ECLI:NL:RBOBR:2022:2092
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte wegens gebrek aan bewijs van opzet bij blootstelling van minderjarig kind aan cocaïne
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 24 mei 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die ervan beschuldigd werd opzettelijk de gezondheid van haar minderjarig kind te hebben benadeeld door het kind bloot te stellen aan cocaïne. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken, omdat niet kon worden bewezen dat er sprake was van voorwaardelijk opzet. De zaak kwam aanhangig na een dagvaarding op 17 maart 2022, en de zittingen vonden plaats op 21 april en 12 mei 2022.
De officier van justitie had gerekwireerd tot bewezenverklaring van de tenlastelegging, waarbij werd gesteld dat het kind meermalen aan cocaïne was blootgesteld. De verdediging pleitte echter voor vrijspraak, stellende dat de verdachte geen voorwaardelijk opzet had en dat niet kon worden vastgesteld hoe het kind in contact was gekomen met cocaïne. De rechtbank overwoog dat voorwaardelijk opzet aanwezig is als de verdachte zich bewust is van de aanmerkelijke kans dat een bepaald gevolg zal intreden en deze kans aanvaardt.
De rechtbank concludeerde dat, hoewel de verdachte had verklaard cocaïne te hebben gebruikt in de woning waar haar dochter verbleef, er onvoldoende bewijs was dat zij de kans op blootstelling van haar dochter aan cocaïne had aanvaard. De verklaringen van getuigen en de verdachte zelf gaven geen sluitend bewijs voor de aanname van opzet. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.