ECLI:NL:RBOBR:2022:210

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
25 januari 2022
Publicatiedatum
24 januari 2022
Zaaknummer
71/248529-21
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van een gewoonte maken van witwassen met een aanzienlijk geldbedrag

Op 25 januari 2022 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van een gewoonte maken van witwassen. De verdachte, geboren in 1985 en thans gedetineerd in P.I. Vught, werd beschuldigd van het verwerven en voorhanden hebben van een aanzienlijk geldbedrag van € 1.219.160,-, dat vermoedelijk afkomstig was uit misdrijf. De tenlastelegging betrof een periode van 1 september 2021 tot en met 15 september 2021, waarin de verdachte samen met anderen betrokken was bij meerdere geldtransporten in Nederland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 15 september 2021 als bestuurder van een auto werd aangehouden, waarin het geldbedrag in een verborgen ruimte was aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist dat het geld van misdrijf afkomstig was, gezien de omstandigheden waaronder het geld werd vervoerd en de communicatie via Signal met anderen over de geldbedragen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het witwassen van een geldbedrag van € 1.219.160,- en heeft een gevangenisstraf van 30 maanden opgelegd, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast is er verbeurdverklaring uitgesproken van de in beslag genomen mobiele telefoon. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, evenals met het feit dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 71.248529.21
Datum uitspraak: 25 januari 2022
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te: P.I. Vught, Vosseveld 2 HvB Regulier.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 december 2021 en 11 januari 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 25 november 2021.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2021 tot en met 15 september 2021 te Hank, gemeente Altena, althans in Nederland en/of een of meer (andere) plaats(en) in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, althans zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, althans aan schuldwitwassen, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) van:
een of meer (contant(e) geldbedrag(en), waaronder op 15 september 2021 te Hank, gemeente Altena, althans in Nederland, een of meer geldbedrag(en) van (in totaal) 1.219.160 euro de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, en/of verborgen en/of verhuld:
- wie de rechthebbende(n) op bovenomschreven geldbedrag (en) is/was en/of
-
- wie bovenomschreven geldbedrag(en) voorhanden heeft/hebben gehad, en/of dit/deze geldbedrag(en) verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of van bovenomschreven geldbedrag(en) gebruik gemaakt,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijze moest(en) vermoeden, dat dit/deze geldbedrag(en) – onmiddellijk of middellijk – (deels) afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd het ten laste gelegde gewoontewitwassen wettig en overtuigend bewezen te verklaren.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich voor wat betreft het witwassen gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en is gelet op de inhoud van het dossier van mening dat het gewoonte maken van witwassen niet kan worden bewezen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bewijsmiddelen.
Omwille van de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan in de bijlage die van dit vonnis deel uitmaakt. De inhoud van die bijlage dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Overweging omtrent het bewijs.
Op basis van de bewijsmiddelen en de verklaring van verdachte op zitting stelt de rechtbank vast dat verdachte op 15 september 2021 een geldbedrag van € 1.119.000,- en een geldbedrag van € 100.160,- in Amsterdam heeft opgehaald om het elders af te leveren.
Op 15 september 2021 is verdachte als bestuurder van een Peugeot, waar in een sporttas en in plastic tassen in een verborgen ruimte genoemde geldbedragen zijn aangetroffen, aangehouden. Verdachte heeft dan ook op 15 september 2021 een geldbedrag van € 1.219.160,- voorhanden gehad.
Voor een veroordeling ter zake van witwassen dient te worden bewezen dat voornoemd geldbedrag van misdrijf afkomstig was. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
In dit geval zijn er geen specifieke misdrijven aan te duiden waaruit het geld afkomstig is geweest. Verdachte heeft geen strafblad op grond van vermogensdelicten en is niet in verband te brengen met concrete eigen of andermans misdaden. Nu geen rechtstreeks verband kan worden gelegd tussen het geldbedrag en een delict, zal vastgesteld dienen te worden of het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is.
Er zijn enkele kenmerken die naar ervaring van de rechtbank duiden op het witwassen van opbrengsten van misdrijven.
Het aangetroffen geldbedrag kan om te beginnen niet verklaard worden uit de geregistreerde legale inkomsten van de verdachte. Verder volgt het vermoeden van witwassen uit de ongebruikelijk grote hoeveelheid geld die de verdachte contant heeft vervoerd in een verborgen ruimte in een auto, welke auto niet op naam van de verdachte stond, en de wijze waarop dat geld was verpakt (grote hoeveelheid kleine coupures, met name € 50,- biljetten, in (plastic) tassen). Het is een feit van algemene bekendheid dat diverse vormen van criminaliteit gepaard gaan met grote hoeveelheden contant geld. Daarnaast is het in een auto vervoeren van grote hoeveelheden geld in (plastic)tassen zonder verder enige bescherming zeer ongebruikelijk, onder meer vanwege de veiligheidsrisico’s. Crimineel geld maakt het kennelijk de moeite waard dat risico te lopen. Daarnaast heeft verdachte, voorafgaand aan het ophalen van het geld, via Signal berichten verstuurd/gechat waaruit op te maken is dat hij duidelijk wist wat hem te doen stond. Ook is hierbij gebruik gemaakt van een zogenaamd token, in de vorm van een vijf euro biljet met een specifiek serienummer. Een token wordt gebruikt om te zorgen dat het geld aan de juiste persoon wordt overgedragen. Bovendien heeft na de aanhouding van verdachte en de inbeslagname van het geld niemand zich gemeld voor het geld.
Voornoemde omstandigheden rechtvaardigen het vermoeden van witwassen van opbrengsten van misdrijven en maken dat van verdachte mag worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft waaruit zou moeten volgen dat het geldbedrag niet van misdrijf afkomstig is. Verdachte heeft niet een dergelijke verklaring over het bij hem aangetroffen geld willen geven en heeft min of meer aangegeven dat hij wel wist dat er iets mis was met het geld.
Gelet op voornoemde omstandigheden acht de rechtbank bewezen dat verdachte wist dat het geldbedrag uit misdrijf afkomstig was.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van € 1.219.160,-.
Uit het dossier volgt tevens dat verdachte in de periode van 1 september 2021 tot en met 15 september 2021 betrokken is geweest bij meerdere geldtransporten door Nederland. Verdachte had daarbij een uitvoerende rol als koerier. Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van een gewoonte, zijn – naast de duur van de periode en de frequentie van de gepleegde handeling – ook de omstandigheden waaronder verdachte de witwashandelingen heeft gepleegd, alsmede de intentie van verdachte bij een en ander, van belang. In het dossier zitten meerdere Signal (chat)berichten uit de eerste twee weken van september 2021 van verdachte met derden waarin wordt gesproken over geldbedragen en waarin afspraken worden gemaakt om het geld over te dragen op een afgesproken locatie. Het betrof steeds een fors geldbedrag. Ook wordt in deze Signal (chat)berichten gesproken over tokens. Daarnaast blijkt uit de GPS-locaties die zijn geregistreerd door de telefoon van verdachte dat in bijna alle locaties (op één na) die in de Signal (chat)berichten worden genoemd de telefoon van verdachte een GPS-locatie overeenkomstig de genoemde locaties heeft vastgesteld. Dit betreft over de periode van 7 september 2021 tot en met 15 september 2021 plaatsen door heel Nederland. Tot slot heeft verdachte ter zitting verklaard begin september een paar keer geld te hebben vervoerd in de geheime ruimte in de Peugeot. Ook heeft hij verklaard het geld daar zelf in te hebben gedaan.
Uit bovengenoemde omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, leidt de rechtbank af dat de betrokkenheid van verdachte verder ging dan een incidentele, en structureel van aard was in deze relatief korte periode van twee weken. Gelet op de professionaliteit van uitvoering, de hoogte van het aangetroffen bedrag en de ernst van de gedraging concludeert de rechtbank dat verdachte van witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
Uit het dossier is verder gebleken dat bij de betrokken geldtransporten naast verdachte anderen waren betrokken Verdachte communiceerde met diverse betrokkenen via Signal (chat-)berichten en moest het geld bij verschillende personen ophalen en weer afgeven. Gelet op de wijze waarop de geldtransporten zich hebben afgespeeld en de rol van verdachte en die anderen daarbij, is de rechtbank van oordeel dat er sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en (onbekend gebleven) anderen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
op tijdstippen in de periode van 1 september 2021 tot en met 15 september 2021 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte, telkens van contante geldbedragen, waaronder op 15 september 2021 te Hank, gemeente Altena, een geldbedrag van (in totaal) 1.219.160 euro verworven en voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij, verdachte, en zijn mededaders wisten dat deze geldbedragen – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden. met aftrek van het voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar en daarnaast een geldboete van € 50.000,- subsidiair 285 dagen hechtenis.
De officier van justitie heeft bij het formuleren van zijn eis rekening gehouden met de aard en omvang van hetgeen is aangetroffen, het ogenschijnlijke gemak waarmee verdachte zich heeft ingelaten met de strafbare feiten en de kennelijke professionaliteit waarmee die feiten gepaard gingen.
De officier van justitie heeft rekening gehouden met het verzoek van de verdediging tot het opleggen van een geldboete om de duur van de geëiste gevangenisstraf te beperken. De officier van justitie is hierin meegegaan, door het eisen van een geldboete heeft hij de geëiste gevangenisstraf beperkt met 9 maanden.
Verder heeft de officier van justitie gevorderd:
  • onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen personenauto, merk: Peugeot, type: 308, [kenteken] en
  • verbeurdverklaring van de overige bij verdachte in beslag genomen goederen/spullen waar verdachte geen afstand van heeft gedaan.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft verzocht geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De raadsman heeft aangevoerd dat naast de geëiste geldboete van € 50.000,-, de maximale taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf kan worden opgelegd.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft meegewerkt aan het witwassen van een aanzienlijk geldbedrag, te weten € 1.219.160,-. Dit contante geldbedrag is verdeeld over twee tassen in een verborgen ruimte in een auto waarin verdachte zich bevond aangetroffen. Daarnaast heeft verdachte zich in de periode van 1 september 2021 tot en met 15 september 2021 schuldig gemaakt aan het medeplegen van gewoontewitwassen van (grote) geldbedragen door in deze periode meerdere geldbedragen waarvan hij wist dat deze van misdrijf afkomstig waren als koerier te vervoeren naar verschillende plekken in Nederland.
Door het witwassen van crimineel vermogen komen inkomsten uit onderliggende criminaliteit ter vrije beschikking. Het vormt een aantasting van de legale economie en is, mede vanwege de ondermijnende invloed ervan op het legale handelsverkeer, een bedreiging voor de samenleving. Verdachte heeft zich niet bekommerd om de effecten van zijn gedrag voor de samenleving waar hij deel van uitmaakt.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging in strafmatigende zin rekening met de omstandigheid dat verdachte niet eerder voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging ook rekening met het omtrent verdachte opgemaakte Reclasseringsadvies Rechtszitting van Reclassering Nederland d.d.
25 november 2021. De reclassering heeft geen noemenswaardige problemen gesignaleerd op de verschillende leefgebieden waarvoor begeleiding of hulpverlening geïndiceerd is. Er wordt geadviseerd de zaak af te doen zonder reclasseringsbemoeienis. De reclassering ziet buiten het verlies van zijn woning geen zwaarwegende consequenties die een gevangenisstraf in de weg staan. De woonlasten van verdachte worden op dit moment betaald door zijn familie.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten met betrekking tot fraude. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Het oriëntatiepunt voor wat betreft fraude met een benadelingsbedrag van meer dan
€ 1.000.000,- is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden. De rechtbank zal in strafverzwarende zin rekening houden met het feit dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere overdrachten van (grote) geldbedragen in de periode van 1 september 2021 tot en met 15 september 2021 waardoor sprake is geweest van een gewoonte.
Gelet op de grote contante geldbedragen, waarvan verdachte wist dat deze van misdrijf afkomstig waren, de periode van twee weken waarin deze bedragen op verzoek door verdachte in een verborgen ruimte in een auto werden rondgebracht en de professionaliteit van handelen van verdachte hierin, doet een taakstraf zoals bepleit door de raadsman, naar het oordeel van de rechtbank geen recht aan de ernst van het feit.
De rechtbank zal gelet op het vorenstaande evenmin een geldboete opleggen, omdat het de rechtbank onduidelijk is wie hierdoor getroffen zal gaan worden. Verdachte heeft hier het geld niet voor, waardoor anderen dit bedrag zullen gaan betalen. Duidelijk is dan ook dat in ieder geval verdachte hier niet door getroffen zal gaan worden.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf. Omdat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit zal hem een gevangenisstraf worden opgelegd voor de duur van 30 maanden, met aftrek van het voorarrest.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

Beslag.

De rechtbank is van oordeel dat het in het dictum nader te noemen in beslag genomen voorwerp, zijnde de witte iPhone, vatbaar is voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit een voorwerp is met behulp van welke het feit is begaan of voorbereid en dit voorwerp ten tijde van het begaan van het feit aan verdachte toebehoorde.
Van de overige goederen/spullen heeft verdachte bij de politie en ter terechtzitting afstand gedaan, waardoor de rechtbank hier niet meer over hoeft te beslissen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
33, 33a, 47, 420bis, 420ter Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf het misdrijf:

medeplegen van een gewoonte maken van witwassen.

Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregel.
Een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Verbeurdverklaring van het in beslag genomen goed, te weten:
- 1 STK Telefoontoestel (witte iPhone).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.J. Sangers-de Jong, voorzitter,
mr. A. Bernsen en mr. N.E.M. Keereweer, leden,
in tegenwoordigheid van N.J.M. van Rooij, griffier,
en is uitgesproken op 25 januari 2022.