Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.1. Stichting Brabantse Milieufederatie, uit Tilburg, en
1.[naam] , uit [woonplaats] (vergunninghouder 1),
Op basis van het bestemmingsplan “Buitengebied, herziening 2” heeft het perceel met de kadastrale aanduiding P495 de bestemming “Agrarisch met waarden - Landschapswaarden”, met de dubbelbestemmingen “Archeologie 3” en “Waterstaat - attentiegebied EHS”.
- ‘
- Er is sprake van eenonevenredige aantastingbetreffende de landschappelijke waarden met betrekking tot het kleinschalige landschap dat op percelen [nummers] door schaalvergroting en vormverandering verloren is gegaan.
- Er is sprake van eenonevenredige aantastingbetreffende het verlies aan ecologische gradiënten en variatie in (natte) biotopen als gevolg van het dempen van de sloten op de percelen [nummers] .
- Er is sprake van eenonevenredige aantastingbetreffende het verlies aan een functie als foerageergebied en (tijdelijke) verblijfplaats voor vogels van beek en moeras ter plaatse van het knooppunt van de Ollandse Waterloop en de Dommelmeander.’
- ‘Er is sprake van eenonevenredige aantastingbetreffende het verlies aan ecologische gradiënten en variatie in (natte) biotopen als gevolg van het dempen van de sloten op de percelen.
- Er is sprake van eenonevenredige aantastingbetreffende het verlies aan verbindingswegen en oriëntatielijnen voor kleine zoogdieren en amfibieën (kwetsbare soorten) als gevolg van het dempen van de verbindende sloten.’
‘Er is geen sprake van een onevenredige aantasting van de hydrologische, aardkundige, cultuurhistorisch-landschappelijke en ecologische waarden.’
ex nunczijn genomen, dus met inachtneming van het planologische regime zoals dat van toepassing was op het moment van het nemen van die besluiten. Het planologische regime is sinds 2005, toen de aanlegvergunningen zijn verleend, meermaals gewijzigd. Dit brengt met zich dat, voor zover de voor de bestreden besluiten relevante planregels niet zijn gewijzigd, de uitspraken van de Afdeling nog steeds van belang zijn.
het belang van de aanvrager in zoverre een rol speelt dat ook de landbouwkundige waarden en kwaliteiten van de gronden niet onevenredig mogen worden verkleind’ [13] en ‘
Gelet op hetgeen in 2.6.2 is overwogen, heeft het college de belangen van de aanvrager daarbij mogen meewegen.’ [14] In de huidige doelomschrijvingen van artikel 4 en 5 van de planregels zijn de landbouwkundige waarden en kwaliteiten van de gronden niet opgenomen. Dit betekent dat bij de toetsing aan artikel 4.6.3 en artikel 5.6.3 van de planregels de belangen van vergunninghouders bij de landbouwkundige waarden en kwaliteiten van de gronden niet (meer) mogen worden meegewogen. Verweerders betoog, dat met de verschillende wijzigingen van de planologische regimes in de periode 2005 tot aan de beslissingen op bezwaar geen materiële wijzigingen zijn beoogd en dat daarom, conform de uitspraak van de Afdeling, nog steeds landbouwkundige belangen van vergunninghouders kunnen worden meegewogen, volgt de rechtbank niet. De tekst van de planregels is leidend als deze op zichzelf duidelijk is, wat hier het geval is. De bestreden besluiten zijn in zoverre niet deugdelijk gemotiveerd.
Eisers hebben enkel twijfels geuit over de juistheid van de conclusies van [naam] inzake [adres] , maar hebben geen contra-expertise overgelegd. In de stellingen van partijen ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding om te twijfelen aan de bevindingen en eindconclusies van het rapport van [naam] . De rechtbank acht het rapport van [naam] begrijpelijk en deugdelijk gemotiveerd en zal daarom dit rapport als uitgangspunt nemen bij de verdere beoordeling.
De beroepen tegen de bestreden besluiten over [adres] en [adres] zijn gegrond, omdat de bestreden besluiten in strijd zijn met artikel 4.6.3 en artikel 5.6.3 van de planregels van het bestemmingsplan “Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 4”. De rechtbank vernietigt daarom deze bestreden besluiten. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van de vernietigde besluiten in stand te laten of zelf een beslissing te nemen. Ook draagt de rechtbank niet aan verweerder op om het gebrek te herstellen met een betere motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus), omdat dit volgens de rechtbank geen doelmatige en efficiënte manier is om de zaak af te doen.
mr. J. Heijerman, leden, in aanwezigheid van R.G. van der Korput, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 juli 2022.