ECLI:NL:RBOBR:2022:2624

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
21 juni 2022
Publicatiedatum
24 juni 2022
Zaaknummer
382462 FT RK 22.268
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek afkoelingsperiode ex artikel 376 Fw

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 21 juni 2022 een beschikking gegeven op het verzoek van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid om een afkoelingsperiode te gelasten op basis van artikel 376 van de Faillissementswet (Fw). Verzoekster, een autoverhuurbedrijf, heeft op 22 maart 2022 een verklaring ex artikel 370 lid 3 Fw ter griffie gedeponeerd en verzocht om een afkoelingsperiode van vier maanden, omdat zij in financiële moeilijkheden verkeert door de coronapandemie en een chiptekort. Tijdens de behandeling van het verzoek in raadkamer, waarbij de bestuurders van verzoekster aanwezig waren, is het verzoek nader toegelicht. Verzoekster heeft aangegeven dat zij haar schuldenlast wil saneren door het aanbieden van een onderhands akkoord en dat een afkoelingsperiode noodzakelijk is om faillissement te voorkomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek voldoet aan de voorwaarden van de Faillissementswet en dat de belangen van de schuldeisers gediend zijn bij het toekennen van de afkoelingsperiode. De rechtbank heeft daarom besloten om de afkoelingsperiode van vier maanden af te kondigen, ingaande op 21 juni 2022, en heeft de bevoegdheid van derden tot verhaal op de goederen van verzoekster gedurende deze periode geschorst.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Team toezicht – Insolventies - meervoudige kamer
rekestnummer: 382462 FT RK 22/268
uitspraakdatum: 21 juni 2022
Beschikking op het ingekomen verzoek ex artikel 376 Fw van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[bedrijf],
statutair gevestigd en kantoorhoudende te [plaats] aan de
[adres] ,
verzoekster,
advocaat: mr. ing. H.J.M. Smelt

1.1.De procedure

1.1.
Verzoekster heeft op 22 maart 2022 een verklaring ex artikel 370 lid 3 Faillissementswet (Fw) ter griffie gedeponeerd.
1.2
Bij verzoek van 27 mei 2022, ter griffie ingekomen op 30 mei 2022 en aangevuld op 3 juni 2022, heeft verzoekster verzocht een afkoelingsperiode ex artikel 376 Fw te gelasten voor een periode van vier maanden, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen termijn.
1.3.
Verzoekster heeft gekozen voor een besloten akkoordprocedure buiten faillissement.
1.4.
Het verzoek is op 7 juni 2022 in raadkamer, via een videoverbinding, behandeld in aanwezigheid van de heer [bestuurder A] en mevrouw [bestuurder B] , beiden zelfstandig bestuurder van verzoekster, bijgestaan door mr. ing. H.J.M. Smelt voornoemd.
1.5.
Ter terechtzitting is het verzoek nader toegelicht en zijn vragen van de rechtbank beantwoord.

2.Het standpunt van verzoekster

2.1.
Ter onderbouwing van het verzoek heeft verzoekster – verkort en zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
2.2.
Verzoekster exploiteert een autoverhuurbedrijf in [plaats] . Zij is de afgelopen jaren door corona en doordat er weinig auto’s beschikbaar waren vanwege een chiptekort in de financiële moeilijkheden komen te verkeren. Daarnaast had verzoekster met een aantal partners ook buiten [plaats] afgiftelocaties geopend in Nederland. Dat liep goed met betrekking tot de bedrijfswagens, maar niet ten aanzien van de personenauto’s. Bij de locaties in andere steden bleek dat mensen deze auto’s regelmatig voor een ander huurden. Verzoekster werd geconfronteerd met auto’s die werden teruggebracht waarbij in een korte periode enkele duizenden kilometers waren gereden of die aanzienlijk waren beschadigd. Sommige auto’s werden helemaal niet teruggebracht. Veel restbetalingen werden door deze categorie huurders niet betaald. Hierdoor waren deze verhuuractiviteiten verlieslatend. Dat heeft verzoekster doen besluiten om de afgiftelocaties voor de verhuur van personenwagens te sluiten. Verzoekster verhuurt enkel nog vanuit haar bedrijfslocatie in [plaats] .
2.3.
Een deel van de bedrijfswagens die verzoekster in eigendom had, heeft zij verkocht waarmee zij het verlies in 2021 heeft kunnen beperken. Verzoekster heeft haar kosten de afgelopen maanden weten te reduceren. Zo heeft zij afscheid genomen van één van de twee personeelsleden. Verzoekster wil op kleinere schaal verder gaan met de exploitatie van haar activiteiten en zich enkel nog focussen op de verhuur van bedrijfswagens. De verhuur van de bedrijfswagens verloopt goed en er wordt momenteel een positief resultaat mee behaald, maar er zijn onvoldoende middelen om de schulden op korte termijn af te lossen.
2.4.
Verzoekster is voornemens haar schuldenlast te saneren door het aanbieden van een onderhands akkoord. Verzoekster zegt uitdrukkelijk toe binnen twee maanden na de deponering van de verklaring ex artikel 370 lid 3 Fw een akkoord aan haar schuldeisers te zullen aanbieden.
2.5.
Het streven van verzoekster is om binnen 60 maanden aan de schuldeisers de volledige hoofdsom van hun vordering, zonder rente en kosten, te betalen. Bij brief van 12 mei 2022 heeft verzoekster haar schuldeisers hierover geïnformeerd en hen verzocht om aan te geven hoe zij tegen een dergelijk voorstel aankijken. Drie schuldeisers hebben aangegeven hier positief tegenover te staan, een viertal schuldeisers vindt de termijn van 60 maanden te lang, één schuldeiser heeft gedreigd met een faillissementsverzoek en de overige zes schuldeisers hebben nog niet gereageerd. Verzoekster is nu aan het onderzoeken of en hoe zij haar schuldeisers binnen een kortere termijn dan 60 maanden kan betalen. In dit verband bekijkt zij of het mogelijk is om de schuld die zij aan haar Spaanse zustermaatschappij heeft om te zetten in aandelen in verzoekster.
2.6.
Het gelasten van een afkoelingsperiode is volgens verzoekster noodzakelijk, omdat een tweetal schuldeisers met een grote vordering druk legt op verzoekster om alsnog per direct volledig betaald te worden. Eén crediteur heeft al een concept faillissementsverzoek toegestuurd met het verzoek terstond het openstaande bedrag te voldoen. Verzoekster wil voorkomen dat de WHOA-procedure wordt doorkruist door een faillissementsaanvraag. Een afkoelingsperiode is in het belang van alle schuldeisers van verzoekster, omdat de gezamenlijke schuldeisers in een faillissementssituatie slechter af zullen zijn. Verzoekster is niet in het bezit van activa. Het wagenpark is geleased door middel van financial lease waarbij ingeval van faillissement de leasevoertuigen terug zullen gaan naar de financieringsmaatschappijen en de opbrengst daarvan vermoedelijk gelijk zal zijn aan de op dit moment nog openstaande vorderingen van de financieringsmaatschappijen. Crediteuren zullen niet in hun belangen worden geschaad bij het gelasten van een afkoelingsperiode.

3.De beoordeling

3.1.
Het onderhavige verzoek is een verzoek op basis van de tweede afdeling van titel IV
van de Faillissementswet (homologatie van een onderhands akkoord, artikel 369 e.v.
Fw.). Het verzoek ziet op het afkondigen van een – eerste – afkoelingsperiode.
3.2.
Verzoekster heeft de keuze gemaakt voor een besloten akkoordprocedure en heeft
daarbij aangevoerd welke redenen daaraan ten grondslag liggen. Nu verzoekster de
keuze heeft gemaakt voor een besloten akkoordprocedure is dit verzoek in raadkamer
behandeld. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om derden in de gelegenheid te
stellen hun zienswijze te geven op het verzoek.
Rechtsmacht
3.3.
Verzoekster is statutair gevestigd te [plaats] . Gezien het bepaalde in artikel 369 lid 7 aanhef en onder b Fw juncto artikel 3 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht om dit verzoek in behandeling te nemen. Uit artikel 369 lid 8 Fw, artikel 262 onder a Rv en artikel 1:10 lid 2 Burgerlijk Wetboek volgt dat de rechtbank Oost-Brabant relatief bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
Startverklaring
3.4.
Verzoekster heeft op 22 maart 2022 een verklaring ex artikel 370 lid 3 Fw gedeponeerd ter griffie van de rechtbank. Zij heeft bij het verzoek om een
afkoelingsperiode toegezegd dat zij binnen twee maanden een akkoord als bedoeld in
3 artikel 370 lid 1 Fw zal aanbieden. Verzoekster kan dan ook worden ontvangen in haar
verzoek om een afkoelingsperiode.
Noodzaak afkoelingsperiode en belangen schuldeisers
3.5.
Ingevolge artikel 376 lid 4 Fw wordt een verzoek tot het gelasten van een afkoelingsperiode toegewezen als summierlijk blijkt dat:
a. dit noodzakelijk is voor het kunnen blijven voortzetten van de onderneming tijdens de voorbereiding van en onderhandelingen over een akkoord, en
b. op het moment dat de afkoelingsperiode wordt afgekondigd redelijkerwijs valt aan te nemen dat de belangen van de gezamenlijke schuldeisers met een afkoelingsperiode zijn gediend en (voor zover in de onderhavige kwestie van belang) derden met bevoegdheid tot verhaal op of opeising van goederen niet wezenlijk in hun belangen worden geschaad.
3.6.
Naar het oordeel van de rechtbank is summierlijk gebleken dat een afkoelingsperiode noodzakelijk is om de door verzoekster gedreven onderneming tijdens de voorbereiding van en de onderhandelingen over een akkoord te kunnen blijven voortzetten. De schuldeiser die had aangekondigd het faillissement van verzoekster aan te zullen vragen, heeft – zo is de rechtbank ambtshalve bekend geworden – inmiddels een verzoek tot faillietverklaring van verzoekster ingediend bij de rechtbank.
3.7.
Ook is summierlijk gebleken dat redelijkerwijs valt aan te nemen dat de belangen van de gezamenlijke schuldeisers met een afkoelingsperiode gediend zijn. Uit de stellingen van verzoekster volgt dat de schuldeisers beter af zullen zijn bij het bereiken van een akkoord (waarbij zij de volledige hoofdsom van hun vordering, zonder rente en kosten, in termijnen zullen ontvangen) dan in faillissement; een faillissement dat zonder
totstandkoming van een akkoord waarschijnlijk onafwendbaar zal zijn. Uit de door verzoekster overgelegde liquiditeitsprognose en de daarop ter zitting gegeven toelichting volgt dat aannemelijk is dat verzoekster in staat is om haar lopende verplichtingen te voldoen. Dat er schuldeisers door het uitspreken van de gevraagde afkoelingsperiode wezenlijk in hun belangen zullen worden geschaad, is niet gebleken en acht de rechtbank ook niet aannemelijk. Het verzoek tot het afkondigen van een afkoelingsperiode zal dan ook worden toegewezen.

4.De beslissing

De rechtbank kondigt een afkoelingsperiode af als bedoeld in artikel 376 Fw voor de periode van vier maanden, ingaande op 21 juni 2022, die inhoudt:
- dat elke bevoegdheid van derden tot verhaal op goederen die tot het vermogen van verzoekster behoren of tot opeising van goederen die zich in de macht van verzoekster bevinden, gedurende deze periode niet kan worden uitgeoefend dan met machtiging van de rechtbank, mits die derden geïnformeerd zijn over de afkondiging van de afkoelingsperiode of op de hoogte zijn van het feit dat een akkoord wordt aangeboden;
- dat de behandeling van een verzoek tot verlening van een surséance van betaling, een eigen aangifte of een door een schuldeiser jegens verzoekster ingediend verzoek tot faillietverklaring, wordt geschorst.
Deze beschikking is gegeven door mr. V.G.T. van Emstede, voorzitter, mr. B.R.M. de Bruijn en mr. B.A. Cnossen en in het openbaar uitgesproken door mr. V.G.T. van Emstede op 21 juni 2022, in tegenwoordigheid van de griffier.