ECLI:NL:RBOBR:2022:287

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
31 januari 2022
Publicatiedatum
31 januari 2022
Zaaknummer
01/879842-19
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting van minderjarigen door meerderjarige verdachte in groepsverband met geweld

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 31 januari 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die werd beschuldigd van het in vereniging verkrachten van twee 15-jarige meisjes. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 19 en/of 20 januari 2019 met [slachtoffer 1] seksuele handelingen heeft gepleegd, terwijl zij in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde. De verdachte heeft erkend dat er seks heeft plaatsgevonden, maar ontkende dat dit tegen de wil van [slachtoffer 1] was. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van [slachtoffer 1] betrouwbaar waren en dat er voldoende bewijs was voor het subsidiair ten laste gelegde feit van seksueel binnendringen.

Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte op 22 april 2019, tezamen met anderen, [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot seksuele handelingen, waarbij geweld en andere feitelijkheden zijn gebruikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat [slachtoffer 2] zich in een kwetsbare positie bevond en niet in staat was om weerstand te bieden. De verklaringen van [slachtoffer 2] werden ondersteund door DNA-onderzoek en camerabeelden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, en heeft een contactverbod opgelegd met de slachtoffers voor de duur van vijf jaar. Tevens is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij tot een bedrag van € 8.854,18, bestaande uit immateriële en materiële schade.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Strafrecht
Parketnummer: 01/879842-19
Datum uitspraak: 31 januari 2022
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 2001,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 maart 2020, 19 juni 2020, 8 december 2021 en 17 januari 2022 (sluiting).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 9 maart 2020.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzittingen van 19 juni 2020 en 8 december 2021 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 19 en/of 20 januari 2019 te 's-Hertogenbosch, in elk geval
in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een
andere feitelijkheid,
[slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] 2003) heeft/hebben gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen
die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het
lichaam van die [slachtoffer 1] , immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
- meermalen de borsten en/of billen en/of (tussen de) benen van die [slachtoffer 1]

betast en/of aangeraakt en/of

- meermalen, in elk geval eenmaal, zijn/hun penis in de vagina van die [slachtoffer 1]

geduwd en/of gebracht en/of gehouden en/of bewogen,

en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheid en/of bedreiging met
geweld of een andere feitelijkheid hierin dat verdachte en/of zijn
mededader(s):
- die [slachtoffer 1] op bed heeft/hebben gelegd en/of
- de kleding van die [slachtoffer 1] heeft/hebben uitgedaan en/of uitgetrokken en/of
- op die [slachtoffer 1] is/zijn gaan liggen en/of zitten en/of
- die [slachtoffer 1] dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd dat ze niet moest

tegenstribbelen omdat ze anders een klap tegen haar kop zou krijgen en/of

- een fysiek overwicht heeft/hebben gehad op die [slachtoffer 1] , omdat verdachte en/of
zijn mededader(s) getalsmatig in de meerderheid waren en/of omdat die [slachtoffer 1]
zich zwak en/of verzwakt en/of ziek voelde en/of zich niet kon verzetten
en/of zich niet kon bewegen
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 en/of 20 januari 2019 te s-Hertogenbosch, in elk geval
in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] 2003) , van wie hij en/of zijn mededader(s) wist/wisten dat deze in
staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht
verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke
stoornis van haar geestvermogens leed dat deze niet of onvolkomen in staat
was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand
te bieden,
een of meer handelingen heeft/hebben gepleegd, die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , immers
heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
- meermalen de borsten en/of billen en/of (tussen de) benen van die [slachtoffer 1]

betast en/of aangeraakt en/of

- meermalen, in elk geval eenmaal, zijn/hun penis in de vagina van die [slachtoffer 1]

geduwd en/of gebracht en/of gehouden en/of bewogen;

meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 en/of 20 januari 2019 te s-Hertogenbosch, in elk geval
in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2003, die de leeftijd van twaalf jaren
maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer
ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden
uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , immers
heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
- meermalen de borsten en/of billen en/of (tussen de) benen van die [slachtoffer 1]

betast en/of aangeraakt en/of

- meermalen, in elk geval eenmaal, zijn/hun penis in de vagina van die [slachtoffer 1]

geduwd en/of gebracht en/of gehouden en/of bewogen;

2.
hij op of omstreeks 22 april 2019 te 's-Hertogenbosch, in elk geval in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een
andere feitelijkheid,
[slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 3] 2004) heeft/hebben gedwongen tot het ondergaan van een of meer
handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , immers heeft/hebben verdachte
en/of zijn mededader(s)
- meermalen de borsten en/of billen en/of (tussen de) benen, althans het

lichaam, van die [slachtoffer 2] betast en/of aangeraakt en/of

- meermalen, in elk geval eenmaal, zijn/hun penis in de mond van die [slachtoffer 2]
gebracht en/of geduwd en/of het hoofd van die [slachtoffer 2] in de richting van
zijn/hun penis geduwd en/of zich (vervolgens) laten pijpen door die [slachtoffer 2]
en/of
- meermalen, in elk geval eenmaal, zijn/hun penis in de vagina van die

[slachtoffer 2] geduwd en/of gebracht en/of gehouden en/of bewogen,

en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheid en/of bedreiging met
geweld of een andere feitelijkheid hierin dat verdachte en/of zijn
mededader(s):
- die [slachtoffer 2] naar boven heeft/hebben gebracht en/of
- de kleding van die [slachtoffer 2] heeft/hebben uitgedaan en/of uitgetrokken en/of
- die [slachtoffer 2] heeft/hebben geslagen en/of geduwd en/of aan haar hoofd en/of

haren getrokken en/of in/bij haar nek gepakt en/of

- zijn/hun nagels in de heupen en/of zij, althans het lichaam, van die [slachtoffer 2]

heeft/hebben geduwd en/of gezet en/of

- die [slachtoffer 2] tegen/op het bed hebben geduwd en/of
- op/achter die [slachtoffer 2] is/zijn gaan liggen en/of zitten en/of staan en/of
- die [slachtoffer 2] dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: 'Gewoon luisteren

kankerhoer', althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of

- een fysiek overwicht heeft/hebben gehad op die [slachtoffer 2] , omdat verdachte
en/of zijn mededader(s) getalsmatig in de meerderheid waren en/of omdat die
[slachtoffer 2] zich zwak en/of verzwakt en/of ziek voelde en/of zich niet kon
verzetten en/of zich niet kon bewegen
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 april 2019 te s-Hertogenbosch, in elk geval in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 3] 2004), van wie hij en/of zijn mededader(s) wist/wisten dat deze in
staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht
verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke
stoornis van haar geestvermogens leed dat deze niet of onvolkomen in staat
was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand
te bieden,
een of meer handelingen heeft/hebben gepleegd, die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] ,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
- meermalen de borsten en/of billen en/of (tussen de) benen, althans het

lichaam, van die [slachtoffer 2] betast en/of aangeraakt en/of

- meermalen, in elk geval eenmaal, zijn/hun penis in de mond van die [slachtoffer 2]
gebracht en/of geduwd en/of het hoofd van die [slachtoffer 2] in de richting van
zijn/hun penis geduwd en/of zich (vervolgens) laten pijpen door die [slachtoffer 2]
en/of
- meermalen, in elk geval eenmaal, zijn/hun penis in de vagina van die [slachtoffer 2]

geduwd en/of gebracht en/of gehouden en/of bewogen;

meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 april 2019 te s-Hertogenbosch, in elk geval in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met [slachtoffer 2] geboren op [geboortedatum 3] 2004, die de leeftijd van twaalf jaren
maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer
ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden
uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , immers
heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
- meermalen de borsten en/of billen en/of (tussen de) benen, althans het

lichaam, van die [slachtoffer 2] betast en/of aangeraakt en/of

- meermalen, in elk geval eenmaal, zijn/hun penis in de mond van die [slachtoffer 2]
gebracht en/of geduwd en/of het hoofd van die [slachtoffer 2] in de richting van
zijn/hun penis geduwd en/of zich (vervolgens) laten pijpen door die [slachtoffer 2]
en/of
- meermalen, in elk geval eenmaal, zijn/hun penis in de vagina van die [slachtoffer 2]

geduwd en/of gebracht en/of gehouden en/of bewogen;

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Inleiding.
Op 22 april 2019 is een melding bij de politie binnen gekomen van een verkrachting van een meisje door meerdere mannen. Naar aanleiding van deze melding is [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) gehoord en heeft zij aangifte gedaan van verkrachting door meerdere personen, gepleegd in het pand aan de [locatie 1] te ’s-Hertogenbosch.
Eerder, op 20 januari 2019, heeft er een informatief gesprek plaatsgevonden met [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ), waarin zij onder meer heeft aangegeven kort voor het informatieve gesprek in het hiervoor genoemde pand tegen haar wil gemeenschap met verdachte te hebben gehad, terwijl zij het idee had dat ze teveel had gedronken en ze niet goed in staat was adequaat te reageren. Op een later tijdstip is [slachtoffer 1] nogmaals door de politie gehoord. [slachtoffer 1] wilde geen aangifte doen van dit feit. Het openbaar ministerie is ambtshalve tot vervolging van laatstgenoemd feit overgegaan.
De rechtbank zal de medeverdachten in verband met de leesbaarheid van het vonnis hierna telkens met hun voornaam aanduiden. Dit betreft de medeverdachten:
[medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ), [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ), [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ), [medeverdachte 4] (hierna: [medeverdachte 4] ) en [medeverdachte 5] (hierna: [medeverdachte 5] ).
Het standpunt van de officier van justitie.
Ten aanzien van feit 1
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder feit 1 primair ten laste gelegde. Er is onvoldoende bewijs voor een bewezenverklaring van verkrachting, omdat de dwang ontbreekt.
De officier van justitie acht op grond van de in haar schriftelijk requisitoir genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit, te weten het seksueel binnendringen van het lichaam van een minderjarige in een staat van verminderd bewustzijn. De officier van justitie heeft partiële vrijspraak gevorderd van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde medeplegen.
Ten aanzien van feit 2
De officier van justitie acht voorts op grond van de in haar schriftelijk requisitoir genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde feit heeft gepleegd, te weten het medeplegen van verkrachting van een minderjarige.
Het standpunt van de verdediging.
Ten aanzien van feit 1.
Ten aanzien van het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de door [slachtoffer 1] afgelegde verklaringen op het standpunt gesteld dat die niet betrouwbaar zijn. Hij heeft daartoe onder meer het navolgende aangevoerd:
  • [slachtoffer 1] wilde geen aangifte doen en baalt ervan dat zij door haar ouders wordt meegenomen naar de politie om haar verhaal te doen. Een zeer voor de hand liggende verklaring hiervoor is volgens de raadsman dat de seks tussen haar en verdachte wel degelijk vrijwillig is geweest. Er zijn ook legio andere redenen denkbaar, die niet kunnen worden uitgesloten, om vals te verklaren. Het hebben van spijt, het gevoel van een disrespectvolle bejegening, angst voor een geslachtsziekte of zwangerschap of ruzie met haar ouders, kunnen redenen zijn om vals te verklaren.
  • [slachtoffer 1] verklaart tegenstrijdig op cruciale onderdelen, onder meer over hoeveel ze heeft gedronken, over hetgeen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] zouden hebben gedaan die nacht en over het vertrek van [getuige 1] (hierna te noemen: [getuige 1] ) uit [locatie 1] ;
  • de ouders van [slachtoffer 1] geven aan dat [slachtoffer 1] vaak liegt en dat zij extreem ver gaat in de omgang met jongens;
  • het gedrag van [slachtoffer 1] nadat zij uit [locatie 1] is vertrokken, is niet te volgen;
de gemoedstoestand van [slachtoffer 1] ’s nachts in de stad kan geen steunbewijs opleveren. De gemoedstoestand had een hele andere oorzaak, namelijk dat haar vriendin [getuige 1] al zonder haar naar de stad was gegaan;
 ten aanzien van de disclosure verklaart [slachtoffer 1] zelf al tegenstrijdig, terwijl degenen aan wie [slachtoffer 1] het verteld zou hebben, geheel anders verklaren c.q. dat niet bevestigen.
De vele inconsistenties en tegenstrijdigheden in de verklaringen van [slachtoffer 1] brengen met zich dat de rechtbank haar verklaringen met grote terughoudendheid dient te bezien. De onbetrouwbare verklaringen van [slachtoffer 1] vinden daarnaast onvoldoende steun in andere objectieve bewijsmiddelen.
Waar [slachtoffer 1] tegenstrijdig en inconsistent heeft verklaard, heeft verdachte in al zijn verhoren consistent verklaard. Verdachte heeft nooit aan [slachtoffer 1] gemerkt of kunnen merken dat zij geen seks met hem zou willen. [slachtoffer 1] was volgens verdachte in normale staat en de seks heeft één op één plaatsgevonden.
Dat betekent dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. Naar de mening van de verdediging kan namelijk niet worden vastgesteld dat de seks tegen de wil van [slachtoffer 1] in heeft plaatsgevonden.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde is de raadsman van mening dat verdachte dient te worden vrijgesproken, nu niet is komen vast te staan dat [slachtoffer 1] in een staat van verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde en dat verdachte hiervan wetenschap had.
Ten aanzien van het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde is de raadsman van mening dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van dit feit in verband met het bepaalde ex artikel 167a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). Subsidiair is de raadsman van mening dat verdachte van het meer subsidiair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, nu het ontuchtige karakter aan de seksuele handelingen ontbreekt.
Ten aanzien van feit 2:
Ten aanzien van het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde.
De raadsman heeft -kort gezegd- aangevoerd dat de verklaringen van [slachtoffer 2] niet betrouwbaar zijn, omdat zij tegenstrijdig en inconsistent zijn.
De verklaringen van de drie meisjes, [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] , zijn niet onafhankelijk van elkaar tot stand gekomen. De raadsman is van mening dat deze afzonderlijke verklaringen van de meisjes elkaar niet versterken.
De raadsman heeft ten aanzien van de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 2] verder onder meer aangevoerd - zakelijk weergegeven -:
  • dat het verloop van de gebeurtenissen, zoals deze zijn geschetst door [slachtoffer 2] , niet overeenkomt met de camerabeelden.
  • dat uit het voorliggende dossier, maar ook uit de bijlagen bij de civiele vordering, blijkt dat [slachtoffer 2] een zeer vrijgevochten pubermeisje is, dat met name ook op seksueel gebied al volop actief is. Tegen deze achtergrond acht de verdediging het geenszins moeilijk voorstelbaar dat [slachtoffer 2] met haar volledige instemming één op één seks heeft gehad met een handvol jongens.
  • dat [slachtoffer 2] er blijkbaar bang voor is dat het verhaal dat ze de seks zelf wilde naar buiten zou komen. Er zijn legio redenen, die niet kunnen worden uitgesloten, denkbaar, waarom zij niet conform de waarheid heeft verklaard.
  • dat de verschillende disclosure verklaringen uiteen lopen en het verklaringen zijn van horen zeggen, met een en dezelfde bron te weten [slachtoffer 2] . Die bron is onbetrouwbaar gebleken. Ook de gemoedstoestand van [slachtoffer 2] kan daarom niet dienen als steunbewijs.
De verklaringen van [slachtoffer 2] bevatten vele inconsistenties en tegenstrijdigheden. De rechtbank moet de verklaringen van [slachtoffer 2] met grote terughoudendheid bezien.
Zelfs als de verklaringen van [slachtoffer 2] voor het bewijs in aanmerking komen, dan vinden deze verklaringen onvoldoende steun in andere objectief bewijs.
Verdachte ontkent dat de seks tussen hem en [slachtoffer 2] onvrijwillig was. Daarnaast was de seks tussen hem en [slachtoffer 2] één op één. Verdachte heeft nimmer aan [slachtoffer 2] gemerkt dat zij geen seks met hem wilde. [slachtoffer 2] heeft zich op geen enkel moment aan de situatie onttrokken, terwijl dat wel mogelijk was. Als men al kan spreken van letsel bij [slachtoffer 2] , dan vormt dit geen objectief steunbewijs voor het beweerdelijke geweld. [slachtoffer 2] was volledig bij bewustzijn.
Dat betekent dat verdachte moet worden vrijgesproken van het hem primair ten laste gelegde. Op basis van het dossier kan namelijk niet worden vastgesteld dat sprake was van onvrijwillige seks.
Ten aanzien van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman eveneens op de in de pleitnota genoemde gronden vrijspraak bepleit. In zijn visie is onvoldoende bewijs voorhanden om te kunnen vaststellen dat [slachtoffer 2] in een staat van verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde en dat verdachte hiervan wetenschap had.
Ook van het onder 2 meer subsidiair ten laste gelegde moet verdachte worden vrijgesproken,
nu het ontuchtige karakter aan de seksuele handelingen ontbreekt.
Het oordeel van de rechtbank.
De bewijsmiddelen.
Voor de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan. Deze is gevoegd als bewijsbijlage (pag. 31 tot en met 46) bij dit vonnis.
Bewijsoverwegingen en de bewijsbeoordeling: algemeen
Aan verdachte zijn zedendelicten ten laste gelegde. Ter beantwoording van de vraag of tot een bewezenverklaring kan worden gekomen moet de rechter onder meer beoordelen of aan het bewijsminimum is voldaan.
Volgens het tweede lid van artikel 342 Sv kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Daarbij geldt wel dat deze bepaling betrekking heeft op de bewezenverklaring als geheel en niet vereist dat elk aspect van de bewezenverklaring door meer dan één bewijsmiddel wordt ondersteund.
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat niet is vereist dat het zedendelict als zodanig bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende is wanneer de verklaring van het slachtoffer op onderdelen voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
De rechtbank beoordeelt het aan verdachte ten laste gelegde als volgt.
Bewijsoverwegingen en de bewijsbeoordeling ten aanzien van feit 1 (algemeen):
De betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 1] .
Op 20 januari 2019 heeft bij de politie een informatief gesprek met [slachtoffer 1] plaatsgevonden, nadat zij kort daarvoor via de telefoon huilend aan haar moeder had verteld dat er iets ergs was gebeurd. Toen ze thuis kwam, vertelde ze onder meer aan haar moeder dat een jongen dingen bij haar had gedaan, die ze niet wilde.
Tijdens het informatieve gesprek vertelde ze onder meer dat ze het idee had dat ze teveel gedronken had en dat ze later hoorde van [medeverdachte 1] dat ze beneden in slaap was gevallen. Ze vertelde verder dat [verdachte] haar naar boven heeft gebracht en dat ze het als een droom heeft ervaren. Ze zag wel wat er gebeurde, maar ze kon niet echt iets doen. [verdachte] had haar op bed gelegd en haar kleren uitgedaan. Vervolgens kwam hij op haar liggen en deed hij zijn penis in haar vagina. Hij was in haar klaargekomen. Ze wilde niet en probeerde haar armen op te tillen om dit duidelijk te maken aan hem, maar dit lukte haar niet. Op 11 september 2019 is [slachtoffer 1] wederom bij de politie gehoord. Toen heeft zij ook verklaard dat zij zich voelde inzakken. Zij heeft verklaard dat [verdachte] haar naar boven heeft gebracht, dat het vaag was en zij steeds wegviel. [verdachte] heeft haar broek uit gedaan en dingen gedaan die ze niet wilde.
De raadsman heeft een aantal redenen opgeworpen waarom [slachtoffer 1] in haar verklaringen niet de waarheid heeft gesproken. De verklaringen zijn, aldus de raadsman, tegenstrijdig en inconsistent. [slachtoffer 1] heeft voorts een motief om te liegen, zij liegt wel vaker en haar gemoedstoestand en gedrag na het voorval vallen, aldus de raadsman, niet te rijmen met een verkrachting
De rechtbank zal hierna op deze punten ingaan.
Tegenstrijdigheid en inconsistentie.
De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van [slachtoffer 1] op onderdelen tegenstrijdig en/of inconsistent zijn, bijvoorbeeld als het gaat om het wel of geen seks hebben gehad met [medeverdachte 1] . Dit maakt dat de rechtbank met (de bewijswaarde van) de verklaringen van [slachtoffer 1] behoedzaam moet omgaan.
De rechtbank constateert echter ook dat [slachtoffer 1] kort na de gebeurtenis zowel tegenover haar moeder als in het informatieve gesprek bij de politie en haar latere verklaring bij de politie consistent heeft verklaard over het feit dat zij met [getuige 1] is gaan indrinken bij [verdachte] . Dat ze bij [verdachte] alcohol heeft gedronken en dat ze boven seks met [verdachte] heeft gehad en dat ze op het moment dat het gebeurde niet echt iets kon doen, omdat zij wegviel. De verklaringen van [slachtoffer 1] daarover zijn in de kern consistent.
Steunbewijs.De rechtbank is van oordeel dat deze verklaringen ook op belangrijke punten worden ondersteund door ander bewijs, namelijk de verklaring van verdachte dat er boven tussen hem en [slachtoffer 1] seks heeft plaatsgevonden, de DNA-match en de verklaring van [getuige 1] dat [slachtoffer 1] op het moment voordat ze naar boven ging ladderzat was, dat ze niet meer kon lopen en de hele tijd van de bank viel.
Motief.
Voor de suggestie van de raadsman dat sprake zou zijn van een motief bij [slachtoffer 1] om onjuist te verklaren, heeft de rechtbank in het dossier noch in hetgeen is besproken ter terechtzitting aanknopingspunten gevonden.
De omstandigheid dat [slachtoffer 1] wellicht eerder tegen haar ouders heeft gelogen over bepaalde onderwerpen, betekent niet dat zij ook in dit geval in haar verklaring tegenover haar moeder en de politie niet de waarheid heeft verklaard.
Ook de omstandigheid dat de ouders van [slachtoffer 1] hebben verklaard dat [slachtoffer 1] ver kan gaan in de omgang met jongens, zegt naar het oordeel van de rechtbank niets over het waarheidsgehalte van de verklaringen van [slachtoffer 1] tegenover de politie.
Disclosure, gemoedstoestand en gedrag [slachtoffer 1] .
Meerdere getuigen hebben verklaard dat [slachtoffer 1] , toen ze die avond/nacht in de stad kwam, huilde en overstuur was. Tegenover [getuige 1] heeft [slachtoffer 1] op dat moment verklaard dat er wat was gebeurd daar thuis bij [verdachte] . Anders dan de verdediging, vindt de rechtbank de door getuigen beschreven gemoedstoestand van [slachtoffer 1] ondersteunend voor de betrouwbaarheid van haar verklaringen.
De verdediging heeft gesteld dat het gedrag van [slachtoffer 1] , nadat zij uit het pand in [locatie 1] is vertrokken, opvallend is. Gezien de overige bewijsmiddelen, vindt de rechtbank niet dat de omstandigheden dat [slachtoffer 1] nadien nog uit is gegaan in de stad en later die nacht nog seks heeft gehad met een andere jongen, afbreuk doen aan de betrouwbaarheid en de geloofwaardigheid van de verklaringen van [slachtoffer 1] .
Conclusie rechtbank ten aanzien van de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 1] .
De rechtbank is, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 1] betrouwbaar en geloofwaardig zijn en ziet ook voor het overige geen reden om aan de betrouwbaarheid van haar verklaringen te twijfelen. De rechtbank verwerpt dan ook de verweren van de verdediging met betrekking tot de (on)betrouwbaarheid van het bewijs.
De bewijsbeoordeling ten aanzien van feit 1, primair:
Vaststaat dat op 19 en/of 20 januari 2019 te ’s-Hertogenbosch gemeenschap tussen verdachte en [slachtoffer 1] heeft plaatsgevonden. Dat heeft verdachte erkend.
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte [slachtoffer 1] door geweld, bedreiging met geweld en/of een of meer andere feitelijkheden heeft gedwongen tot het ondergaan van de door hem gepleegde seksuele handelingen. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 1 primair ten laste gelegde feit.
Bewijsoverwegingen en de bewijsbeoordeling ten aanzien van feit 1, subsidiair::
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat zij de verklaringen van [slachtoffer 1] in de kern betrouwbaar acht. De rechtbank is van oordeel dat haar verklaringen op belangrijke onderdelen worden ondersteund door verklaringen van anderen en door objectief steunbewijs.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat ze zich na twee drankjes voelde inzakken. Ze is met [verdachte] boven geweest. Ze zag op dat moment wel wat er gebeurde, maar ze kon niet echt iets doen. Ze beschrijft dat ze het als een droom heeft ervaren. Boven heeft [verdachte] haar kleding uitgedaan, hij heeft vervolgens zijn eigen kleding uitgedaan en is op haar gaan liggen. Hij heeft zijn penis in haar vagina gedaan en is in haar klaar gekomen.
Dat deze seks heeft plaatsgevonden wordt bevestigd door de verklaring van verdachte en de door het NFI geconstateerde DNA-match met het DNA van verdachte met betrekking tot een spermaspoor, aangetroffen op de onderbroek van [slachtoffer 1] .
De verklaring van [slachtoffer 1] dat zij zich wazig voelde, steeds wegviel en zich moeilijk kon bewegen, wordt ondersteund door de verklaring van [getuige 1] . Zij zegt namelijk dat [slachtoffer 1] ‘ladderzat’ was, niet meer kon lopen en telkens van de bank viel. [slachtoffer 1] is meegenomen naar boven. [slachtoffer 1] kon niet meer staan, als ze ergens ging zitten of liggen, dan viel ze in slaap.
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte op 19 en/of 20 januari 2019 te ’s-Hertogenbosch met [slachtoffer 1] seks heeft gehad, waarbij hij zijn penis in de vagina van [slachtoffer 1] heeft gebracht, gehouden en bewogen.
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen ook vast dat [slachtoffer 1] op dat moment in staat van verminderd bewustzijn was en daardoor niet meer in staat was haar wil te bepalen of kenbaar te maken. De rechtbank merkt in dit verband op dat de verklaring van [getuige 1] dat [slachtoffer 1] ‘ladderzat’ was, een interpretatie van [getuige 1] is. De rechtbank leidt uit die verklaring en die van [slachtoffer 1] af dat [slachtoffer 1] in ieder geval in staat van verminderd bewustzijn verkeerde en dat dit duidelijk kenbaar was voor [getuige 1] en dus ook voor de andere aanwezigen onder wie verdachte. Verdachte heeft naar aanleiding daarvan aan [slachtoffer 1] voorgesteld om boven te gaan liggen. Daarmee stelt de rechtbank ook vast dat verdachte wist dat [slachtoffer 1] in staat van verminderd bewustzijn verkeerde.
Ten slotte overweegt de rechtbank ten aanzien van de vastgestelde staat van verminderd bewustzijn, waarin [slachtoffer 1] verkeerde, het volgende.
De urine van [slachtoffer 1] is na het voorval afgenomen en onderzocht. Tussen het voorval en de urineafname is tenminste 13,5 uren gelegen. Uit dit onderzoek is gebleken dat op grond van de resultaten van het toxicologisch onderzoek een beïnvloeding van het bewustzijn/gedrag door ethanol (alcohol), drugs, geneesmiddelen en/of bestrijdingsmiddelen ten tijde van de urineafname niet kan worden geconcludeerd.
De uitslag van dit onderzoek sluit echter, naar het oordeel van de rechtbank, gelet op de tijd die tussen het voorval en de afname heeft gezeten, geenszins uit dat op het moment van het voorval sprake was van een verminderd bewustzijn bij [slachtoffer 1] door alcohol en/of een ander middel. De bevindingen van het urine-onderzoek doen dan ook geen afbreuk aan de door de rechtbank als bewijsmiddel gebezigde verklaringen van [slachtoffer 1] en [getuige 1] .
Conclusie:
De rechtbank acht het onder 1 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna bewezen is verklaard.
De rechtbank is het met de officier van justitie eens dat er onvoldoende bewijs is voor het ten laste gelegde medeplegen. Verdachte zal dan ook ten aanzien van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Bewijsoverwegingen en de bewijsbeoordeling ten aanzien van feit 2 (algemeen):
De betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 2] .
[slachtoffer 2] heeft op 22 april 2019, zeer kort nadat ze is vertrokken uit het pand van verdachte in [locatie 1] , tegen twee verbalisanten die op de melding zijn afgekomen bij haar thuis haar verhaal gedaan. Diezelfde nacht heeft een informatief gesprek met [slachtoffer 2] plaatsgevonden.
De volgende dag (24 april 2019) heeft [slachtoffer 2] aangifte gedaan van verkrachting en heeft zij een uitgebreide verklaring afgelegd. Op 3 juni 2019 is [slachtoffer 2] nogmaals door de politie gehoord en op 29 maart 2021 is [slachtoffer 2] , op verzoek van de verdediging, nogmaals gehoord in aanwezigheid en onder supervisie van de rechter-commissaris. [slachtoffer 2] is dus in totaal vijf keer gehoord.
Door de verdediging zijn in deze zaak -kort gezegd- vier redenen aangevoerd waarom de verklaringen van [slachtoffer 2] onbetrouwbaar en ongeloofwaardig zouden zijn, namelijk:
  • de verklaringen van [slachtoffer 2] zijn op belangrijke punten tegenstrijdig en inconsistent en in strijd met objectief ander bewijs;
  • [slachtoffer 2] heeft motieven om te liegen en een valse aangifte te doen;
  • de persoon van [slachtoffer 2] en haar vrije, seksuele moraal;
  • opvallende feiten met betrekking tot de disclosure en de gemoedstoestand van [slachtoffer 2] .
De rechtbank zal hierna op deze punten ingaan.
Tegenstrijdigheid en inconsistentie in de verklaringen.
De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van [slachtoffer 2] op onderdelen tegenstrijdig en/of inconsistent zijn. Dit maakt dat de rechtbank met (de bewijswaarde van) de verklaringen van [slachtoffer 2] behoedzaam moet omgaan.
De rechtbank constateert ook dat [slachtoffer 2] in haar verklaringen telkens heeft verklaard dat zij in het pand in [locatie 1] is geweest, dat er plotseling een overmacht aan jongens was, dat zij zich niet goed voelde en niet goed in staat was te reageren en dat zij door de aanwezige jongens is gedwongen seks met hen te hebben. Zij heeft jongens moeten pijpen en meerdere jongens hebben haar tegen haar wil in van achteren vaginaal gepenetreerd. De verklaringen van [slachtoffer 2] daarover zijn naar het oordeel van de rechtbank in de kern consistent.
De meest in het oog springende tegenstrijdigheid is dat [slachtoffer 2] in eerste instantie tijdens het informatief gesprek en/of in een Snapchat-contact met [medeverdachte 1] heeft verklaard dat [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] niets hebben gedaan. In de aangifte heeft ze echter verklaard dat [verdachte] met zijn piemel in haar kut is geweest, dat [medeverdachte 1] niets heeft gedaan en dat ze niet weet of [medeverdachte 3] heeft meegedaan. In haar verklaring van 3 juni 2019 heeft ze pas belastend verklaard over [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] . Zij heeft toen verklaard dat [medeverdachte 1] haar vaginaal heeft gepenetreerd en dat zij [medeverdachte 3] heeft moeten pijpen.
In haar verklaring van 3 juni 2019 heeft [slachtoffer 2] uitgelegd waarom ze in eerste instantie niet belastend heeft verklaard over deze drie verdachten. Ze was bang voor hen en ze wilde daarmee bereiken dat [medeverdachte 1] en/of [verdachte] geen contact met haar zou zoeken. Daarnaast kennen verdachten en zij dezelfde mensen en was ze bang dat verdachten deze mensen tegen haar op zouden zetten. Ten aanzien van [medeverdachte 3] heeft ze nog aangegeven dat ze er in eerste instantie niet bij stil had gestaan dat de jongen die ze als eerste heeft gepijpt [medeverdachte 3] was. Ze had [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] ontmoet die middag bij de [locatie 2] in Rosmalen. [verdachte] kende ze al en [medeverdachte 1] was heel aanwezig. [medeverdachte 3] was stiller en viel daardoor niet zo voor haar op. De rechtbank acht deze uitleg niet zonder meer onaannemelijk.
Het gegeven dat [slachtoffer 2] zeer belastende verklaringen heeft afgelegd ten aanzien van personen over wie zij eerst in ontlastende zin heeft verklaard, maakt echter wel dat de rechtbank deze belastende verklaringen met grote behoedzaamheid zal benaderen en enkel voor het bewijs zal bezigen voor zover ze worden ondersteund door andere, deugdelijke bewijsmiddelen. De rechtbank stelt in dit verband vast dat de verklaring van [slachtoffer 2] dat [verdachte] en [medeverdachte 1] met hun penis in haar vagina zijn geweest, wordt ondersteund door de resultaten van het DNA-onderzoek en de verklaringen van [medeverdachte 1] en verdachte. Wat betreft de identificatie van [medeverdachte 3] aan de hand van zijn kleding door [slachtoffer 2] geldt echter dat deze evident in strijd is met de objectieve bewijsmiddelen, zoals de beschrijving door een verbalisant van de kleding die [medeverdachte 3] die avond blijkens de camerabeelden droeg, te weten een zwart shirt met in het wit een afbeelding van een schedel. Dit maakt dat de rechtbank de verklaring van [slachtoffer 2] op dit punt niet bruikbaar acht voor het bewijs en derhalve buiten beschouwing zal laten.
De eventuele strafbare betrokkenheid van [medeverdachte 3] zal dus op basis van andere bewijsmiddelen moeten worden vastgesteld. Hierop zal de rechtbank verderop in het vonnis terugkomen.
In de aangifte heeft [slachtoffer 2] verklaard dat ze licht in haar hoofd was en boven op bed is gaan zitten. [medeverdachte 1] was bij haar. Ze zag vijf jongens. [verdachte] kwam de kamer inlopen. Ze realiseerde zich later pas dat het [verdachte] was. Ze voelde zich suf en moe. [verdachte] kwam naar haar toe. Toen kwamen al die jongens binnen en gingen ze gelijk aan haar zitten. Ze zakte een beetje weg en viel bijna in slaap. Ze heeft een jongen moeten pijpen. Een jongen die achter haar stond, heeft haar vervolgens vaginaal gepenetreerd. Ze heeft nog een jongen moeten pijpen, terwijl de jongens achter haar wisselden en met hun penis in haar vagina gingen.
Toen de tweede jongen in haar zat, zag ze ineens vier personen binnen komen, onder wie een dikke jongen.
Uit de camerabeelden in en/of bij het pand blijkt dat omstreeks 22:13:40 uur [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] het pand binnen komen. Omstreeks 22:20:21 uur komen verdachte en [medeverdachte 6] (hierna: [medeverdachte 6] ) het pand binnen. [medeverdachte 1] heeft telkens in zijn onderbroek de deur voor hen opengemaakt.
Omstreeks 22:58:50 uur komen [medeverdachte 2] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 7] (hierna: [medeverdachte 7] ) het pand binnen. Op grond van de camerabeelden stelt de rechtbank vast dat die avond om 22:58:50 uur in totaal acht jongens in het pand waren en dat vanaf 22:20:21 uur vijf van deze jongens, al in het pand waren. Eén van die jongens is [medeverdachte 1] . Hij was al die tijd al samen met [slachtoffer 2] in het pand.
In het licht van deze camerabeelden gaat de rechtbank ervan uit dat de door [slachtoffer 2] genoemde eerste vijf personen qua aantal niet kan kloppen en dat dit vier personen moet zijn, ervan uitgaande dat [medeverdachte 1] op dat moment bij haar was. Ook kan het achter elkaar pijpen van de twee jongens, niet zo zijn gegaan als zij heeft verklaard, gelet op het signalement dat zij over de tweede persoon heeft gegeven. Dit signalement lijkt namelijk te slaan op [medeverdachte 5] , die pas vanaf 22:58:50 in het pand aanwezig was.
De rechtbank stelt op basis van de verklaringen van [slachtoffer 2] vast dat ze op het moment van het gebeuren suf en moe was. Aan te nemen valt dat dit van invloed is geweest op haar waarnemingsvermogen. Verder blijkt uit haar verklaringen in combinatie met de camerabeelden dat sprake was van een voor [slachtoffer 2] onverwachte, onoverzichtelijke en stressvolle situatie. Zij was in een voor haar onbekend pand met uiteindelijk acht voor haar onbekende of nagenoeg onbekende jongens van wie een aantal in relatief korte tijd vergaande seksuele handelingen met haar heeft verricht, deels gelijktijdig, deels opvolgend.
Dat zij in haar verklaringen op onderdelen wisselend en/of onjuist heeft verklaard over het aantal personen, de rol van de verschillende personen en de volgorde waarin het een en ander heeft plaatsgevonden en de situatie achteraf voor zichzelf heeft gereconstrueerd, maakt in het licht van het voorgaande haar verklaringen naar het oordeel van de rechtbank niet zonder meer ongeloofwaardig en onbetrouwbaar. Wel noopt de vaststelling dat de verklaringen van [slachtoffer 2] op onderdelen in strijd zijn met objectieve bewijsmiddelen de rechtbank temeer tot het met extra behoedzaamheid benaderen van de verklaringen en het verlangen van deugdelijk steunbewijs alvorens deze verklaringen voor het bewijs te gebruiken.
In dat verband stelt de rechtbank vast dat de verklaring van [slachtoffer 2] dat er in de avond van 22 april 2019 in het pand van verdachte in [locatie 1] in korte tijd tussen haar en een aantal voor haar geheel tot nagenoeg onbekende jongens seksuele handelingen hebben plaats gevonden, bestaande uit pijpen en het vaginaal penetreren in belangrijke mate wordt ondersteund door objectief bewijs, namelijk DNA-matches met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 5] en verdachte en de camerabeelden in/bij het pand, en verklaringen van een aantal verdachten.
Al met al is de rechtbank van oordeel dat de inconsistenties en tegenstrijdigheden in de verklaringen van [slachtoffer 2] , niet van dien aard zijn dat haar verklaringen op die grond als onbetrouwbaar moeten worden aangemerkt.
Motief.
Door de verdediging zijn meerdere motieven aangedragen waarom [slachtoffer 2] niet de waarheid zou hebben verklaard.
De rechtbank constateert dat dit speculatieve opmerkingen of gissingen zijn, die niet worden onderbouwd door feiten. Voor de suggestie van de verdediging dat sprake zou zijn van een motief bij [slachtoffer 2] om valse verklaringen af te leggen, heeft de rechtbank in het dossier noch in hetgeen is besproken ter terechtzitting aanknopingspunten gevonden.
De persoon van en de seksuele moraal van [slachtoffer 2] .
De verdediging heeft aangevoerd dat, gelet op het feit dat [slachtoffer 2] op seksueel gebied volop actief is, het niet moeilijk voorstelbaar is dat zij één op één seks heeft gehad met haar volledige instemming.
De rechtbank is van oordeel dat het feit dat [slachtoffer 2] seksueel actief is en op internet zoekslagen heeft gedaan naar onderwerpen op seksueel vlak, niets afdoet aan de betrouwbaarheid van haar verklaringen. Hierbij merkt de rechtbank op dat de stelling van de verdediging dat er tussen [slachtoffer 2] en verdachte met wederzijdse instemming één op één seksueel contact is geweest, geheel in strijd is met de verklaringen van [slachtoffer 2] over wat er op de bewuste avond gebeurd is op seksueel gebied tussen haar en een aantal verdachten.
Door de verdediging is in dit verband ook gesteld dat er op 22 april 2019 in het pand van verdachte eerst vrijwillige seks heeft plaatsgevonden tussen [medeverdachte 1] en [slachtoffer 2] . Dit zou gebeurd zijn gedurende de tijd dat [slachtoffer 2] en [medeverdachte 1] met zijn tweeën in het pand aanwezig waren (vanaf 21.44 uur tot 22.13 uur). Deze vrijwillige seks valt volgens de verdediging niet te rijmen met de door [slachtoffer 2] beschreven onvrijwillige seks met meerdere jongens later op de avond.
De rechtbank overweegt in dit kader dat [medeverdachte 1] om 21.44 uur terugkomt bij het pand van verdachte, waar [slachtoffer 2] op dat moment alleen is.
Opgemerkt wordt dat op camerabeelden van het moment dat [slachtoffer 2] eerder die avond met haar vriendinnen binnenkomt is te zien welke kleding [slachtoffer 2] aan heeft, waaronder een broek met gaten ter hoogte van de knieën.
De rechtbank neemt vervolgens op de camerabeelden waar dat [slachtoffer 2] om 21:51:36 uur volledig gekleed is en de kleding en het tasje draagt die ze eerder op de avond ook droeg. Dat [slachtoffer 2] haar broek op dat moment nog aan heeft, stelt de rechtbank vast op basis van de verkleuringen die te zien zijn ter hoogte van de knieën. Deze verkleuringen passen bij het gegeven dat [slachtoffer 2] die avond een broek droeg met gaten ter hoogte van de knieën.
Dat [slachtoffer 2] en [medeverdachte 1] - vrijwillige - seks hebben gehad vóór dit moment, zoals [medeverdachte 1] stelt bij zijn getuigenverhoor bij de rechter-commissaris, acht de rechtbank, alleen al gelet op de zeer korte tijdspanne tussen het moment dat [medeverdachte 1] weer bij het pand aankomt en het moment dat [slachtoffer 2] , volledig gekleed, in beeld komt, zeer onaannemelijk.
[medeverdachte 1] heeft zich bij de politie eerst op zijn zwijgrecht beroepen, maar verklaart uiteindelijk dat hij vrijwillige seks heeft gehad met [slachtoffer 2] voordat de andere jongens er waren. Zijn verklaring hierover is vaag en zeer summier.
Er zijn in het dossier wel aanwijzingen te vinden voor vrijwillige seks tussen [slachtoffer 2] en [medeverdachte 1] :
- [medeverdachte 1] opent om 22:13 uur in zijn onderbroek de deur van het pand voor [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] . Tot dat moment waren [medeverdachte 1] en [slachtoffer 2] met zijn tweeën in het pand;- [slachtoffer 2] heeft eerder op de avond op haar telefoon gezocht naar informatie over ‘Kamagra’;
- [slachtoffer 2] heeft verklaard dat ze [medeverdachte 1] een knappe/leuke jongen vond.
[slachtoffer 2] heeft gemotiveerd ontkend dat zij vrijwillig seks heeft gehad met [medeverdachte 1] en volhardt na confrontatie met mogelijke aanwijzingen voor vrijwillig seksueel contact in deze ontkenning. De rechtbank ziet al met al geen reden om aan dit deel van de verklaring van [slachtoffer 2] te twijfelen. De hierboven genoemde aanwijzingen zijn niet zonder meer redengevend voor het aannemen van vrijwillige seks en sluiten de verklaring van [slachtoffer 2] dat geen vrijwillige seks heeft plaatsgevonden zeker niet uit. Verder zijn de verklaringen van [medeverdachte 1] op dit punt, zoals hiervoor reeds overwogen, vaag en zeer summier.
De disclosure en gemoedstoestand.
Uit het dossier blijkt dat [slachtoffer 2] na haar vertrek uit het pand, zodra zij alleen was, haar ex-vriend heeft gebeld en heeft verteld dat ze is verkracht. Bij het gesprek met haar ex-vriend was ze emotioneel. Bij thuiskomst die avond heeft [slachtoffer 2] ook aan haar moeder verteld dat jongens aan haar hadden gezeten en heeft ze meteen een vriendin gebeld. Ze was ook daarbij emotioneel. Ook de verbalisanten, die die nacht na de melding naar de woning van [slachtoffer 2] zijn gegaan, troffen [slachtoffer 2] huilend aan. Dat haar moeder heeft verklaard dat [slachtoffer 2] thuis kwam en vrolijk begon, betekent niet dat geen waarde kan worden gehecht aan het feit dat ze kort daarna emotioneel werd. De rechtbank ziet daarin, anders dan de verdediging, geen aanleiding te twijfelen aan de betrouwbaarheid van haar verklaringen.
Anders dan de verdediging, vindt de rechtbank de gemoedstoestand van [slachtoffer 2] , kort na de gebeurtenissen in het pand van verdachte, ondersteunend aan de betrouwbaarheid van haar verklaringen.
Conclusie rechtbank ten aanzien van de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 2] .
De rechtbank is, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 2] over het geheel genomen betrouwbaar en geloofwaardig zijn en ziet ook voorts geen reden om aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 2] te twijfelen. De rechtbank verwerpt dan ook de verweren van de verdediging met betrekking tot de (on)betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 2] .
Waar [slachtoffer 2] op voor de beoordeling van de tenlastelegging relevante punten tegenstrijdig, inconsistent of in strijd met objectieve bewijsmiddelen heeft verklaard, wordt haar verklaring slechts door de rechtbank voor het bewijs gebruikt voor zover deze wordt ondersteund door deugdelijke andere bewijsmiddelen.
Bewijsoverwegingen en de bewijsbeoordeling ten aanzien van feit 2 primair:
De rechtbank acht de verklaringen van [slachtoffer 2] , zoals hiervoor overwogen in de kern betrouwbaar. De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer 2] op relevante onderdelen wordt ondersteund door ander, deels objectief steunbewijs.
De verklaring van [slachtoffer 2] .
[slachtoffer 2] heeft onder meer verklaard dat zij met [medeverdachte 1] boven was en dat zij zich licht in haar hoofd voelde. Vijf jongens kwamen binnen. Ze begonnen aan haar te zitten. Ze voelde geen kracht in haar armen en zakte een beetje weg. Ze werd tegen het bed geduwd en hardhandig gedwongen te pijpen. Terwijl ze heeft gepijpt, stonden er jongens achter haar. Deze jongens hebben hun penis in haar vagina gedaan. Ze heeft twee jongens moeten pijpen. Terwijl een van de jongens met zijn penis in haar vagina zat, sloegen anderen op haar kont. De jongens achter haar wisselden en stopten telkens hun penis in haar vagina. Toen de tweede jongen in haar zat, zag ze ineens vier jongens binnen komen. Een van de jongens draaide zich meteen om en zei: ‘doe normaal’. De andere drie jongens zijn alle drie met hun penis in haar vagina geweest.
Disclosure getuigen.
[slachtoffer 2] heeft meteen na het gebeuren telefonisch contact gezocht met een ex-vriend en ze heeft hem emotioneel verteld dat ze is gedwongen tot seks. Ook bij thuiskomst heeft ze aan haar moeder en aan een vriendin verteld dat ze is verkracht. Ze was daarbij emotioneel. Het feit dat de verklaringen van [slachtoffer 2] en deze getuigen niet geheel overeenkomen met betrekking tot de bewoordingen die door [slachtoffer 2] zijn gebruikt, maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat deze verklaringen onbruikbaar zijn voor het bewijs. De strekking is dat [slachtoffer 2] tegenover deze getuigen in emotionele toestand heeft verklaard dat meerdere jongens seks met haar hebben gehad, terwijl ze dat niet wilde.
Het objectief steunbewijs.
Na de aangifte van [slachtoffer 2] zijn de camerabeelden van het pand aan de [locatie 1] van dat moment bekeken en beschreven.
Op de camerabeelden is te zien dat omstreeks 22:13:40 uur [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] het pand binnen komen. Omstreeks 22:20:21 uur komen verdachte en [medeverdachte 6] het pand binnen en omstreeks 22:58:50 uur komen [medeverdachte 2] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 7] het pand binnen. Zij lopen na binnenkomst meteen naar [ruimte] , zijnde de ruimte die toegang biedt tot de trap naar de bovenverdieping waar de seksuele handelingen hebben plaatsgevonden. Op deze beelden is te zien dat [medeverdachte 1] meermalen in zijn onderbroek de deur van het pand opent voor de medeverdachten die aan de deur staan. Op deze beelden is tevens te zien dat [medeverdachte 4] in alleen een onderbroek, verdachte met zijn onderbroek onder zijn billen en [medeverdachte 3] met een openstaande broek door het pand lopen.
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat ze vijf jongens heeft gevoeld, die haar van achteren vaginaal gepenetreerd hebben. Ze heeft er maar twee echt gezien. Sommige jongens zijn vaker in haar geweest. Twee jongens waren donker getint.
De verklaring van [slachtoffer 2] , dat meerdere jongens met hun penis in haar vagina zijn geweest, wordt ondersteund door de inhoud van de NFI-rapportages, waaruit blijkt dat er spermasporen op de binnen- en buitenzijde van de string van [slachtoffer 2] zijn aangetroffen, die matchen met het DNA van verdachte. Daarnaast zijn er spermasporen aangetroffen diep vaginaal, op de binnenste schaamlippen, het voorhof en op het anus oppervlak van [slachtoffer 2] die matchen met het DNA van [medeverdachte 1] en zijn er spermasporen op de binnenste schaamlippen van [slachtoffer 2] aangetroffen die matchen met het DNA van [medeverdachte 5] .
Verklaringen van verdachte, [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] .
Tevens blijkt uit de bij de politie afgelegde verklaringen van verdachte dat hij seks heeft gehad met [slachtoffer 2] , terwijl anderen binnen kwamen. Hij heeft verklaard dat [medeverdachte 1] , toen hij de deur voor verdachte open deed, zei dat hij boven moest gaan kijken en daarop begon te lachen. Verdachte wist dan wel wat er gaande was en is naar boven gegaan. Boven waren [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] en hij zag dat [slachtoffer 2] seks had met een van beide jongens. Verdachte is de ruimte in gelopen. Toen hij seks met [slachtoffer 2] had, stonden anderen daar naakt en zij bleven in de buurt. [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en hijzelf hebben daar allemaal naakt gestaan.
Hij weet dat [medeverdachte 1] ook seks met [slachtoffer 2] heeft gehad. [medeverdachte 3] heeft [slachtoffer 2] laten pijpen en hij heeft haar geneukt. Hij heeft gezien dat [medeverdachte 4] dingen met [slachtoffer 2] heeft gedaan; hij heeft hem naakt gezien.
Hij heeft gezien dat [medeverdachte 5] [slachtoffer 2] heeft geneukt. Tevens heeft hij verklaard dat [medeverdachte 6] boven is geweest en dat [medeverdachte 7] en [medeverdachte 2] meer aan het kijken waren voor de lol.
[medeverdachte 4] heeft bij de politie verklaard dat hij seks (neuken) heeft gehad met [slachtoffer 2] in het pand van [verdachte] .
[medeverdachte 5] heeft bij de politie verklaard dat hij heeft geprobeerd seks met [slachtoffer 2] te hebben.
[medeverdachte 6] heeft verklaard dat hij de bewuste avond in het pand in [locatie 1] is geweest en dat hij de trap op is gelopen om te kijken wat daar speelde. Volgens hem waren er daar meer dan twee aanwezig. Zij waren allemaal bezig en waren met heel veel mensen.
Hebben de seksuele handelingen plaatsgevonden?
Op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden, zoals deze blijken uit de bewijsmiddelen, stelt de rechtbank vast dat meerdere jongens, onder wie verdachte, tegelijk en/of in elkaars aanwezigheid, seks hebben gehad met [slachtoffer 2] , waarbij zij haar lichaam seksueel zijn binnengedrongen.
Zoals hiervoor overwogen gaat de rechtbank er in het licht van de camerabeelden vanuit dat de door [slachtoffer 2] genoemde eerste vijf personen qua aantal niet kan kloppen en stelt de rechtbank vast dat dit een groep van vier personen moet zijn, ervan uitgaande dat [medeverdachte 1] op dat moment bij haar was.
Ten aanzien van de betrokkenheid van [medeverdachte 3] geldt het navolgende: Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, kunnen de verklaringen van [slachtoffer 2] voor zover die zien op de identificatie van [medeverdachte 3]
,niet gebruikt worden als bewijs voor de strafbare betrokkenheid van [medeverdachte 3] .
De rechtbank stelt echter op basis van de verklaring van verdachte vast dat [medeverdachte 3] door [slachtoffer 2] is gepijpt en dat hij haar vaginaal heeft gepenetreerd. De rechtbank ziet geen reden om deze verklaring van verdachte niet te volgen. Bovendien wordt de verklaring ondersteund door de camerabeelden, waarop te zien is dat [medeverdachte 3] enkele minuten voór verdachte het pand binnen gaat, meermalen naar [ruimte] loopt en op enig moment ook in beeld komt met zijn broek open.
Met betrekking tot de jongens die [slachtoffer 2] heeft gepijpt overweegt de rechtbank als volgt.
De beschrijvingen die [slachtoffer 2] heeft gegeven in haar aangifte van de tweede jongen, die ze heeft moeten pijpen, past bij de beschrijvingen van één van de personen op de camerabeelden, te weten [medeverdachte 5] . De tweede persoon kan derhalve worden geïdentificeerd als [medeverdachte 5] . De rechtbank heeft hiervoor al overwogen dat het moment waarop [slachtoffer 2] zegt dat het pijpen van [medeverdachte 5] heeft plaatsgevonden, niet kan kloppen, gelet op het tijdstip dat hij het pand is binnen gekomen. Uit haar verklaring leidt de rechtbank echter wel af dat zij [medeverdachte 5] op enig moment die avond heeft gepijpt.
Nu verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer 2] [medeverdachte 3] heeft gepijpt stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 3] de eerste jongen is die [slachtoffer 2] heeft moeten pijpen.
Ten aanzien van verdachte, [medeverdachte 4] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] is sprake van seksuele binnendringing in de vagina.
Dat alleen sprake zou zijn geweest van één op één seks, zoals door verdachte ter terechtzitting is verklaard, wordt weerlegd door de bewijsmiddelen waaronder de eigen verklaring van verdachte, afgelegd bij de politie.
Verdachte is kort ná [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] in het pand gekomen en is meteen naar boven gegaan, waar hij zag dat [medeverdachte 4] of [medeverdachte 3] seks met [slachtoffer 2] had, waarna verdachte ook seks met haar heeft gehad in aanwezigheid van anderen.
Is er sprake van dwang?
Uit de bewijsmiddelen blijkt het navolgende.
Verdachte kwam kort na [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] in het pand. Hij maakte deel uit van de eerste groep jongens, die de kamer waarin [slachtoffer 2] zich bevond, binnen zijn gegaan. [medeverdachte 3] is achter [slachtoffer 2] gaan zitten. Hierop is zij door één van de jongens omgedraaid en gedwongen [medeverdachte 3] te pijpen, waarbij zij door meerdere jongens, onder wie verdachte, vaginaal is gepenetreerd. Een aantal verdachten stond naakt in de kamer en trok zich af. Verdachte en de medeverdachten hadden een fysiek en getalsmatig overwicht op [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] bevond zich bovendien in een voor haar onbekende omgeving.
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij zich licht in haar hoofd voelde en dat zij af en toe wegviel. Zij voelde zich suf en moe. Zij heeft in het begin gezegd: ‘doe normaal, wat is dit’. Tijdens het pijpen heeft zij meerdere keren haar hoofd geprobeerd weg te draaien, waarop haar hoofd hardhandig in de richting van de penis werd geduwd en aan haar haren werd getrokken. Daarbij werd gezegd: ‘gewoon luisteren kankerhoer’. Zij heeft gezegd dat ze niet wilde, maar daar werd om gelachen. Tijdens de seks hebben de jongens haar op haar kont geslagen, haar tegen het bed geduwd en de nagels in haar heupen geduwd.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden kan worden vastgesteld dat verdachte samen met anderen, door geweld en andere feitelijkheden [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen en dat het opzet van verdachte was gericht op het tegen de wil van [slachtoffer 2] ondergaan van deze seksuele handelingen.
De rechtbank is van oordeel dat [slachtoffer 2] zich niet aan deze seksuele handelingen heeft kunnen onttrekken, gelet op haar fysieke toestand op dat moment en het fysieke en getalsmatige overwicht van de jongens, die om haar heen stonden, elkaar afwisselden en zich op dat moment hardhandig richting [slachtoffer 2] gedroegen.
Zoals hiervoor overwogen, blijkt uit het dossier dat [slachtoffer 2] , kort na de gebeurtenissen in het pand van verdachte emotioneel was. In die omstandigheid ziet de rechtbank steun voor de hiervoor vastgestelde dwang.
De raadsman ziet in het geregistreerde contact tussen de telefoon van [slachtoffer 2] en de telefoon van haar ex-vriend [getuige 2] (hierna: [getuige 2] ) van 22.48 uur van 26 seconden een aanwijzing dat de seks niet tegen de wil van [slachtoffer 2] heeft plaatsgevonden.
De rechtbank gaat hier niet in mee.
Uit de telefoongegevens van de telefoon van [slachtoffer 2] kan worden geconcludeerd dat haar telefoon om 22.48 uur contact heeft gehad met de telefoon van [getuige 2] . Of er een gesprek heeft plaatsgevonden en zo ja, tussen wie, kan uit dit technisch bewijs niet worden afgeleid. Zowel [getuige 2] als [slachtoffer 2] zeggen dat er geen gesprek heeft plaatsgevonden tussen hen op dat tijdstip. Een andere oorzaak voor het contact tussen de telefoons van [slachtoffer 2] en [getuige 2] is geenszins uit te sluiten. De telefoon kan bijvoorbeeld, al dan niet per ongeluk, door iemand zijn aangeraakt, waardoor de telefoon contact legde met de telefoon van [getuige 2] .
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat ze ten tijde van het ten laste gelegde suf was en af en toe wegviel. Op grond van toxicologisch onderzoek kan een beïnvloeding van het bewustzijn van [slachtoffer 2] door ethanol (alcohol), drugs, geneesmiddelen en/of bestrijdingsmiddelen ten tijde van het voorval niet worden geconcludeerd, zo blijkt uit het NFI-rapport van 25 maart 2020, maar ook niet worden uitgesloten. Tussen het voorval en de bloedafname ligt ongeveer 7,5 uur. In deze periode neemt de concentratie van stoffen in het bloed doorgaans af door omzetting en uitscheiding. Concentraties van stoffen die snel uit het lichaam worden verwijderd en ten tijde van het voorval in het bloed aanwezig waren in een werkzame concentratie, kunnen in deze periode dusdanig afnemen dat ze niet meer aantoonbaar zijn met het uitgevoerde onderzoek.
De resultaten van het toxicologisch onderzoek doen naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet af aan de verklaringen van [slachtoffer 2] op dit punt.
Is er sprake van medeplegen?
De rechtbank oordeelt dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, waaraan verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd.
Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
De overige bewijsverweren.
Hetgeen de verdediging overigens ten aanzien van het bewijs ten verweer heeft betoogd vindt zijn weerlegging in de inhoud van de bewijsmiddelen die de rechtbank voor de afzonderlijke feiten heeft gebezigd. De rechtbank heeft in het strafdossier noch het verhandelde ter terechtzitting aanknopingspunten gevonden die maken dat aan de inhoud van die bewijsmiddelen behoort te worden getwijfeld.
Conclusie.
De rechtbank acht het onder 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna bewezen is verklaard.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de in de bewijsbijlage uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
1.
subsidiair:
op 19 en/of 20 januari 2019 te ’s-Hertogenbosch met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] 2003), van wie hij wist dat deze in
staat van verminderd bewustzijn verkeerde, handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , immers heeft verdachte
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 1] gebracht en gehouden en bewogen.
2.
primair:
op 22 april 2019 te ‘s-Hertogenbosch, tezamen en in vereniging met anderen,
door geweld en een andere feitelijkheid [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 3] 2004) heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , immers hebben verdachte
en/of zijn mededaders
- meermalen hun penis in de mond van die [slachtoffer 2]
gebracht en geduwd en/of het hoofd van die [slachtoffer 2] in de richting van
hun penis geduwd en zich vervolgens laten pijpen door die [slachtoffer 2]
en
- meermalen hun penis in de vagina van die [slachtoffer 2] gebracht en/of gehouden en/of bewogen,
en bestaande dat geweld en die andere feitelijkheid hierin dat verdachte en/of zijn
mededaders:
- die [slachtoffer 2] heeft/hebben geslagen en/of geduwd en/of aan haar hoofd en/of

haren getrokken en/of bij haar nek gepakt en

- zijn/hun nagels in de heupen en/of zij, van die [slachtoffer 2]

heeft/hebben geduwd en

- die [slachtoffer 2] tegen/op het bed hebben geduwd en
- achter die [slachtoffer 2] is/zijn gaan liggen en/of zitten en/of staan en
- die [slachtoffer 2] dreigend de woorden hebben toegevoegd: ‘Gewoon luisteren

kankerhoer’ en

- een fysiek overwicht hebben gehad op die [slachtoffer 2] , omdat verdachte
en zijn mededaders getalsmatig in de meerderheid waren en omdat die
[slachtoffer 2] zich zwak voelde en/of zich niet kon verzetten.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft voor feit 1 subsidiair en feit 2 primair gevorderd aan verdachte de volgende straf en maatregelen op te leggen:
- een jeugddetentie van 24 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarden van -kort gezegd- meewerken aan een behandeling bij Reinier van Arkel groep te Vught of soortgelijke instelling, een meldplicht bij de reclassering, een contactverbod, direct en indirect, met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en een locatieverbod voor de [wijk] te [gemeente] met dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden;
- de vrijheidsbeperkende maatregelen 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) te weten een locatieverbod voor de [wijk] en een contactverbod met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] voor de duur van vijf jaar. Bij iedere overtreding dient een week jeugddetentie te worden opgelegd.
De officier van justitie heeft tevens de dadelijke uitvoerbaarheid van de vrijheidsbeperkende maatregelen gevorderd.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft aangevoerd dat bij een strafoplegging het minderjarigenstrafrecht dient te worden toegepast, nu verdachte minderjarig was ten tijde van het ten laste gelegde. Voor een uitzondering op de regel bestaat geen aanleiding.
Een contactverbod met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en de dadelijke uitvoerbaarheid van dit contactverbod is niet nodig. De feiten zijn van jaren geleden en in de tussentijd is er niks voorgevallen. Verdachte heeft geen enkele behoefte aan contact met hen. Een locatieverbod voor de [wijk] is evenmin, aldus de raadsman, op zijn plaats.
De raadsman heeft verzocht de voorlopige hechtenis, die al is geschorst, op te heffen.
Mocht de rechtbank een vrijheidsbenemende straf opleggen langer dan het voorarrest dan verzoekt de raadsman de voorlopige hechtenis opnieuw te schorsen.
Het oordeel van de rechtbank.
De op te leggen straf.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft in april 2019 deel uitgemaakt van een groep jongens, die zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting van [slachtoffer 2] . Zij was in de veronderstelling met een aantal mensen te gaan chillen in de chillruimte van verdachte. Terwijl zij later die avond met één van de jongens in het pand was overgebleven, kwamen er steeds meer jongens bij die seks met haar wilden. [slachtoffer 2] voelde zich niet goed en was niet in staat adequaat te reageren. Ze heeft vervolgens gedurende ongeveer een uur tegen haar wil onbeschermde seks met meerdere, voor haar onbekende en nagenoeg onbekende jongens gehad. Zij heeft onder meer twee jongens moeten pijpen, terwijl zij achtereenvolgens door meerdere jongens van achteren vaginaal is gepenetreerd. De jongens hebben hierbij de regie gevoerd en op geen enkele wijze rekening gehouden met de belangen van [slachtoffer 2] . Het vond plaats in een relatief kleine slaapkamer, waar [slachtoffer 2] werd omringd door meerdere jongens. Dit alles moet zeer vernederend voor [slachtoffer 2] zijn geweest. De jongens hebben haar respectloos behandeld door haar uit te lachen als ze zei dat ze iets niet wilde en haar hardhandig te behandelen. Uit niets blijkt dat verdachte of één van de andere jongens zich op enig moment heeft afgevraagd hoe dit alles voor [slachtoffer 2] was en/of zij aan het hele gebeuren ook enig plezier beleefde.
[slachtoffer 2] was ten tijde van de verkrachting 15 jaar.
Verdachte kende haar nauwelijks en heeft na binnenkomst in zijn pand direct zijn eigen lustgevoelens op haar botgevierd en zich niet bekommerd om de gevoelens en belangen van [slachtoffer 2] .
Een paar maanden eerder, in januari 2019, heeft verdachte seks gehad met [slachtoffer 1] , die in staat van verminderd bewustzijn verkeerde en daardoor niet goed in staat was haar wil te bepalen en weerstand te beiden. Zij was voor hem een ‘gemakkelijke prooi’ en ook hier heeft hij zonder scrupules voorrang gegeven aan zijn eigen lustgevoelens en niet stilgestaan bij de gevoelens en belangen van [slachtoffer 1] . Ook [slachtoffer 1] was 15 jaar op het moment dat verdachte het feit pleegde.
Verdachte heeft door zijn handelen een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Hij heeft [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] seksueel misbruikt en hen behandeld als gebruiksvoorwerp.
Het is een feit van algemene bekendheid dat feiten als deze vaak langdurige en ernstige emotionele schade kunnen toebrengen en een verdere normale en gezonde seksuele ontwikkeling in de weg kunnen staan.
Dat dit bij [slachtoffer 2] ook het geval is blijkt uit de door haar ter terechtzitting afgelegde verklaring, waarin zij aangeeft wat voor emotionele schade zij heeft ondervonden van het feit. Zij geeft in haar slachtofferverklaring aan dat de jongens over haar grens zijn gegaan en haar niet meer als persoon maar als een object zonder gevoel of pijn zagen. Ze voelde zich door hun handelen vies en gebruikt en haar vertrouwen in de mens was in een klap weg. Zij is nog steeds onder behandeling voor het door haar opgelopen trauma.
Tijdens de terechtzitting heeft de officier van justitie gezegd dat ook [slachtoffer 1] emotionele schade heeft ondervonden en nog steeds ondervindt.
Delicten als de onderhavige veroorzaken veel maatschappelijke onrust en leiden tot een toename van gevoelens van angst en onveiligheid onder burgers.
De door verdachte gepleegde strafbare feiten hebben grote onrust veroorzaakt in de plaatselijke gemeenschap.
De rechtbank weegt verder mee dat verdachte geen enkel inzicht heeft getoond in het kwalijke van zijn handelen. Hij neemt de slachtofferrol aan en is van mening dat hij niets verkeerd gedaan heeft. Hij leefde als een koning en dat hebben ‘die meiden’ kapot gemaakt, aldus verdachte. Verdachte heeft vanaf het moment van zijn aanhouding tot en met de behandeling ter zitting op geen enkele wijze spijt of berouw getoond.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport van [psycholoog] van 16 maart 2020. De psycholoog adviseert de ten laste gelegde feiten in verminderde mate toe te rekenen, kort gezegd omdat verdachte lijdende is aan een narcistische persoonlijkheidsstoornis, die aanwezig was ten tijde van de ten laste gelegde feiten.
De [psychiater] , die op 9 juli 2020 over verdachte heeft gerapporteerd, komt tot een ander advies. De psychiater concludeert onder meer dat een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling niet bij verdachte kan worden vastgesteld. Dat brengt mee dat bij een bewezenverklaring het ten laste gelegde aan verdachte kan worden toegerekend. Behandeling is niet aan de orde, gelet op het ontbreken van een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling.
De rechtbank gaat, gelet op de inhoud van het rapport van de psychiater van 9 juli 2020, voorbij aan het advies van de psycholoog en acht verdachte volledig toerekeningsvatbaar voor de bewezen verklaarde feiten.
De rechtbank heeft ten slotte het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 30 november 2021 gezien.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 8 december 2021 is uit het verhoor van de ter terechtzitting gehoorde deskundigen van de Raad van de Kinderbescherming (hierna te noemen: Raad) en van de jeugdreclassering gebleken dat de Raad bij het uitbrengen van het strafadvies van 30 november 2021 geen kennis heeft genomen van het rapport van de psychiater van 9 juli 2020. De rechtbank gaat, mede gelet op de inhoud van het advies van de psychiater, voorbij aan het primaire advies van de Raad tot het opleggen van een voorwaardelijke PIJ-maatregel en het subsidiaire advies een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met als bijzondere voorwaarde meewerken aan behandeling bij Reinier van Arkel Groep te Vught. De rechtbank heeft daarbij ook rekening gehouden met het feit dat de bewezen verklaarde feiten van 2019 zijn en niet is gebleken dat er na die tijd nog soortgelijke feiten door verdachte zijn gepleegd. Ook betrekt de rechtbank hierbij de omstandigheid dat verdachte sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis in juni 2020 onder toezicht staat van de reclassering en moet meewerken aan een ambulante behandeling, maar dat deze ambulante behandeling nog altijd niet van de grond is gekomen. Enerzijds door gebrek aan motivatie bij verdachte, anderzijds door andere (financiële en administratieve) oorzaken, zo blijkt uit de toelichting ter zitting door de jeugdreclasseringswerker.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde, veelal lagere oriëntatiepunten voor het jeugdstrafrecht. De oriëntatiepunten voor het jeugdstrafrecht dienen voor verdachte als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank in strafverhogende zin rekening gehouden met de zeer vernederende setting waarin het bewezen verklaarde onder 2 heeft plaatsgevonden, het feit dat de seks onbeschermd, zonder condoom, heeft plaatsgevonden, de grootte van de groep en de duur van de verkrachting.
De rechtbank is, alles afwegend, van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een jeugddetentie voor de duur van 24 maanden.
De rechtbank zal bevelen dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, in mindering zal worden gebracht bij de tenuitvoerlegging van de aan de verdachte op te leggen jeugddetentie.
De rechtbank ziet geen aanleiding, zoals door de officier van justitie is gevorderd, een deels voorwaardelijke jeugddetentie met voorwaarden op te leggen.
De rechtbank zal een zwaardere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, omdat de rechtbank van oordeel is dat de gevorderde straf de ernst van het bewezen verklaarde onvoldoende tot uitdrukking brengt.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie zal volledig plaatsvinden binnen de justitiële jeugdinrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een scholings-en trainingsprogramma als bedoeld in artikel 3 van de Beginselenwet Justitiële Jeugdinrichtingen.
De op te leggen vrijheidsbeperkende maatregel.
Daarnaast vindt de rechtbank het, ter beveiliging van de maatschappij of ter voorkoming van strafbare feiten, nodig om een maatregel zoals bedoeld in artikel 38v Sr op te leggen, inhoudende dat verdachte gedurende vijf jaren geen direct of indirect contact mag hebben met de in deze zaak genoemde [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] .
Voor elke keer dat verdachte dit contactverbod overtreedt, moet hij een vervangende jeugddetentie van één week uitzitten, tot een maximum van zes maanden.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat in de periode na het ten laste gelegde meerdere malen op een intimiderende wijze, direct of indirect, contact is gezocht met een van de slachtoffers. De rechtbank zal voornoemde maatregel dadelijk uitvoerbaar verklaren, omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte en/of de medeverdachten zich weer belastend zal/zullen gedragen jegens [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] .
De rechtbank zal het door de officier van justitie geëiste locatieverbod voor de [wijk] in de gemeente ’ [gemeente] , zijnde de wijk waar [slachtoffer 2] woonachtig is, niet opleggen. De rechtbank is van oordeel dat door het opleggen van de vrijheidsbeperkende maatregel van een contactverbod met [slachtoffer 2] , haar veiligheid voldoende is gewaarborgd. De rechtbank vindt het opleggen van een locatieverbod voor een hele wijk, in de gemeente waar verdachte zelf ook woonachtig is, in dit geval een te vergaande maatregel.
De voorlopige hechtenis.
De rechtbank is van oordeel dat het bevel tot voorlopige hechtenis, welk bevel met ingang van 22 juni 2020 is geschorst, dient te worden opgeheven.
Ter terechtzitting van 19 juni 2020 heeft de rechtbank bepaald dat, gelet op het tijdsverloop, de 12 jaarsgrond/geschokte rechtsorde, niet meer een dragende grond voor de voorlopige hechtenis is en dat alleen de recidivegrond aanwezig is.
Verdachte is inmiddels al ruim anderhalf jaar in vrijheid gesteld. Niet is gebleken dat verdachte, voor zover de rechtbank bekend, voor een soortgelijk feit met politie en justitie in aanraking is gekomen. De rechtbank acht de recidivegrond dan ook niet langer dragend. De rechtbank is verder van oordeel dat de 12 jaarsgrond / geschokte rechtsorde, mede gelet op het tijdsverloop, niet herleeft door het feit dat er inmiddels een veroordelend vonnis ligt waarbij een vrijheidsbenemende straf van aanzienlijk langere duur dan het voorarrest wordt opgelegd. Hervatting van de voorlopige hechtenis zou thans betekenen dat de voorlopige hechtenis in feite neerkomt op de tenuitvoerlegging van de aan verdachte opgelegde jeugddetentie.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] .

De benadeelde partij heeft de navolgende bedragen gevorderd:
  • kleding € 100,--;
  • reis- en parkeerkosten € 254,18;
  • camerasysteem € 260,83;
  • verblijf [land] € 850,21;
  • smartengeld € 17.500,--,
telkens te vermeerderen met wettelijke rente.
Daarnaast heeft de benadeelde partij ‘extra bedragen’ gevorderd. De raadsman van de benadeelde partij heeft ter terechtzitting verzocht de benadeelde partij ten aanzien van deze bedragen niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de gehele vordering hoofdelijk toewijsbaar, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 22 april 2019 en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
Primair heeft de raadsman bepleit de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, gelet op de bepleite vrijspraak.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de vordering, ook bij een bewezenverklaring van het onder 2 meer subsidiair ten laste gelegde, niet toewijsbaar is. De claim is erop gebaseerd dat de seks tegen de wil van [slachtoffer 2] heeft plaatsgevonden en dat verdachte misbruik heeft gemaakt van de situatie dat zij zowel psychisch als fysiek niet bij machte is geweest weerstand te bieden. Daarvan is echter geen sprake.
Uiterst subsidiair is de raadsman van mening dat de vordering met betrekking tot de immateriële schade en materiële schade onvoldoende is onderbouwd. Daarnaast geldt ook dat voor de gevorderde materiële schade een rechtstreeks verband ontbreekt tussen die schade en het gepleegde feit.
Beoordeling.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering te weten immateriële schadevergoeding tot een bedrag van € 8.500,--. De rechtbank heeft voor de hoogte van de immateriële schade aansluiting gezocht bij uitspraken waarbij in vergelijkbare zaken immateriële schade is toegekend.
Daarnaast acht de rechtbank toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit toegebrachte schade, een materiële schadevergoeding tot een bedrag van € 354,18 (posten: kleding € 100,-- en reis- en parkeerkosten € 254,18,), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 april 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van de gevorderde kosten voor het camerasysteem, aangezien met betrekking tot deze kosten geen sprake is van rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade.
De rechtbank zal de benadeelde partij tevens niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van de gevorderde ‘extra bedragen’, waarvan nog niet vaststaat dat deze kosten ook daadwerkelijk zullen worden gemaakt.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren ten aanzien van de immateriële schade, voor zover deze een bedrag van € 8.500,-- te boven gaat en de kosten betreffende ‘verblijf in [land] ’.
De kosten betreffende verblijf [land] zijn onvoldoende onderbouwd. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vordering (in zoverre) zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling
van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op € 1.119,--, terzake kosten rechtsbijstand overeenkomstig het liquidatietarief kantonzaken.
Dit bedrag bestaat uit 1 punt à € 373,-- voor het indienen van de vordering. De rechtbank zal dit deel van de kosten hoofdelijk toewijzen.
Voor het bijwonen van de zitting van 8 december 2021 acht de rechtbank twee punten à 373,-- toewijsbaar. In verband met de lange duur van deze zitting acht de rechtbank hiervoor twee punten redelijk en billijk. Deze kosten zullen niet hoofdelijk worden toegewezen.
De overige gevorderde kosten voor rechtsbijstand acht de rechtbank niet gemaakt in het kader van het indienen of toelichten van de vordering van de benadeelde partij in de zaak van verdachte. Deze kosten zijn dan ook niet toewijsbaar.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade van
€ 8.854,18.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van delict (22 april 2019) tot de dag der algehele voldoening. De rechtbank zal - ondanks de omstandigheid dat verdachte ten tijde van het plegen van het feit minderjarig was - vervangende gijzeling opleggen, nu verdachte inmiddels ruim meerderjarig is, al een aantal jaren werkt en in zijn eigen levensonderhoud voorziet.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Geen schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van [slachtoffer 1]

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd ten behoeve van [slachtoffer 1] de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk op te leggen voor een bedrag van € 15.000,-- ter zake van immateriële schade te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 20 januari 2019 en hoofdelijke aansprakelijkheid.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging vindt dat de vordering van de officier van justitie moet worden afgewezen.
Beoordeling
De rechtbank ziet geen aanleiding een schadevergoedingsmaatregel op te leggen ten behoeve van [slachtoffer 1] , zoals door de officier van justitie is gevorderd.
De rechtbank constateert dat zij geen aangifte heeft gedaan en geen civiele vordering heeft ingediend. In beginsel staat dit niet in de weg aan oplegging van een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Sr.
De rechtbank acht zich in dit geval echter onvoldoende ingelicht omtrent de geleden schade om tot het opleggen van een schadevergoedingsmaatregel over te gaan. Onderbouwende stukken waaruit (de omvang van) de schade zou kunnen blijken, zijn niet aanwezig.

Beslag.

De rechtbank zal de teruggave gelasten van de inbeslaggenomen Apple iPad aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen die teruggave.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 38v, 63, 77a, 77g, 77i, 77gg, 77we, 242,
243 en 248 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 1 primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair en onder 2 primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1 subsidiair:
met iemand van wie hij weet dat zij in staat van verminderd bewustzijn
verkeert, handelingen plegen die
bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam
T.a.v. feit 2 primair:
verkrachting, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde
personen, terwijl de schuldigen het feit begaan tegen een persoon beneden de leeftijd van achttien jaar en het feit is vergezeld van geweld
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregelen.
T.a.v. feit 1 subsidiair, feit 2 primair:
Jeugddetentie voor de duur van 24 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het
Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. feit 1 subsidiair, feit 2 primair:
Contactverbod voor de duur van 5 jaar
Legt op de maatregel dat de veroordeelde op geen enkele wijze – direct of indirect
- contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
1. [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2003, en
2. [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 3] 2004.
Beveelt dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor het geval niet aan
de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende jeugddetentie bedraagt één
week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum
van 6 maanden.
Toepassing van de vervangende jeugddetentie heft de verplichtingen ingevolge de
opgelegde maatregel niet op.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde zich
belastend zal gedragen jegens [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , beveelt de rechtbank, gelet
op artikel 38v, vierde lid, Wetboek van Strafrecht, dat de opgelegde maatregel
dadelijk uitvoerbaar is.
Heft op het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis, dat eerder is geschorst, met ingang
van heden.
Beveelt de teruggave van het in beslag genomen goed, te weten: Apple iPad, aan verdachte.
T.a.v. feit 2 primair:
Maatregel van schadevergoeding van € 8.854,18 subsidiair 79 dagen
gijzeling.
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten
behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] van een bedrag van € 8.854,18 (zegge: achtduizend achthonderdvierenvijftig euro en achttien cent), bij
gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 79 dagen gijzeling.
Het bedrag bestaat uit een bedrag van € 8.500,-- immateriële schade en
€ 354,18 materiële schade (posten: kleding en de thans gemaakte reis- en
parkeerkosten).
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van)
zijn mededader(s) is betaald.
De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting
niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van
het delict, 22 april 2019, tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot
betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van een bedrag van € 8.854,18
(zegge: achtduizend achthonderdvierenvijftig euro en achttien cent), te weten
€ 8.500,-- immateriële schade en € 354,18 materiële schade (posten:
kleding en thans gemaakte reis- en parkeerkosten).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de
datum van het delict, 22 april 2019, tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van)
zijn mededader(s) is betaald.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering (medische
kosten, reis- en parkeerkosten als extra bedrag genoemd, camerasysteem,
verblijf [land] , resterend gevorderde bedrag immateriële schade) niet-
ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij
de burgerlijke rechter aanbrengen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden
begroot op een bedrag van in totaal € 1.119,--, waarvan een bedrag van € 373,-- (indienen vordering) hoofdelijk en een bedrag van € 746,-- (bijwonen zitting) niet hoofdelijk.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij of (een van) zijn mededader(s) heeft voldaan aan een van de hem
opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S.J.W. Hermans, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. H.M. Hettinga en mr. N. Flikkenschild, leden, tevens kinderrechters,
in tegenwoordigheid van L. Scholl, griffier,
en is uitgesproken op 31 januari 2022.