ECLI:NL:RBOBR:2022:2759

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
8 juli 2022
Publicatiedatum
7 juli 2022
Zaaknummer
22/821 T
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake beroep tegen omgevingsvergunning voor kap van 97 bomen in Deurne

Op 8 juli 2022 heeft de Rechtbank Oost-Brabant een tussenuitspraak gedaan in de zaak tussen Boombelijd Deurne (Stichting) en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Deurne. De rechtbank beoordeelt het beroep van eiseres tegen de verleende omgevingsvergunning voor de kap van 97 bomen, waarbij het college een integrale beoordeling heeft gemaakt en het verwijderingsbelang boven het belang van het behoud van de bomen heeft gesteld. Eiseres betwist dat er een individuele afweging per boom is gemaakt en stelt dat dit in strijd is met de zorgvuldigheidseisen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelt dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd waarom er geen individuele beoordeling heeft plaatsgevonden en dat er gegronde twijfel bestaat over de noodzaak tot kappen van bepaalde bomen. De rechtbank doet een tussenuitspraak en geeft het college de gelegenheid om het motiveringsgebrek binnen acht weken te herstellen. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 22/821 T

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 juli 2022 in de zaak tussen

Boombelijd Deurne (Stichting), uit Deurne, eiseres

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Deurne, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Abdoel).

Inleiding

1.1
Met het besluit van 15 februari 2022 (het bestreden besluit) heeft het college van
burgemeester en wethouders van de gemeente Deurne (het college) het bezwaar van eiseres tegen de verlening van een omgevingsvergunning aan de gemeente Deurne ongegrond verklaard. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak dit besluit.
1.2
De rechtbank heeft het beroep op 30 mei 2022 op zitting behandeld. Hierbij waren aanwezig: [gemachtigde] , gemachtigde van eiseres, [penningmeester] , penningmeester van eiseres, mr. S. Abdoel, gemachtigde van het college, en [naam] , namens het college.

Totstandkoming van het besluit

2.1
Met het besluit van 26 mei 2020 heeft het college de gemeente een omgevingsvergunning verleend voor de kap van 97 bomen. Het gaat om 94 elzen aan de Peellandsingel en 3 platanen aan De Meent in Deurne. De reden van de kap is wortelwerking. Volgens aanvrager en het college heeft wortelwerking van de bomen aantoonbaar schade veroorzaakt aan gevels en funderingen van gebouwen, private rioleringen/afvoeren, private verhardingen, private erfafscheidingen, openbare rioleringen/afvoeren en openbare verhardingen.
2.2
Tegen de vergunningverlening heeft eiseres bezwaar gemaakt. Eiseres erkent dat een deel van de bomen overlast veroorzaakt, maar zij meent dat dit bij 25 van de 97 bomen niet het geval is. Er is volgens eiseres geen individuele beoordeling per boom gemaakt.
2.3
Met het besluit van 15 februari 2022 (het bestreden besluit) heeft het college, op advies van de bezwaarschriftencommissie, het bezwaar ongegrond verklaard en het besluit tot verlening van de omgevingsvergunning in stand gelaten.
2.4
Ter zitting heeft eiseres aanvullend betoogd dat het college toezeggingen heeft gedaan met betrekking tot twee platanen. Eiseres gaat ervan uit dat het college zich aan deze toezeggingen houdt en heeft daarom het beroep voor deze twee platanen ingetrokken. In geschil blijven 23 van de 97 bomen waarvoor een omgevingsvergunning is verleend.

Beoordeling door de rechtbank

3.1
De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak het bestreden besluit aan de hand van de beroepsgronden die eiseres tegen dit besluit heeft aangevoerd.
3.2
De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep tegen het bestreden besluit gegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.3
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.1
Eiseres betoogt dat er een individuele beoordeling per boom plaats had moeten vinden en dit is, ten onrechte, niet gebeurd. Bomen die geen overlast veroorzaken, kunnen en moeten blijven staan. Als verwijderingsbelangen ontbreken, ontbreekt volgens eiseres de reden voor de kap.
4.2
Het college stelt zich op het standpunt dat er geen individuele beoordeling plaats hoeft te vinden, maar dat deze hoe dan ook plaats heeft gevonden. Het college verwijst hierbij naar hoofdstuk 7 van het Handboek Groen van de gemeente Deurne. In dit handboek is de mogelijkheid opgenomen om bij bomen uit het groenstructuurplan, waarvan hier sprake is, de beoordeling voor het geheel plaats te laten vinden in plaats van per boom. Een beoordeling in het algemeen mag niet, als er duidelijke redenen zijn om aan te nemen dat bomen meeliften op de overlast of het maatschappelijk belang, gerelateerd aan andere bomen uit dezelfde ontheffingsaanvraag. Die uitzonderingssituatie doet zich volgens het college hier niet voor.
4.3
Deze beroepsgrond slaagt.
4.3.1
Het college moet, in het kader van een zorgvuldige voorbereiding zoals artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voorschrijft, bij het nemen van een besluit de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen vergaren.
Uitgangspunt van de beleidsregels in het Handboek Groen is dat er een individuele beoordeling van bomen moet plaatsvinden. Als de bomen deel uitmaken van een groenstructuur hoeft dit niet. Dan mag een integrale beoordeling plaatsvinden, tenzij er duidelijke redenen zijn om aan te nemen dat bomen meeliften op de overlast of het maatschappelijk belang, gerelateerd aan andere bomen uit dezelfde ontheffingsaanvraag. De rechtbank begrijpt dit criterium zo dat, als er gegronde twijfel kan bestaan over de noodzaak tot het kappen van een bepaalde boom die behoort tot een groenstructuur, deze boom individueel moet worden beoordeeld.
4.3.2
Er heeft een integrale beoordeling plaatsgevonden. De gedingstukken bieden geen steun voor de opvatting van het college dat hoe dan ook een individuele beoordeling per boom heeft plaatsgevonden. Volgens de beleidsregels van de gemeente mogen bomen die behoren tot een groenstructuur integraal worden beoordeeld. Volgens de beleidsregels moet echter ook worden onderzocht in hoeverre sprake zou kunnen zijn van het meeliften van bomen op de ontheffingsaanvraag, ten aanzien waarvan twijfel kan bestaan over de noodzaak tot kappen. Eiseres heeft zowel in de bezwaarfase als in de beroepsfase een aantal gevallen genoemd, waarin sprake zou kunnen zijn van meeliften. Omdat het college zich op het standpunt heeft gesteld dat een individuele beoordeling heeft plaatsgevonden, heeft hij niet onderzocht in hoeverre van meeliften sprake zou kunnen zijn. Het bestreden besluit bevat hierover ook geen motivering. Omdat de rechtbank heeft vastgesteld dat er geen individuele beoordeling heeft plaatsgevonden, is sprake van een gebrek in de besluitvorming.
4.3.3
De enkele stelling dat er bij het planten van deze bomen een verkeerde boomkeuze is gemaakt, omdat deze boomsoort sterk en oppervlakkig wortelt, is onvoldoende om aan te nemen dat er geen bomen zijn die meeliften op de overlast die de (andere) bomen uit dezelfde ontheffingsaanvraag veroorzaken. Dat deze boomsoort sterk en oppervlakkig wortelt, betekent immers niet automatisch dat alle bomen ook overlast veroorzaken. De Peellandsingel is een lange straat van ongeveer één kilometer, waarbij sommige bomen dicht bij huizen en trottoirs staan, terwijl andere bomen daar (een stuk) verder van staan. Op voorhand is dan ook niet met enige mate van zekerheid te zeggen dat bomen die nu (nog) geen overlast veroorzaken, dat uiteindelijk wel zullen doen. Mocht dat wel het geval zijn, dan kan het college op dat moment overgaan tot het nemen van passende maatregelen, waarbij het een mogelijkheid is dat er dan (alsnog) een omgevingsvergunning ten behoeve van de kap wordt verleend. Gelet op het grote aantal bomen dat volgens eiseres geen overlast (heeft) veroorzaakt, het grote oppervlak waarbinnen de bomen staan en de verschillende afstanden die de bomen hebben tot bebouwing, bestrating en/of riolering, had het college (beter) moeten motiveren waarom er geen sprake is van bomen die meeliften op de overlast van andere bomen.

Conclusie en gevolgen

5.1
Het bestreden besluit is onzorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd. Dit is een gebrek in de besluitvorming.
5.2
Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om van deze gelegenheid gebruik te maken.
5.3
Verweerder kan het besluit herstellen met hetzij een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, een nieuwe beslissing op bezwaar na of tegelijkertijd met intrekking van het bestreden besluit. Om het gebrek te herstellen, moet het college voor de 23 door eiseres bedoelde bomen per boom aangeven of het nodig is om een individuele beoordeling te maken en, als dit nodig is, motiveren waarom de omgevingsvergunning voor deze boom in stand moet blijven, dan wel daarover anders beslissen. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen het college het gebrek kan herstellen op acht weken na verzending van deze tussenuitspraak.
5.4
Het college moet, op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb en om nodeloze vertraging te voorkomen, zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, aan de rechtbank mededelen of hij gebruik maakt van de gelegenheid om het gebrek te herstellen. Als het college gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van het college. In beginsel, ook in de situatie dat het college de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
5.5
Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in de tussenuitspraak, omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht. De rechtbank verwijst hierbij naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 12 juni 2013. [1]
5.6
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dit laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
  • draagt het college op om de rechtbank binnen twee weken mede te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid om het gebrek te herstellen;
  • stelt het college in de gelegenheid om binnen acht weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen, met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J. de Lange, rechter, in aanwezigheid van mr. J. Oosterveer, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 juli 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Bijlage

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 3:2
Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.
Artikel 7:12
1. De beslissing op het bezwaar dient te berusten op een deugdelijke motivering, die bij de bekendmaking van de beslissing wordt vermeld. Daarbij wordt, indien ingevolge artikel 7:3 van het horen is afgezien, tevens aangegeven op welke grond dat is geschied.

Handboek Groen

Hoofdstuk 7
De beoordeling van een ontheffingsaanvraag dient voor elke eenheid van de lijst van ‘Groene Parels’ afzonderlijk te gebeuren. Voor eenheden uit het Walsbergbos, de Wiegershof of uit het groenstructuurplan geldt dat de beoordeling voor het geheel (het totaal van bomen uit de ontheffingsaanvraag) kan plaatsvinden, tenzij er duidelijke redenen zijn om aan te nemen dat bomen meeliften op de overlast of het maatschappelijk belang gerelateerd aan andere bomen of houtopstanden uit dezelfde ontheffingsaanvraag. In dit laatste geval wordt de beoordeling opgesplitst en wordt het gedeelte van de ontheffingsaanvraag voor de bomen waar het daadwerkelijk om gaat separaat beoordeeld van de bomen die meeliften in de ontheffingsaanvraag.

Voetnoten

1.ABRvS 12 juni 2013, ECLI:NL:RVS:2013:CA2877.