ECLI:NL:RBOBR:2022:2453

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
25 april 2022
Publicatiedatum
13 juni 2022
Zaaknummer
WR 22/008
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechters in civiele procedure

In deze beschikking van de Rechtbank Oost-Brabant, gedateerd 25 april 2022, is het wrakingsverzoek van verzoekers afgewezen. Verzoekers, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.P. van Knippenbergh, hebben de rechters H.T.J.F. Verhappen, M.E. Bartels en S.C. van Bergen gewraakt in de procedure met zaaknummer C/01/371277 / HA ZA 21-348. De wrakingskamer heeft kennisgenomen van het proces-verbaal van de zitting in de hoofdzaak, de schriftelijke reacties van de rechters en de e-mail van verzoekers. Tijdens de mondelinge behandeling op 21 april 2022 was verzoeker aanwezig, maar de rechters waren afwezig. Verzoeker heeft de leden van de wrakingskamer gewraakt, omdat zij geen mandaat van de Volkerenbond of de Verenigde Naties zouden hebben getoond. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking van de rechters afgewezen, omdat er geen uitzonderlijke omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechters in twijfel trekken. De rechters zijn op grond van hun aanstelling bevoegd om de zaak te behandelen en er is geen bewijs van vooringenomenheid. De wrakingskamer concludeert dat het wrakingsverzoek misbruik van recht inhoudt en dat een volgend verzoek van verzoekers niet in behandeling zal worden genomen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANKOOST-BRABANT
Wrakingskamer
Zaaknummer: WR 22/008
Beschikking van 25 april 2022
in de zaak van

1.[verzoeker] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[verzoekster],
gevestigd te [plaats] ,
verzoekers,
advocaat mr. A.P. van Knippenbergh te Best,
tegen
mr. H.T.J.F. Verhappen, mr. M.E. Bartels en mr. S.C. van Bergen,
in hun hoedanigheid van rechters in de rechtbank Oost-Brabant bij de behandeling van de zaak met zaaknummer: C/01/371277 / HA ZA 21-348.
Partijen zullen hierna respectievelijk verzoekers en de rechters worden genoemd. Waar nodig, zullen verzoekers afzonderlijk [verzoeker] en [verzoekster] worden genoemd.

1.Procesverloop

1.1.
De wrakingskamer heeft kennisgenomen van:
  • het proces-verbaal van de zitting in de hoofdzaak, gehouden op 5 april 2022, met daarin opgenomen het wrakingsverzoek;
  • de schriftelijke reactie van de rechters op het wrakingsverzoek van 11 april 2022;
  • de e-mail van verzoekers van 19 april 2022 aan de wrakingskamer met bijlage (een tot het Openbaar Ministerie gerichte aangifte);
  • het dossier in de hoofdzaak.
1.2.
De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft plaatsgevonden op 21 april 2022.
[verzoeker] is verschenen.
In hun schriftelijke reactie hebben de rechters voorafgaand aan de zitting al aangegeven dat zij bij de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek niet aanwezig zullen zijn. In de schriftelijke reactie hebben de rechters wel hun standpunt ten aanzien van het wrakingsverzoek naar voren gebracht.
De wederpartij van verzoekers in de hoofdzaak is – hoewel daartoe te zijn uitgenodigd – niet ter zitting verschenen.

2.De wraking van de wrakingskamer

2.1.
[verzoeker] heeft aan het begin van de zitting de leden van de wrakingskamer gewraakt, omdat zij geen mandaat of machtiging van de Volkerenbond of de Verenigde Naties lieten zien. Volgens [verzoeker] zijn de leden van de wrakingskamer niet bevoegd.
2.2.
De voorzitter van de wrakingskamer heeft de zitting vervolgens geschorst voor beraad. Na een korte schorsing is [verzoeker] gevraagd om de voortzetting van de zitting bij te wonen. [verzoeker] heeft dat geweigerd.
2.3.
De wrakingskamer passeert het verzoek tot wraking van de wrakingskamer van [verzoeker] . De leden van de wrakingskamer zijn uit hoofde van hun aanstelling bevoegd om zitting te hebben in de wrakingskamer en het verzoek tot wraking van de rechters te behandelen. Enig mandaat van de Volkerenbond of de Verenigde Naties is daarvoor niet vereist. De onderhavige grond voor het wrakingsverzoek kan niet leiden tot inwilliging van het verzoek en is van dien aard dat evident sprake is van misbruik van het middel van wraking. De wrakingskamer heeft het verzoek daarom naast zich neergelegd en heeft de zitting voortgezet buiten de aanwezigheid van [verzoeker] .
2.4.
De wrakingskamer gaat over tot de beoordeling van het verzoek tot wraking van mrs. Verhappen, Bartels en Van Bergen.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechters in de procedure met zaaknummer C/01/371277 / HA ZA 21-348. Verzoekers hebben betoogd dat de rechters niet onbevooroordeeld dat geschil kunnen beoordelen. Verzoekers hebben daarbij - kort en zakelijk weergegeven - gewezen op de volgende feiten en omstandigheden.
De rechters konden tijdens de mondelinge behandeling op 5 april 2022 geen machtiging (de wrakingskamer begrijpt, een koninklijk besluit) overleggen om de zaak te behandelen. Zij hebben volgens [verzoeker] geen mandaat om de zaak te behandelen. Ook vindt [verzoeker] de rechters vooringenomen richting het Openbaar Ministerie.
3.2.
De rechters hebben aangegeven niet in de wraking te berusten. Zij hebben in dat kader het volgende aangevoerd.
Dat de rechters onbevoegd zouden zijn, gaat niet over de (on-)partijdigheid van de rechters. Bovendien zijn de rechters, door middel van een koninklijk besluit, bevoegd om de zaak te behandelen.
Het Openbaar Ministerie is niet bij de hoofdzaak betrokken. De gemeente Heeze-Leende is de gedaagde partij. Voor zover verzoekers hebben bedoeld te stellen dat de rechters vooringenomen zijn ten opzichte van de Gemeente, geldt dat zij niet hebben aangegeven waar zij dat uit afleiden.

4.De beoordeling

4.1.
Ingevolge artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) dient te worden beoordeeld of sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Hierbij stelt de wrakingskamer voorop dat de rechters uit hoofde van hun aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechters met betrekking tot een procespartij vooringenomen zijn, althans dat de dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid is bij de beoordeling van het wrakingsverzoek van belang.
4.2.
Van uitzonderlijke omstandigheden in voormelde zin is naar het oordeel van de wrakingskamer in het voorliggende geval echter geen sprake.
De rechters zijn op grond van hun aanstelling bevoegd om de (civiele) zaak van [verzoeker] tegen de gemeente Heeze-Leende te behandelen. Zij zijn niet gehouden om tijdens een zitting het koninklijk besluit van hun benoeming te tonen.
Verder merken de rechters terecht op dat het Openbaar Ministerie niet als procespartij is betrokken in de zaak van [verzoeker] . Voor zover [verzoeker] heeft bedoeld te stellen dat de rechters vooringenomen zijn jegens de gemeente Heeze-Leende (de wederpartij van [verzoeker] in de hoofdzaak), heeft hij daarbij niet aangegeven waarop hij dat baseert. Ook op dat punt is er daarom geen gegronde reden voor wraking van de rechters.
Ten slotte is (ook overigens) in de stellingen van verzoekers geen grond gelegen voor het oordeel dat de rechters een (objectiveerbare) schijn van partijdigheid hebben gewekt.
4.3.
Het wrakingsverzoek zal daarom worden afgewezen.
4.4.
Gelet op de gang van zaken tijdens de wrakingszitting en de aard van de aangevoerde wrakingsgronden, is de wrakingskamer van oordeel dat verzoekers zich schuldig maken aan misbruik van het middel wraking. Om die reden zal de wrakingskamer op de voet van artikel 39 lid 4 Rv bepalen dat een volgend wrakingsverzoek van verzoekers in de hoofdzaak, dat is gebaseerd op eerder aangevoerde wrakingsgronden of gronden die daarmee samenhangen, niet in behandeling zal worden genomen.

5.De beslissing

De wrakingskamer,
5.1.
wijst af het verzoek tot wraking van mrs. H.T.J.F. Verhappen, M.E. Bartels en
S.C. van Bergen in de zaak met zaaknummer C/01/371277 / HA ZA 21-348;
5.2.
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek van verzoekers, dat is gebaseerd op eerder aangevoerde wrakingsgronden of gronden die daarmee samenhangen, in de procedure met zaaknummer C/01/371277 / HA ZA 21-348 niet in behandeling wordt genomen.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.H. Wiggers, voorzitter, mr. J.O.Y. Elagab en
mr. F. Kooijman, leden, en in het openbaar uitgesproken op 25 april 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen de beslissing staat geen rechtsmiddel open.