ECLI:NL:RBOBR:2022:2729

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
6 juli 2022
Publicatiedatum
6 juli 2022
Zaaknummer
01/125650-21
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewaardeerde gewapende overval op kledingwinkel met gebruik van vuurwapen

Op 6 juli 2022 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van een gewapende overval op een kledingwinkel op 15 april 2021. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met een mededader, in vereniging 59 broeken heeft gestolen uit de winkel, waarbij zij de winkelmedewerksters bedreigden met een vuurwapen of een daarop gelijkend voorwerp. De verdachte had aanvankelijk een bekennende verklaring afgelegd, maar trok deze later terug tijdens de terechtzitting. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig was, gezien de overige bewijsmiddelen, waaronder getuigenverklaringen en camerabeelden. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan diefstal met geweld en legde een gevangenisstraf van 36 maanden op, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelden, respectievelijk € 2.500,- en € 4.110,25. De rechtbank oordeelde dat de overval een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers had gemaakt en dat de verdachte geen rekening had gehouden met de gevolgen van zijn daden. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie voor een hogere straf afgewezen, maar legde toch een aanzienlijke gevangenisstraf op, gezien de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was gepleegd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01-125650-21
Datum uitspraak: 6 juli 2022
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 3] ,
thans gedetineerd te: P.I. Vught.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22 juni 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 18 mei 2022.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 april 2021 te [gemeente] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, 59 broeken, althans een hoeveelheid kleding, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan kledingwinkel [benadeelde] en/of [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door met een bivakmuts op en/of met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, die kledingwinkel binnen te gaan en/of dat vuurwapen, althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 2] te richten en/of te roepen "overval! overval!" en/of tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] te roepen "naar achteren!" en/of "daar blijven", althans woorden van gelijke aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Inleiding.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat hij zich op 15 april 2021 samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan een gewapende overval op de kledingwinkel [benadeelde] te [gemeente] .
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft namens verdachte vrijspraak bepleit, vanwege een gebrek aan voldoende bewijs. De telefonische verklaringen van verdachte van 8 en 9 mei 2021 tegenover de politie kunnen niet voor het bewijs gebezigd worden, nu verdachte deze verklaringen onder druk van een ander heeft afgelegd. Deze verklaringen zijn daarom niet betrouwbaar. Alle overige bewijzen in het dossier zijn losse feiten die in samenhang niet direct naar verdachte als dader van het feit wijzen.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
Bewijsmiddelen.

1. Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 15 april 2021, inhoudende, voor zover van belang en zakelijk weergegeven (p. 66 t/m 68):

Op 15 april 2021, omstreeks 13.30 uur, was ik werkzaam in de kledingwinkel [benadeelde] in [gemeente] samen met mijn andere collega en de eigenaresse van de winkel. Ik zag op dat moment twee gastjes met een zwarte bivakmuts over hun hoofd staan. Ik zag dat de persoon welke links van de twee stond een grote witte zak in zijn handen vast had. Ik had de indruk dat het om twee jonge jongens ging. Een van de twee gastjes liet een pistool zien. Ik zag dat de persoon welke rechts van de twee stond een pistool in zijn handen had en het vervolgens op mij richtte. Ik had het idee dat het om een echt wapen ging. Ik voelde me op dat moment heel erg bedreigd. Ik hoorde dat een van de personen naar achteren is gelopen en toen zei: “Daar blijven”. Ik hoorde dat de twee personen toen naar buiten renden, het alarm van de winkel ging namelijk af. Ik zag toen ik naar buiten keek dat de twee personen op een scooter zaten. Ik zag dat de persoon die voorop de scooter zat de persoon was die mij had bedreigd met een pistool. Ik zag dat de twee personen op de scooter vervolgens wegreden.

2. Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 11 mei 2021, inclusief bijlage inhoudende, voor zover van belang en zakelijk weergegeven (p. 73, 75 en 76):

Ik doe aangifte van een overval op mijn kledingwinkel [benadeelde] . Op 15 april 2021 om 13:35 uur stond ik achter in het magazijn. Ik liep naar de winkel en zag twee jongens mijn kledingrekken leeghalen. Ik werd door de overvallers gesommeerd om achter in het magazijn te blijven. Er zijn door de overvallers een grote hoeveelheid damesbroeken weggenomen.
Bijlage goederen
Object: Broek
Aantal/eenheid: 4 stuks
Object: Broek
Aantal/eenheid: 8 stuks
Object: Broek
Aantal/eenheid: 11 stuks
Object: Broek
Aantal/eenheid: 7 stuks
Object: Broek
Aantal/eenheid: 12 stuks
Object: Broek
Aantal/eenheid: 6 stuks
Object: Broek
Aantal/eenheid: 11 stuks

3. Een proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] van 15 april 2021, inhoudende, voor zover van belang en zakelijk weergegeven (p. 71):

Ik hoorde dat zij zeiden: “Naar achteren!”.

4. Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] van 8 juli 2021, inclusief bijlage inhoudende, voor zover van belang en zakelijk weergegeven (p. 79 en 80):

Op enig moment hoorde ik een mannelijke stem van voor uit de winkel komen. Ik dacht te horen dat de mannenstem: “overval, overval” riep. Ik was op dat moment achter in de zaak bezig. Ik zag links voor in de winkel twee mannen staan. Een van de mannen riep naar ons dat we daar moesten blijven. Ze droegen allebei een zwarte bivakmuts en een van hen had een grote witte tas.

5. Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 11 mei 2021, inhoudende, voor zover van belang en zakelijk weergegeven (p. 159 t/m 160):

Op 8 mei 2021 werd door [persoon] van [stichting] gebeld naar de meldkamer van de politie. Een geluidsopname van deze melding werd door mij op 11 mei 2021 beluisterd en letterlijk uitgewerkt.
Uitwerking melding:
M = meldkamer
L = [persoon]
J = [verdachte]
L: Ik zit hier met een van onze bewoners, [verdachte] en hij wil het een en ander aan jullie vertellen. Hij vertelt mij zojuist het een en ander aan strafbare feiten die hij recent heeft gepleegd.
Tegen de meldkamer:
J: Dat ik degene was met de overval in [gemeente] . Op de kledingwinkel.
J: ik was de bestuurder van de scooter.
M: Je was samen met iemand?
J: Ja.
M: Wanneer was dat?
J: ik dacht april.
J: Die scooter is pas geleden, vorige week, donderdag of zo.
J: Is er een achtervolging geweest in Stratum, op een Vespa 300, een grijze. Die was eerst zwart en die is daarna grijs gespoten.
J: Daar heb ik die achtervolging mee gehad. Toen hebben ze mij ook nog aangehouden een stuk verderop.

6. Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] van 9 mei 2021, inhoudende, voor zover van belang en zakelijk weergegeven (p. 164):

Op 9 mei 2021 heb ik telefonisch contact opgenomen met een persoon die desgevraagd opgaf te zijn [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] . [verdachte] deelde mij mede dat hij zich samen met een ander schuldig had gemaakt aan een overval, gepleegd op 15 april 2021 op een kledingzaak te [gemeente] . Desgevraagd vertelde [verdachte] dat de overval gepleegd werd met een zwarte scooter 300. Na de overval heeft [verdachte] de zwarte scooter overgespoten in de kleur grijs, waarna hij na een achtervolging met deze grijze scooter werd gecontroleerd in Eindhoven.
(Opmerking: deze controle staat vermeld in het politiesysteem, waarbij [verdachte] gecontroleerd werd met [medeverdachte] ).

7. Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 29 april 2021, inhoudende, voor zover van belang en zakelijk weergegeven (p. 110):

Ik heb de veiliggestelde camerabeelden van 14 april 2021 afkomstig van cafetaria [cafetaria] , gelegen aan [adres 1] te [gemeente] , bekeken. Ik zag op het tijdstip 17:29:09 uur een zwarte scooter in beeld met daarop twee personen. Deze scooter kwam met een zeer hoge snelheid uit de richting van kledingwinkel [benadeelde] . Ik zag dat de scooter vaart minderde. Vervolgens zag ik de scooter om 17:29:20 uur weer in volle vaart aan komen rijden in de richting van kledingwinkel [benadeelde] . Om 17:29:23 uur verdween de scooter uit beeld.

8. Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] van 7 juni 2021, inhoudende, voor zover van belang en zakelijk weergegeven (p. 197 en 199 t/m 200):

Op 25 mei 2021 werden door mij de gevorderde beelden bekeken van [stichting] . Verdachte [verdachte] verblijft bij [stichting] gevestigd aan de [adres 2] in Eindhoven. De systeemtijd van de veiliggestelde beelden loopt 37 minuten achter op de huidige tijd.
Op de beelden van 14 april 2021 omstreeks 14:49 uur komt een persoon die voldoet aan het signalement van [verdachte] binnen via de hoofdingang van het gebouw van [stichting] . Hij loopt naar de brievenbus voorzien van [nummer] in de hal. Hij opent het postvak met een sleutel en haalt er een enveloppe uit. Het is bekend dat [verdachte] verblijft bij [stichting] in [kamer] .
Te zien is dat verdachte [verdachte] soortgelijkende kleding draagt als de bestuurder op de scooter bij de overval/voorverkenning in [gemeente] . Op zowel de beelden van de daders op de scooter op de dag van de voorverkenning, als op de dag van de overval, als op de beelden van [stichting] is het volgende te zien;
-bestuurder draagt een blauwe jas voorzien van horizontale banen;
-bestuurder draagt een zwarte trainingsbroek;
-bestuurder draagt zwarte Nike sportschoenen met witte zool en wit Nike teken aan de buitenzijde.
Op 15 april 2021 omstreeks 08:26 uur vertrekt [verdachte] bij [stichting] . Hij draagt een blauwe jas met horizontale banen, een zwarte trainingsbroek en zwarte sportschoenen met een wit merkteken van Nike. Om 14:42 uur komt [verdachte] de hoofdingang van [stichting] binnengelopen. Hij draagt dan een lichtgrijze trainingsbroek met aan de buitenzijde een zwarte bies en zwarte Nike sportschoenen met een witte zool en een wit Nike logo aan de buitenzijde van de schoen.

9. De eigen waarneming van de rechtbank, gedaan ter terechtzitting van 22 juni 2022, met betrekking tot de op die terechtzitting getoonde camerabeelden:

Op de camerabeelden is te zien dat één van de twee personen (de persoon die als tweede de winkel binnentreedt) die de winkel binnenkomen een wapen of een soortgelijk voorwerp in de handen heeft.

10. Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 11 mei 2021, inhoudende, voor zover van belang en zakelijk weergegeven (p. 167):

[verdachte] heeft nu een paar maanden een scooter.

11. Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] van 29 april 2021, inclusief fotobijlagen, inhoudende, voor zover van belang en zakelijk weergegeven (p. 120 t/m 122):

Ik, verbalisant [verbalisant 4] , zag dat op 29 april 2021 twee personen de Sassenlaan in liepen. Ik hield deze personen staande. Persoon één gaf op te zijn [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1998. In ons politiesysteem zag ik tevens een SKDB-foto waarop ik de verdachte direct herkende. Van beide personen zijn ter plaatse foto’s gemaakt. Deze foto’s worden bij dit proces-verbaal van bevindingen gevoegd.
Nadere bewijsoverwegingen.
De overval.
Op basis van de feiten en omstandigheden zoals die blijken uit de aangiften van de winkelmedewerksters alsmede de met die verklaringen overeenkomende camerabeelden, stelt de rechtbank het volgende vast. Op 15 april 2021 omstreeks half twee ’s middags vond een gewapende overval plaats op de kledingwinkel [benadeelde] te [gemeente] door twee met bivakmutsen gemaskerde personen. Deze personen bedreigden hierbij aangeefster [slachtoffer 2] met een vuurwapen of een daarop lijkend voorwerp, namen vervolgens 59 dure broeken uit de winkel mee en vluchtten daarna op een zwarte scooter.
De rechtbank overweegt verder het volgende.
De voorverkenning.
Op de camerabeelden van cafetaria [cafetaria] van 14 april 2021 is zichtbaar dat twee personen op een zwarte scooter met zeer hoge snelheid uit de richting van kledingwinkel [benadeelde] rijden. Enkele seconden later is op de beelden zichtbaar dat diezelfde scooter vaart mindert en enkele seconden later weer in volle vaart in de richting van de kledingwinkel komt rijden. Gelet op de omstandigheid dat zich twee personen op een zwarte scooter met dergelijk opvallend en onlogisch rijgedrag een dag voor de overval bij de kledingwinkel bevinden, stelt de rechtbank vast dat op 14 april 2021 een voorverkenning bij [benadeelde] is verricht.
Vergelijking kleding.
Uit de hierboven weergegeven bewijsmiddelen volgt dat verdachte op 14 en 15 april 2021 op de camerabeelden van de ingang van het gebouw van [stichting] zichtbaar is. De kleding van verdachte op deze beelden is vergeleken met de kleding van de twee overvallers op 14 en 15 april 2021. De rechtbank concludeert dat verdachte - kort gezegd - op beide dagen sterk gelijkende kleding droeg als de bestuurder van de scooter, waaronder de zwarte sportschoenen met witte zool.
De telefonische bekentenis.
Op 8 mei 2021 meldde [persoon] , begeleidster van verdachte bij [stichting] , zich telefonisch bij de politie naar aanleiding van hetgeen verdachte haar zojuist had verteld over een strafbaar feit dat hij zou hebben gepleegd. Zij gaf de telefoon vervolgens aan verdachte, waarna verdachte spontaan tegenover de meldkamer van de politie - kort weergegeven - verklaarde dat hij samen met een ander de overval op de kledingzaak [benadeelde] in [gemeente] heeft gepleegd. Hij deelde mee dat hij de bestuurder van de scooter was geweest. Op 9 mei 2021 heeft verdachte nogmaals telefonisch contact met de politie gehad, in welk gesprek hij deze bekentenis heeft herhaald.
Betrouwbaarheid verklaringen verdachte.
De rechtbank stelt vast dat verdachte op 8 en 9 mei 2021 uit zichzelf de hierboven weergegeven bekennende telefonische verklaringen heeft afgelegd. Toen hij op 10 en 11 mei 2021 door de politie verhoord werd, heeft hij zich op zijn zwijgrecht beroepen. Ook ter terechtzitting heeft verdachte zich in eerste instantie op zijn zwijgrecht beroepen, maar later het volgende verklaard. Verdachte stelt op 8 en 9 mei 2021 een valse bekennende verklaring te hebben afgelegd onder druk van een medebewoner van [stichting] . Hij heeft op 29 april 2021 de scooter die bij de overval is gebruikt van die medebewoner geleend. Verdachte was bang om met de overval in verband gebracht te worden doordat zijn DNA of vingerafdrukken mogelijk op de scooter zouden worden aangetroffen. Tot slot stelt verdachte dat hij geen zwarte schoenen heeft.
De rechtbank constateert op basis van het procesdossier het volgende. Uit de verklaring van getuige [getuige] , begeleidster bij [stichting] , volgt dat verdachte al enkele maanden over een eigen scooter beschikte; het is daarom onlogisch dat verdachte een scooter van een ander zou lenen en verdachte heeft daarvoor ook geen aannemelijke verklaring gegeven. Het heeft er daarom alle schijn van dat verdachte over de scooter niet naar waarheid heeft verklaard. Verder volgt uit de camerabeelden van de ingang van [stichting] dat verdachte zowel op de dag van de voorverkenning als op de dag van de overval kleding droeg die sterk lijkt op de door één van de overvallers gedragen kleding, waaronder zwarte sportschoenen met witte zool. Daarnaast volgt uit (de fotobijlage bij) het proces-verbaal van bevindingen inzake de staandehouding van verdachte op 29 april 2021 dat verdachte ook op die dag zwarte schoenen met een witte zool droeg. De verklaring van verdachte dat hij geen zwarte schoenen heeft, is daarom ongeloofwaardig. Daar komt bij dat verdachte die dag wordt aangetroffen samen met [medeverdachte] , die de overval op kledingzaak [benadeelde] heeft bekend en daarvoor reeds is veroordeeld. De rechtbank weegt ook mee dat de - voor het eerst op de zitting - door verdachte afgelegde verklaring dat een ander hem onder druk heeft gezet om tegenover de politie een bekennende verklaring af te leggen niet verifieerbaar is, nu hij de naam van de ander niet wil noemen.
Gelet op al het vorenstaande, in onderling verband beschouwd, schuift de rechtbank de ter terechtzitting afgelegde verklaring van verdachte als ongeloofwaardig terzijde. De rechtbank gaat aldus uit van de juistheid van de spontane telefonische bekentenis van verdachte, zoals deze is afgelegd op 8 en 9 mei 2021 en acht deze betrouwbaar.
Conclusie betrokkenheid verdachte.
Ondanks de ontkennende verklaring van de verdachte en het alternatieve scenario dat verdachte ter terechtzitting heeft geschetst, stelt de rechtbank - gelet op het voorgaande - vast dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de persoon is geweest die op 15 april 2021 met een bivakmuts op de kledingzaak [benadeelde] binnen is gegaan. De rechtbank acht bewezen dat daarbij door verdachte een vuurwapen of een daarop gelijkend voorwerp is gebruikt. Uit de camerabeelden en de aangifte van [slachtoffer 2] volgt immers dat één van de twee overvallers daarmee dreigde. Uit de aangifte van [slachtoffer 2] volgt daarnaast dat de bestuurder van de scooter het vuurwapen op [slachtoffer 2] had gericht. Verdachte heeft op 8 mei 2021 verklaard dat hij de bestuurder van die scooter was en bovendien komt de kleding van de bestuurder overeen met de kleding die verdachte die dag droeg. De rechtbank acht aldus de ten laste gelegde gewapende winkeloverval door verdachte wettig en overtuigend bewezen.
Medeplegen.
Gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte samen met zijn mededader de overval heeft gepleegd, nu zij samen op de scooter naar de winkel zijn gereden, samen de winkel zijn binnengegaan en de broeken aldaar buit hebben gemaakt om vervolgens samen weer op de scooter vertrekken. Er is sprake van een gezamenlijke uitvoering. Verdachte en zijn mededader zijn daarom als medeplegers van dit feit te beschouwen. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 15 april 2021 als medepleger schuldig heeft gemaakt aan een overval van kledingwinkel [benadeelde] te [gemeente] .

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 15 april 2021 te [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander 59 broeken die geheel aan kledingwinkel [benadeelde] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken,
door met een bivakmuts op en met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, die kledingwinkel binnen te gaan en dat vuurwapen, althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 2] te richten en te roepen "overval! overval!" en tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] te roepen "naar achteren!" en "daar blijven".

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier en een half jaar wordt opgelegd, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat - gelet op vergelijkbare zaken uit de jurisprudentie - bij een bewezenverklaring een lagere straf dan de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf passend is.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Aan het feit gerelateerde factoren.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een gewapende overval op klaarlichte dag van kledingwinkel [benadeelde] . Verdachte heeft bij deze winkeloverval niet geschroomd om met behulp van een wapen of een daarop gelijkend voorwerp een zeer dreigende houding aan te nemen tegenover de winkelmedewerksters. Het betrof daarnaast een vooraf geplande en geraffineerde overval. Verdachte en zijn mededader hebben immers in een tijdsbestek van minder dan een minuut de 59 broeken van dure merken meegenomen, droegen bivakmutsen, maakten gebruik van een scooter zonder kentekenplaat en hebben op de dag daarvoor een voorverkenning gedaan. Dit professionele, brutale en gewelddadige feit heeft een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers, zoals ook blijkt uit de slachtofferverklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] . Overvallen leiden bovendien tot gevoelens van onveiligheid en angst in de samenleving. Verdachte heeft met die gevoelens geen rekening gehouden toen hij besloot uit puur winstbejag op een gewelddadige manier snel aan geld te willen komen.
Aan verdachte gerelateerde factoren.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat blijkens een hem betreffend uittreksel van het justitiële documentatieregister van 9 mei 2022 verdachte het onderhavige strafbare feit heeft gepleegd tijdens de proeftijd van een eerdere veroordeling. Daarnaast is verdachte in 2020 reeds eerder veroordeeld voor een diefstal in vereniging.
Verdachte ziet de ernst van het door hem aan de slachtoffers aangedane leed kennelijk onvoldoende in, nu hij er tijdens de politieverhoren en de behandeling ter terechtzitting voor heeft gekozen om geen openheid van zaken te geven.
Gevangenisstraf.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. De rechtbank is van oordeel dat - gelet op het gebruik van het wapen of een daarop gelijkend voorwerp en de algehele professionaliteit van de overval - ten nadele van verdachte afgeweken dient te worden van het oriëntatiepunt van twee jaren onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor een ‘kale’ winkeloverval.
De rechtbank acht uit een oogpunt van vergelding en ter beveiliging van de maatschappij een vrijheidsbeneming van lange duur op zijn plaats.
De rechtbank is van oordeel dat een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf in dit geval niet passend is. Verdachte heeft namelijk eerder een forse voorwaardelijke jeugddetentie opgelegd gekregen, waarbij hij zich niet aan de daaraan verbonden bijzondere voorwaarden heeft gehouden. Deze straf zit verdachte nu uit.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zesendertig [36] maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Bevel gevangenneming.
Ter terechtzitting van 22 juni 2022 heeft de officier van justitie de gevangenneming van verdachte gevorderd.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit en de straf die verdachte voor dat feit zal worden opgelegd, is de rechtbank van oordeel dat gronden aanwezig zijn, die onverwijlde vrijheidsbeneming van de verdachte vorderen. Ook is de rechtbank van oordeel dat er een gewichtige reden van maatschappelijke veiligheid bestaan die de directe vrijheidsbeneming van de verdachte vorderen, namelijk dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte een misdrijf zal begaan waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaren of meer is gesteld en waardoor de veiligheid van de Staat of de gezondheid van personen in gevaar kan worden gebracht, dan wel algemeen gevaar voor goederen kan ontstaan.
Gelet op wat hiervoor is overwogen zal de rechtbank de gevangenneming van verdachte bevelen. Deze beslissing wordt afzonderlijk op schrift gesteld.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] .

[slachtoffer 3] heeft de rechtbank verzocht om verdachte te veroordelen tot betaling van € 4.000,- aan immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering integraal en hoofdelijk dient te worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering dient te worden verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak van verdachte.
Beoordeling.
De rechtbank acht de vordering van de benadeelde partij toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit toegebrachte schade, tot een bedrag van € 2.500,- aan immateriële schadevergoeding. De rechtbank overweegt dat op grond van wat de benadeelde partij heeft aangevoerd, de impact die het feit op haar heeft gehad en de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, dat het toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding billijk is.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren voor het overige deel van de vordering.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader(s)*** samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 april 2021 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] .

[slachtoffer 2] heeft de rechtbank verzocht verdachte te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding van € 5.362,25. Dit bedrag bestaat uit € 5.000 aan immateriële schade, € 199,- voor de aanschafkosten van een deurbel met camera, € 110,25 aan reiskosten naar een psycholoog en € 53,- aan kosten van begeleiding door de partner van [slachtoffer 2] .
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering integraal en hoofdelijk dient te worden toegewezen, met uitzondering van de gevorderde begeleidingskosten. Het gedeelte van de vordering dat ziet op de begeleidingskosten dient te worden afgewezen, nu deze kosten volgens de wet niet voor vergoeding in aanmerking komen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering dient te worden verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak van verdachte.
Beoordeling.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de immateriële schadevergoeding tot een bedrag van € 4.000,-. De rechtbank overweegt op grond van wat de benadeelde partij heeft aangevoerd, de impact die het feit op haar heeft gehad en de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, dat het toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding billijk is. Daarnaast wijst de rechtbank de materiële schadevergoeding toe tot een bedrag van € 110,25, bestaand uit de gevorderde reiskosten. De toegewezen schadevergoeding van in totaal € 4.110,25 dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 april 2021 tot aan de dag der algehele voldoening
De rechtbank zal de vordering afwijzen voor zover deze ziet op de materiële kosten inzake de deurbel met camera, nu in zoverre geen sprake is van rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade. De wet voorziet aldus niet in de mogelijkheid tot vergoeding van deze schade door verdachte.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering voor zover deze ziet op de begeleidingskosten, nu de rechtbank van oordeel is dat die post onvoldoende is onderbouwd. De benadeelde partij kan haar vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 april 2021 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
36f, 312 Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straf en maatregelen:
  • Een
  • Een maatregel van schadevergoeding van € 2.500,- subsidiair 35 dagen gijzeling.Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 3] , van een bedrag van € 2.500,-, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 35 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade. De toegewezen schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 april 2021 tot aan de dag der algehele voldoening. Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door zijn mededader is betaald.
  • Een maatregel van schadevergoeding van € 4.110,25 subsidiair 51 dagen gijzeling.
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 2] , van een bedrag van € 4.110,25, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 51 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Voormeld bedrag bestaat uit € 110,25 aan materiële schade en € 4.000,- aan immateriële schade. De toegewezen schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 april 2021 tot aan de dag der algehele voldoening. Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bepdrag door zijn mededader is betaald.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] :
De rechtbank wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 3] , van een bedrag van € 2.500,-, bestaande uit immateriële schade. De toegewezen schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 april 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De rechtbank veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door zijn mededader is betaald.
De rechtbank bepaalt dat indien en voor zover de verdachte en/of zijn mededader aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] :
De rechtbank wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] , van een bedrag van € 4.110,25, bestaande uit € 110,25 materiële schade en € 4.000,- immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 april 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank wijst de vordering voor zover deze ziet op de materiële kosten inzake de aanschaf van een deurbel met camera van € 199,- af.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De rechtbank veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door zijn mededader is betaald.
De rechtbank bepaalt dat indien en voor zover de verdachte en/of zijn mededader aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Gevangenneming.
Beveelt de gevangennemingvan verdachte met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.J.M.A. van der Put, voorzitter,
mr. R.M.L. Heemskerk-Pleging en mr. J. Woestenburg, leden,
in tegenwoordigheid van mr. S.A. te Bogt, griffier,
en is uitgesproken op 6 juli 2022.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de Districtsrecherche ‘s-Hertogenbosch, onderzoeksnummer OB1R021042, onderzoeksnaam [onderzoeksnaam] .