ECLI:NL:RBOBR:2022:283

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
31 januari 2022
Publicatiedatum
28 januari 2022
Zaaknummer
01/880065-19
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van deelname aan groepsverkrachting na onvoldoende bewijs van seksuele handelingen

Op 31 januari 2022 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van deelname aan een groepsverkrachting op 22 april 2019 in 's-Hertogenbosch. De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlastelegging, die onder andere geweld en seksuele handelingen omvatte, niet bewezen kon worden. Tijdens de zittingen op 10 en 13 december 2021 en 17 januari 2022 is het dossier en het bewijs onderzocht. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om te stellen dat de verdachte gemeenschap met het slachtoffer heeft gehad of andere seksuele handelingen heeft verricht. De verklaringen van het slachtoffer, die aangifte deed van verkrachting door meerdere jongens, waren niet voldoende om de betrokkenheid van de verdachte vast te stellen. Camerabeelden en forensisch onderzoek gaven geen belastend bewijs tegen de verdachte. De rechtbank heeft daarom de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. Tevens is de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, en is de teruggave van in beslag genomen goederen aan de verdachte gelast. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar gemaakt op dezelfde datum.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/880065-19
Datum uitspraak: 31 januari 2022
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1998,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 10 december 2021, 13 december 2021 en 17 januari 2022 (sluiting).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 3 november 2021.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 10 december 2021 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 april 2019 te 's-Hertogenbosch, in elk geval in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een
andere feitelijkheid,
[slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] ) heeft/hebben gedwongen tot het ondergaan van een of meer
handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , immers heeft/hebben verdachte
en/of zijn mededader(s)
- meermalen de borsten en/of billen en/of (tussen de) benen, althans het

lichaam, van die [slachtoffer] betast en/of aangeraakt en/of

- meermalen, in elk geval eenmaal, zijn/hun penis in de mond van die [slachtoffer]
gebracht en/of geduwd en/of het hoofd van die [slachtoffer] in de richting van
zijn/hun penis geduwd en/of zich (vervolgens) laten pijpen door die [slachtoffer]
en/of
- meermalen, in elk geval eenmaal, zijn/hun penis in de vagina van die

[slachtoffer] geduwd en/of gebracht en/of gehouden en/of bewogen,

en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheid en/of bedreiging met
geweld of een andere feitelijkheid hierin dat verdachte en/of zijn
mededader(s):
- die [slachtoffer] naar boven heeft/hebben gebracht en/of
- de kleding van die [slachtoffer] heeft/hebben uitgedaan en/of uitgetrokken en/of
- die [slachtoffer] heeft/hebben geslagen en/of geduwd en/of aan haar hoofd en/of

haren getrokken en/of in/bij haar nek gepakt en/of

- zijn/hun nagels in de heupen en/of zij, althans het lichaam, van die [slachtoffer]

heeft/hebben geduwd en/of gezet en/of

- die [slachtoffer] tegen/op het bed hebben geduwd en/of
- op/achter die [slachtoffer] is/zijn gaan liggen en/of zitten en/of staan en/of
- die [slachtoffer] dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: 'Gewoon luisteren

kankerhoer', althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of

- een fysiek overwicht heeft/hebben gehad op die [slachtoffer] , omdat verdachte
en/of zijn mededader(s) getalsmatig in de meerderheid waren en/of omdat die
[slachtoffer] zich zwak en/of verzwakt en/of ziek voelde en/of zich niet kon
verzetten en/of zich niet kon bewegen;
(artikel 242, 248 lid 1 en lid 6 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 april 2019 te 's-Hertogenbosch, in elk geval in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] ), van wie hij en/of zijn mededader(s) wist/wisten dat deze in
staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht
verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke
stoornis van haar geestvermogens leed dat deze niet of onvolkomen in staat was
haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te
bieden,
een of meer handelingen heeft/hebben gepleegd, die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
- meermalen de borsten en/of billen en/of (tussen de) benen, althans het

lichaam, van die [slachtoffer] betast en/of aangeraakt en/of

- meermalen, in elk geval eenmaal, zijn/hun penis in de mond van die [slachtoffer]
gebracht en/of geduwd en/of het hoofd van die [slachtoffer] in de richting van
zijn/hun penis geduwd en/of zich (vervolgens) laten pijpen door die [slachtoffer]
en/of
- meermalen, in elk geval eenmaal, zijn/hun penis in de vagina van die [slachtoffer]

geduwd en/of gebracht en/of gehouden en/of bewogen;

(art. 243, art. 248 lid 1 en lid 6 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 april 2019 te 's-Hertogenbosch, in elk geval in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met [slachtoffer] geboren op [geboortedatum 2] , die de leeftijd van twaalf jaren
maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer
ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden
uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , immers
heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
- meermalen de borsten en/of billen en/of (tussen de) benen, althans het

lichaam, van die [slachtoffer] betast en/of aangeraakt en/of

- meermalen, in elk geval eenmaal, zijn/hun penis in de mond van die [slachtoffer]
gebracht en/of geduwd en/of het hoofd van die [slachtoffer] in de richting van
zijn/hun penis geduwd en/of zich (vervolgens) laten pijpen door die [slachtoffer]
en/of
- meermalen, in elk geval eenmaal, zijn/hun penis in de vagina van die [slachtoffer]

geduwd en/of gebracht en/of gehouden en/of bewogen.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Inleiding.

Op 24 april 2019 heeft [slachtoffer] (hierna te noemen: [slachtoffer] ) aangifte gedaan van verkrachting door een groep jongens, gepleegd te ’s-Hertogenbosch.

Het standpunt van de officier van justitie.

De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank tot een bewezenverklaring zal komen van het primair ten laste gelegde medeplegen van verkrachting. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Volgens de officier van justitie staat vast dat [slachtoffer] op 22 april 2019 in het pand van [medeverdachte 1] in Den Bosch door meerdere personen is verkracht. Verdachte heeft deelgenomen aan deze groepsverkrachting. Dit blijkt volgens de officier van justitie uit de verklaringen van [slachtoffer] in combinatie met de camerabeelden en het overige steunbewijs.
[slachtoffer] heeft verklaard dat er op het laatste moment vier jongens de kamer binnen kwamen, onder wie een dikke jongen. Deze dikke jongen heeft volgens haar niets gedaan en zei: ”Doe normaal”. De andere drie jongens zijn 100% zeker in haar vagina geweest. Zij wisselden door.
De officier van justitie gaat er op basis van de camerabeelden van uit dat verdachte, [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] , de vier jongens zijn over wie [slachtoffer] verklaart. Er is volgens de officier van justitie maar één dikke jongen in die groep van vier personen en dat is [medeverdachte 2] , niet verdachte. Dat betekent dat verdachte een van de drie jongens is, die [slachtoffer] hebben gepenetreerd.
De officier van justitie vindt dan ook dat voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is om tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit te komen.
De officier van justitie heeft een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 36 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) gevorderd, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en de bijzondere voorwaarden:
  • een direct en indirect contactverbod met [slachtoffer] , en;
  • een locatieverbod voor de [locatie] in ‘ [gemeente] .
Zij heeft gevorderd deze bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Daarnaast heeft de officier van justitie de oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel conform artikel 38v Sr in de vorm van een contactverbod met [slachtoffer] en een locatieverbod voor de [locatie] in ‘ [gemeente] voor de duur van vijf jaren gevorderd. Bij iedere overtreding dient een week hechtenis te worden opgelegd. De officier van justitie eist de dadelijke uitvoerbaarheid van deze vrijheidsbeperkende maatregel.
De officier van justitie heeft tevens de gevangenneming van verdachte bij uitspraak gevorderd.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de gehele vordering hoofdelijk kan worden toegewezen, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 22 april 2019 en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

Het standpunt van de verdediging.

Verdachte ontkent zich schuldig te hebben gemaakt aan het hem ten laste gelegde. De raadsman heeft op de in de pleitnota genoemde gronden vrijspraak van het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde bepleit.

Het oordeel van de rechtbank.

Vrijspraak van het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde.
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij op 22 april 2019 te ’s-Hertogenbosch door meerdere jongens is verkracht. Dat vond volgens haar plaats in het pand van [medeverdachte 1] , op een kamer met een tweepersoonsbed op de eerste verdieping. Zij voelde zich op dat moment duizelig en licht in haar hoofd. Ze heeft meerderde jongens moeten pijpen en een aantal jongens heeft haar tegen haar wil vaginaal gepenetreerd. Daarna kwamen volgens [slachtoffer] vier jongens de kamer in, onder wie een dikke jongen. Deze dikke jongen heeft volgens [slachtoffer] niets gedaan en is weggegaan. De drie achtergebleven jongens hebben haar tegen haar wil vaginaal gepenetreerd.
Uit de camerabeelden ter plaatse kan worden afgeleid dat [medeverdachte 4] aanwezig was in het pand en om 22:13:40 [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] het pand binnen heeft gelaten. Om 22:20:21 uur heeft [medeverdachte 4] de deur open gedaan voor [medeverdachte 1] en [medeverdachte 7] , die vervolgens het pand binnen zijn gekomen.
Om 22:58:50 uur heeft [medeverdachte 4] verdachte, [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] het pand binnen gelaten.
Op basis van de camerabeelden stelt de rechtbank vast dat verdachte op 22 april 2021 in het pand van [medeverdachte 1] is geweest. Dat wordt door verdachte ook erkend.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat verdachte seksuele handelingen met [slachtoffer] heeft verricht. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daarover het volgende.
Op basis van de beschrijvingen die [slachtoffer] geeft van de jongens die seksuele handelingen met haar hebben verricht, kan betrokkenheid van verdachte niet worden vastgesteld.
Na het incident heeft forensisch zedenonderzoek plaatsgevonden bij [slachtoffer] . Dit forensisch onderzoek heeft geen belastend bewijs ten aanzien van verdachte opgeleverd. Er is bij [slachtoffer] namelijk geen DNA aangetroffen, dat matcht met het DNA van verdachte.
De medeverdachten hebben, voor zover zij een verklaring hebben afgelegd, niet belastend verklaard ten aanzien van verdachte.
[slachtoffer] heeft verklaard dat de dikke jongen haar met twee anderen met de auto naar haar fiets heeft gebracht. De dikke jongen bestuurde op dat moment de auto. Uit de camerabeelden bij de voordeur van het pand, waarop het vertrek van [slachtoffer] en drie jongens is geregistreerd, blijkt dat het verdachte is geweest, die de auto op dat moment heeft bestuurd. De rechtbank kan gelet hierop niet uitsluiten dat verdachte de dikke jongen is geweest, over wie [slachtoffer] expliciet heeft verklaard dat hij geen seksuele handelingen met haar heeft verricht.
De rechtbank kan op basis van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting niet vaststellen dat verdachte een van de personen is geweest die gemeenschap met [slachtoffer] hebben gehad of andere seksuele handelingen bij haar hebben verricht.
Ook kan de rechtbank op basis van het dossier niet vaststellen dat verdachte andere gedragingen heeft verricht die kunnen worden gekwalificeerd als het medeplegen van het ten laste gelegde.
De rechtbank acht dan ook niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte primair, subsidiair en meer subsiair is ten laste gelegd, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De vordering tot gevangenneming dient, gelet op de vrijspraak, te worden afgewezen.

Beslag.

De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in beslag genomen mobiele telefoons aan verdachte, nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave daarvan.

De vordering van de benadeelde partij.

Nu verdachte van het hem ten laste gelegde zal worden vrijgesproken, dient de benadeelde partij in de vordering niet ontvankelijk te worden verklaard.
De benadeelde partij zal worden verwezen in de kosten door de verdachte in deze strafzaak gemaakt als na te melden.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart niet bewezen hetgeen primair, subsidiair en meer subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering.
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden
begroot op nihil.
beveelt de teruggave van de in beslag genomen goederen, te weten: 2 mobiele telefoons, Apple smartphone, goednummers [nummer 1] en [nummer 2] , aan verdachte.
wijst af de vordering tot gevangenneming.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.M. Hettinga, voorzitter,
mr. S.J.W. Hermans en mr. N. Flikkenschild, leden,
in tegenwoordigheid van L. Scholl, griffier,
en is uitgesproken op 31 januari 2022.