven gerede twijfel is verheven.
De rechtbank acht het voor een zorgvuldige oordeelsvorming noodzakelijk om nader geïnformeerd te worden over de drie navolgende aspecten.
Ten eerste, de wegsituatie ter plaatse.
(1)Het dossier bevat geen bevindingen over de overzichtelijkheid van het kruispunt voor de verkeersdeelnemers, met name niet vanuit het gezichtspunt van het overleden slachtoffer. Dit is relevant omdat zowel verdachte als getuige [getuige] verklaren over een onoverzichtelijk kruispunt en verdachte dat met name vanuit de rijrichting van het slacht-offer als zodanig ervaart.
(2) Evenmin bevat het dossier informatie over de rijafstand waarbinnen verdachte - komend vanuit de afrit uit de richting van Oss -, vanaf [locatie 1] (viaduct) met zijn voertuig tot een snelheid van 102 kilometer per uur zou hebben geaccelereerd. De rechtbank wil over deze onderdelen nader worden geïnformeerd alsmede
(3)over de (on)mogelijkheden voor het aan de orde zijnde voertuig van het merk en type
dat verdachte bestuurde om in de gegeven omstandigheden en rijafstand tot die snelheid te komen.
Ten tweede, de gereden snelheid.
Het proces-verbaal forensisch onderzoek verkeersdelict (FOA) bevat zogenaamde pre crash data, afkomstig van de airbagmodule van de door verdachte bestuurde Volkswagen Polo. Uit deze gegevens zou volgen dat genoemde auto met een snelheid van 102 kilometer per uur tegen de door het overleden slachtoffer bestuurde personenauto is aangereden. Verdachte heeft daarentegen bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij in de veronderstelling verkeerde dat hij tussen de 60 en 80 kilometer per uur reed, omdat hij net uit een bocht van de afrit kwam en nog aan het optrekken was. Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de snelheid waarmee verdachte ten tijde van het ongeval zou hebben gereden onvoldoende is onderzocht. Behalve het uitlezen van de airbagmodule is hiernaar geen enkel onderzoek verricht. De enig beschikbare informatie, de pre-crash data, is niet gevalideerd en geverifieerd, waardoor de rechtbank niet bekend is met de impact van de aanrijding op de geregistreerde snelheid en niet zonder gerede twijfel kan vaststellen hoe hard verdachte ten tijde van het ongeval reed en dus ook niet of dit een hogere snelheid was dan de maximaal toegestane snelheid van 80 kilometer per uur. De rechtbank kan op basis van de thans beschikbare informatie evenmin vaststellen wat de impact zou zijn geweest als de Volkswagen Polo met de toegestane snelheid van 80 kilometer per uur tegen de Peugeot was aangereden. De rechtbank wenst dan ook
(4)nader geïnformeerd te worden of, en zo ja, in hoeverre de impact van de aanrijding in de gegeven omstandigheden anders zou zijn geweest bij een snelheid van 80 kilometer per uur. Daarnaast wenst de rechtbank
(5)nadere informatie te ontvangen over de juistheid en betrouwbaarheid van de uit de auto afkomstige pre-crash data, waarbij tevens aandacht wordt geschonken aan de vraag of, en zo ja, in hoeverre de impact van de aanrijding van invloed is (geweest) op de door de apparatuur geregistreerde rijsnelheid van het voertuig van verdachte.
Ten derde, de invloed van THC op de rijvaardigheid bij een ervaren gebruiker.
Op 4 november 2021 omstreeks 17:52 uur heeft het ongeval plaatsgevonden. Diezelfde dag om 19.21 uur is er bloed afgenomen van verdachte. Uit het rapport van Eurofins Forensics van 17 november 2021 volgt dat er 5,2 microgram Cannabis (THC) per liter is aangetroffen in het bloed van verdachte, terwijl de grenswaarde voor enkelvoudig gebruik 3,0 microram per liter is. De rechtbank is uit openbare bronnen bekend met het algemene effect van THC op het bewustzijn van een gebruiker en de nadelige effecten ervan op het verkeersgedrag van een gebruiker. De rechtbank is er eveneens ambtshalve mee bekend dat THC bij een ervaren gebruiker in mindere mate (nadelig) doorwerkt dan bij een niet-gewende gebruiker.
Uit de verklaringen van verdachte volgt dat hij destijds al jarenlang blowde, in die zin dat hij elke avond voor het slapen gaan één of twee jointjes rookte. Hij blowde nooit overdag en dit zou op de dag en tijdstip van het ongeval niet anders zijn geweest.
De rechtbank stelt vast dat het dossier geen nadere toelichting van een deskundige bevat over de (door)werking van de aan de orde zijnde hoeveelheid THC op het bewustzijn van een ervaren gebruiker.
Het is de rechtbank onduidelijk in hoeverre de gemeten 5,2 microgram THC het resultaat kan zijn van de door verdachte gestelde eerdere inname van één of twee jointjes de avond voor het verkeersgongeval dan wel van een actuele inname kort voor of tijdens de autorit. De rechtbank wenst dan ook opheldering over de vraag of
(6)de gemeten hoeveelheid THC van 5,2 microgram per liter het resultaat kan zijn van een inname van de avond voor het verkeersongeval (circa 19 uren eerder), en zo ja,
(7)wat de eventuele doorwerking daarvan is op het functioneren van een ervaren gebruiker op diens rijvaardigheid en, zo nee,
(8)wat de doorwerking van de gemeten hoeveelheid THC is geweest op de rijvaardigheid van een ervaren gebruiker na een actuele inname. Zonder deze informatie is de rechtbank niet in staat om tot een afgewogen uitspraak te komen over de invloed van het drugsgebruik op de rijvaardigheid bij verdachte en de bijdrage hiervan aan het verkeersongeval.
Gelet op het verhandelde ter terechtzitting en de inhoud van het dossier acht de rechtbank het noodzakelijk door het openbaar ministerie nader te worden geïnformeerd over bovengenoemde vraagpunten ten aanzien van de wegsituatie, de gereden snelheid en de invloed van de gemeten hoeveelheid THC op de rijvaardigheid bij een ervaren gebruiker en dat daartoe processen-verbaal van bevindingen worden opgemaakt dan wel anderszins daarover wordt gerapporteerd.
De rechtbank begrijpt dat het huidige uitstel van duidelijkheid voor alle betrokkenen als teleurstellend wordt ervaren en een afsluiting en verwerking van een donkere periode doorkruist, maar zorgvuldigheid van het onderzoek is in ieders belang.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

-
heropenthet onderzoek en
schorsthet onderzoek voor onbepaalde tijd
(dezelfde samenstelling; 45 minuten);
-
beveelt het opstellen van (een) aanvullend(e) proces(sen)-verbaal dan wel rapportage(s) omtrent de hiervoor door de rechtbank onder
(1)t/m
(8)opgeworpen vraagpunten aangaande de wegsituatie ter plaatse, de gereden snelheid en de invloed van THC op de rijvaardigheid bij een ervaren gebruiker en geeft daartoe opdracht aan de officier van justitie;
-
beveeltde oproeping van verdachte tegen het tijdstip van de nadere terechtzitting, met kennisgeving van dat tijdstip aan de raadsman van verdachte;
-
beveeltde kennisgeving van het tijdstip van de nadere terechtzitting aan benadeelden [benadeelde 1] en [benadeelde 2] , en hun raadsvrouwe mr. F.A. van den Heuvel.
Stelt de stukken met dat doel in handen van de officier van justitie.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.M.L. Heemskerk-Pleging, voorzitter,
mr. M.J.M.A. van der Put en T.J. Roest-Crollius, leden,
in tegenwoordigheid van mr. M.A.I.A. Aarts, griffier,
en is uitgesproken op 14 juli 2022.
De jongste rechter is buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.

Tenlastelegging.

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 4 november 2021 te Rosmalen, gemeente ’s-Hertogenbosch, althans in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk Volkswagen met kenteken: [kenteken 1] ), daarmede rijdende over de weg, [locatie 2] en/of [locatie 3] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend:
- onder invloed van een stof, te weten THC (5,2 microgram per liter), bovengenoemde personenauto te besturen en/of
-met een snelheid van ongeveer 102 km per uur, althans met een hogere snelheid dan de aldaar voor hem verdachte maximaal toegestane snelheid van 80 kilometer per uur over [locatie 2] te rijden, terwijl verdachte een (onoverzichtelijk) kruispunt, een kruising van [locatie 2] met [locatie 3] , naderde en/of
-in botsing te komen met een personenauto (Peugeot met kenteken: [kenteken 2] ), waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood,
terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994, danwel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid van genoemde wet;
( art 6 Wegenverkeerswet 1994 )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 november 2021 te Rosmalen, gemeente ’s-Hertogenbosch, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto, merk Volkswagen met kenteken: [kenteken 1] ), daarmee rijdende op de weg, [locatie 2] en/of [locatie 3] ,
- onder invloed van een stof, te weten THC (5,2 microgram per liter), bovengenoemde personenauto heeft bestuurd en/of
-met een snelheid van ongeveer 102 km per uur, althans met een hogere snelheid dan de aldaar voor hem verdachte maximaal toegestane snelheid van 80 kilometer per uur over [locatie 2] heeft gereden, terwijl verdachte een (onoverzichtelijk) kruispunt, een kruising van [locatie 2] met [locatie 3] , naderde en/of
-in botsing is gekomen met een personenauto (Peugeot met kenteken: [kenteken 2] ), door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
( art 5 Wegenverkeerswet 1994 )
2.
hij op of omstreeks 4 november 2021 te Rosmalen, gemeente ’s-Hertogenbosch, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig, (personenauto, merk Volkswagen met kenteken: [kenteken 1] ), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten THC, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;
( art 8 lid 1 Wegenverkeerswet 1994 )