Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.Het verloop van het geding
2.Waar zijn partijen het over eens?
3.Het geschil
4.De beoordeling
bebouwdeonroerende zaken, die zijn bestemd voor andere doeleinden dan woonruimte of bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW. Artikel 7:228 BW bevat regelend recht. Niet gesteld of gebleken is dat partijen andersluidende opzeggingsafspraken met elkaar hebben gemaakt en dus geldt wat in artikel 7:228 lid 2 BW is vermeld. Aangezien [gedaagde] de huur heeft opgezegd bij brief van 1 november 2021 tegen 1 januari 2022, moet voorshands worden geconcludeerd dat er rechtsgeldig is opgezegd. De kantonrechter tekent hierbij aan dat zij uit de gedingstukken niet heeft kunnen opmaken dat [eiser] nog andere argumenten heeft ingebracht ter bestrijding van de huuropzegging dan het beroep op huurbescherming dat hierboven is beoordeeld.
ntruiming
eventueelzou verwezenlijken door het niet tijdig ontruimen van het gehuurde door [eiser] . In elk geval schaart [gedaagde] daaronder de misgelopen huurinkomsten die de nieuwe huurder vanaf 1 januari 2022 zou voldoen.