ECLI:NL:RBOBR:2022:2009

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
23 mei 2022
Publicatiedatum
20 mei 2022
Zaaknummer
01/317106-21
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting van een 17-jarig meisje met geweld en bedreiging, resulterend in gevangenisstraf en tbs met dwangverpleging

Op 23 mei 2022 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 18 september 2021 in Eindhoven een 17-jarig meisje heeft verkracht. De verdachte heeft het slachtoffer, terwijl zij aan het wandelen was, van achteren vastgepakt en haar bij haar borsten en vagina betast. Toen het slachtoffer de noodknop van haar telefoon indrukte om hulp in te roepen, heeft de verdachte haar telefoon afgepakt en weggegooid. Vervolgens heeft hij het slachtoffer in de bosjes geduwd en haar verkracht door zowel met zijn vingers als met zijn penis in haar vagina te penetreren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, met aftrek van het voorarrest, en een maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het delict, de impact op het slachtoffer en de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan een schizofreniespectrumstoornis en een antisociale persoonlijkheidsstoornis. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 7.320,97 toegewezen aan het slachtoffer, bestaande uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Parketnummer: 01.317106.21 [verdachte]
Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.317106.21
Datum uitspraak: 23 mei 2022
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
thans gedetineerd te: P.I. Vught - Nieuw Vosseveld 1 HVB.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 9 mei 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 4 januari 2022.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 september 2021 te Eindhoven, althans in Nederland,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten:
- het met de hand(en) aanraken/betasten van en/of knijpen in de borst(en) van die [slachtoffer] en/of
- het met de hand(en) aanraken/betasten van de vagina, althans schaamstreek, van die [slachtoffer] en/of
- het brengen/duwen en/of houden van zijn vinger(s) in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] en/of
- het brengen/duwen van zijn penis tegen de vagina en/of tussen schaamlippen van die [slachtoffer] en/of
- het brengen/duwen en/of houden van zijn penis in de vagina van die [slachtoffer]
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid hierin dat verdachte:
- die [slachtoffer] onverhoeds heeft benaderd en/of vastgepakt en/of vastgehouden en/of
- die [slachtoffer] heeft achtervolgd en/of
- de mobiele telefoon van die [slachtoffer] heeft afgepakt en/of heeft weggegooid en/of
- die [slachtoffer] de bosschage heeft ingeduwd en/of die [slachtoffer] op de grond heeft geduwd en/of
- (vervolgens) op die [slachtoffer] is gaan liggen en/of
- voorbij is gegaan aan het verbale en/of non-verbale verzet van die [slachtoffer]
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot een bewezenverklaring van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft verzocht om verdachte partieel vrij te spreken van het ten laste gelegde voor zover dit betrekking heeft op uit seksueel binnendringen met zijn penis. Voor het overige heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
De rechtbank baseert haar oordeel op de volgende bewijsmiddelen.
Een verklaring van [slachtoffer] d.d. 8 oktober 2021 aan [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , voor zover inhoudende-zakelijk weergegeven:
Op zaterdag 18 september 2021 hebben wij een informatief gesprek zeden met jou gehouden naar aanleiding van een melding van verkrachting, gepleegd op het terrein van de [plaats] te Eindhoven. Van welk feit of feiten kom je aangifte doen?
- Van verkrachting. [2]
Hoe laat ben je gaan wandelen?
- Om 19.00 uur volgens mij.
Vervolgens kom je aan bij de begraafplaats op het terrein van de [plaats] . Wat gebeurde er vervolgens?
- Er kwam een jongen, een man eigenlijk, over de begraafplaats op een scooter. Ik liep net een stukje voor de begraafplaats en toen stopte die man naast mij. Toen pakte hij mij bij mijn borst even vast. Ik liep meteen door want ik dacht dit vind ik niet fijn. - Ik liep door, ik ben de hele begraafplaats over gelopen, net het stukje na de begraafplaats voelde ik dat die man achter mij was en aan mij zat. Hij was dus van de scooter afgestapt en achter mij aangelopen.
Waar zat hij aan bij jou?
- Eerst ging hij met zijn handen aan mijn borsten onder mijn shirt, daarna met zijn handen in mijn broek, ook in mijn onderbroek. Hij stond achter mij en zijn handen zaten voor in mijn broek en onderbroek.
Wat deed hij met zijn handen op dat moment?
- Ja eigenlijk aanraken gewoon en knijpen ook wel.
Wat raakte hij aan?
- Hij kneep vooral in mijn borsten en raakte mij in mijn onderbroek aan.
Wat raakte hij precies aan in je onderbroek?
- Mijn geslachtsdeel.
Wat deed hij dan precies?
- Betasten gewoon.
Deed hij nog meer dingen?
- Hij ging met zijn vingers in mijn geslachtsdeel.
Meer dan 1 vinger?
- Ja zo voelde het, alsof hij met de vingers van een hand in mijn geslachtsdeel zat. [3]
Heb jij iets tegen die man gezegd op dat moment?
- Ja. Ik zei wil je daar alsjeblieft mee ophouden en wil je me met rust laten.
Wat zei hij daarop?
- Niks.
Wat gebeurde er verder?
- Ik had mijn telefoon nog in mijn hand, toen had ik de noodknop ingedrukt, mijn telefoon ging aftellen en toen kreeg ik iemand aan de lijn van 112. Die begon toen met praten maar dat had die man door, hij pakte mijn telefoon af, drukte die persoon weg en gooide mijn telefoon in de bosjes. [4] - Volgens mij hebben we daar nog even gestaan terwijl hij nog steeds met zijn hand onder mijn shirt en in mijn broek ging en toen duwde hij mij in de struiken.
Maar hij moest eerst zijn handen uit je broek halen om de telefoon weg te gooien. Maar daarna is hij weer in je broek gegaan, bedoel je dat?
- Ja.
Toen hij het de tweede keer weer deed, wat deed hij toen met zijn handen?
- Een hand onder mijn shirt terwijl hij in mijn borst kneep, dat was met zijn linkerhand, en met de vingers van zijn rechterhand in mijn geslachtsdeel.
Waar gooide hij je telefoon precies naartoe?
- Naar de linkerkant, daar in de bosjes, als je met je rug naar de begraafplaats staat.
Dat duwen, kun je dat uitleggen?
- Ik probeerde de hele tijd los te komen uit zijn greep, toen waren we al een stukje naar links opgeschoven en we stonden al best dichtbij de bosjes, toen duwde hij mij met zijn volle gewicht naar de bosjes zodat hij echt op mij kwam te liggen, dat ging in een beweging door. Alsof we samen omvielen.
Hoe vielen jullie?
- Ik viel op mijn buik in de bosjes en hij lag op zijn buik op mijn rug zeg maar.
Hoe zat het op dat moment met je kleren?
- Mijn broek en onderbroek waren tot net onder mijn billen naar beneden getrokken, mijn shirt zat een klein beetje omhoog en mijn bh zat iets scheef. [5]
Dan liggen jullie op de grond, wat gebeurde er toen?
- Hij kwam een stukje omhoog waardoor hij niet meer op mij lag maar achter mij stond, toen ging hij met een hand in mijn geslachtsdeel van achteren terwijl ik op mijn buik lag, toen ging hij met zijn geslachtsdeel in mijn geslachtsdeel van achteren. Ik was toen eigenlijk gestopt met tegen stribbelen. Ik dacht als ik niks doe is het snel voorbij dacht ik, maar uiteindelijk duurde het best wel lang en ging ik met mijn benen een beetje trappelen en bewegen. Hij ging toen er uit en toen zei hij kankerhoer. Hij liep terug naar zijn scooter, scheldend. Ik stond op uit de bosjes en toen trok ik mijn kleren recht.
Welke seksuele handelingen heeft die man allemaal bij jou verricht?
- Dat hij met zijn vingers in mijn geslachtsdeel is geweest en met zijn geslachtsdeel in mijn geslachtsdeel.
Heb jij gezien of die man wel of niet klaargekomen is?
- Nee. Niet gezien. [6]
Een verklaring van d.d. 20 september 2021 van [persoon] aan [verbalisant 1] en [verbalisant 3] , voor zover inhoudende-zakelijk weergegeven:
De 19e september 2021 rond 19.30 uur heeft u zich gemeld bij de [kliniek] omdat u iets wilde doorgeven wat u de avond daarvoor, op 18 september 2021 had gezien op het terrein van de [plaats] in Eindhoven. Klopt dat?
Ja, ik zag mensen in de bosjes en ik zag bloot. Ik dacht: “oh jee, dat zijn er twee die hebben seks.” Toen kwam ik wat dichterbij en zag ik een vrouw staan. Ik zag haar van achteren en ik zag blote benen, blote billen en een blote rug tot op de schouders. Ze had het shirtje boven om haar schouders. Ik hoorde roepen: “nu ben ik helemaal klaar met jou, kuthoer.”
De vrouw reageerde niet. Ze begon zich aan te kleden. Shirt naar beneden te doen, broek omhoog te hijsen. [7]
Ik ben bewust teruggelopen om te kijken of er toch nog iemand stond want het voelde een beetje raar. Ik dacht er hebben twee mensen seks maar omdat de man zo tekeer ging en stond te roepen dacht ik wel: “is dit wel geheel vrijwillig?”. [8]
Verdachte heeft ter terechtzitting d.d. 9 mei 2022- zakelijk weergegeven- het volgende verklaard:
Op 18 september 2021 bevond ik mij op de begraafplaats behorende bij het terrein van de [plaats] in Eindhoven. Ik zag aangeefster [slachtoffer] wandelen en heb haar van achteren bij haar borsten vastgepakt. Zij wilde weglopen waarop ik haar heb achtervolgd en haar nogmaals bij haar borsten heb gepakt. Ik heb haar telefoon afgepakt en daarna mijn vinger in haar vagina gebracht.

Bijzondere bewijsoverweging

Verdachte heeft de tenlastegelegde handelingen bekend, met uitzondering van het binnendringen met zijn penis in de vagina van aangeefster. Hoewel de verdediging terecht heeft aangevoerd dat de verklaring van aangeefster op dit punt niet wordt ondersteund door een ander bewijsmiddel acht de rechtbank ook dit onderdeel van de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen. Niet alle onderdelen van de tenlastelegging hoeven te worden ondersteund door twee bewijsmiddelen.
Aangeefster heeft, blijkens een zich in het dossier bevindende notitie van haar GGzE-begeleiders onmiddellijk na terugkomst op de afdeling verteld wat haar is overkomen en aangegeven dat sprake is geweest van binnendringen met de vinger(s) en de penis in haar vagina. Ook daarna, tijdens het informatief gesprek en in haar aangifte heeft aangeefster steeds gedetailleerd en coherent verklaard dat er - naast binnendringen met de vinger(s) - sprake was van binnendringen met de penis in haar vagina.
Tegenover deze verklaringen van aangeefster staan de verklaringen van verdachte die aanvankelijk alles ontkende, pas in zijn derde verhoor mondjesmaat openheid van zaken gaf en op onderdelen, bijvoorbeeld ten aanzien van het ontkleden van aangeefster, evident in strijd met objectieve bewijsmiddelen, zoals de getuigenverklaring van een voorbijganger, heeft verklaard.
De rechtbank acht de verklaring van aangeefster omtrent het binnendringen met de penis van verdachte in haar vagina daarom geloofwaardig. De verklaring van aangeefster is dan ook voldoende betrouwbaar om als bewijsmiddel te dienen van dit onderdeel van de bewezenverklaring.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 18 september 2021 te Eindhoven door geweld en een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten:
- het met de handen aanraken/betasten van en/of knijpen in de borsten van die [slachtoffer] en
- het met de hand aanraken/betasten van de vagina van die [slachtoffer] en
- het brengen/duwen en houden van zijn vingers in de vagina en tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] en
- het brengen/duwen van zijn penis tegen de vagina en tussen schaamlippen van die [slachtoffer] en
- het brengen/duwen en houden van zijn penis in de vagina van die [slachtoffer]

en bestaande dat geweld en die andere feitelijkheid hierin dat verdachte:

- die [slachtoffer] onverhoeds heeft benaderd en vastgepakt en vastgehouden en
- die [slachtoffer] heeft achtervolgd en
- de mobiele telefoon van die [slachtoffer] heeft afgepakt en heeft weggegooid en
- die [slachtoffer] de bosschage heeft ingeduwd en die [slachtoffer] op de grond heeft geduwd en
- vervolgens op die [slachtoffer] is gaan liggen en
- voorbij is gegaan aan het verbale en non-verbale verzet van die [slachtoffer]

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
-een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht;
- een maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging;
De officier van justitie heeft ter terechtzitting de rechtbank verzocht om in het vonnis op te nemen dat deze maatregel niet bij FPC de [kliniek] te Eindhoven ten uitvoer zal worden gelegd.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft verzocht om bij de strafoplegging aansluiting te zoeken bij de bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten.
De raadsman meent dat middels een maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden het recidiverisico kan worden beteugeld.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 18 september 2021 schuldig gemaakt aan verkrachting van een
17-jarig meisje. Verdachte heeft haar- terwijl zij nietsvermoedend aan het wandelen was op het terrein van de GGZ-instelling waar zij op dat moment verbleef- van achteren bij haar borsten vastgepakt.
Op het moment dat zij wilde weglopen heeft verdachte haar achtervolgd en opnieuw vastgegrepen en haar bij haar borsten en vagina betast. Het slachtoffer heeft de noodknop van haar mobiele telefoon ingedrukt en zo het alarmnummer gebeld. Toen verdachte doorhad dat de hulpdiensten begonnen te spreken tegen het slachtoffer heeft hij de verbinding verbroken, de telefoon van haar afgepakt en weggegooid.
Vervolgens heeft hij haar de struiken mee ingesleurd en haar verkracht door haar vagina met zijn vingers en penis te penetreren.
Door zo te handelen heeft verdachte een zeer grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer.
Verdachte heeft enkel oog gehad voor zijn eigen frustraties en lustgevoelens en heeft zich op geen enkel moment bekommerd om het slachtoffer en de schade die hij bij het minderjarige en psychisch reeds kwetsbare slachtoffer heeft aangericht. Verdachte heeft een kwetsbaar meisje aangevallen op een terrein waar zij zich veilig diende te voelen en waar zij haar zelfstandigheid en zelfredzaamheid aan het opbouwen was.
Slachtoffers van verkrachting ondervinden daar vaak nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan. Uit de ter terechtzitting door het slachtoffer voorgelezen slachtofferverklaring blijkt dat dit ook in deze zaak het geval is.
Het behoeft geen betoog dat verkrachtingen gevoelens van afschuw en verontwaardiging oproepen in de samenleving. Dit soort gebeurtenissen zorgen ervoor dat vrouwen in het algemeen zich onveilig voelen en extra waakzaam zijn in de openbare ruimte. De rechtbank rekent dat verdachte zwaar aan.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte eerder voor geweldsdelicten is veroordeeld en dat hem eerder een maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege is opgelegd.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat uit de hierna te melden rapportages van de gedragsdeskundigen blijkt dat het door hem gepleegde strafbare feit in verminderde mate aan hem kan worden toegerekend.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank is van oordeel dat in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden passend is, waarop een aftrek van 10 maanden wordt toegepast vanwege de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
De rechtbank is aldus van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden.
De rechtbank legt een lagere gevangenisstraf op dan door de officier van justitie is geëist. De rechtbank heeft hierbij meer dan de officier van justitie rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Maatregel van terbeschikkingstelling
Op 17 maart 2022 hebben de [psychiater 1] en de psychiater in opleiding [psychiater 2] een rapport omtrent verdachte uitgebracht. De conclusie en het advies luiden:
(…)
Er is bij betrokkene sprake van een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis, een antisociale persoonlijkheidsstoornis en een stoornis in cannabisgebruik
.Er zijn geen aanwijzingen voor een parafiele stoornis, maar deze kan ook niet uitgesloten worden. De diagnoses van betrokkene hebben een chronisch karakter en waren ten tijde van het ten laste gelegde aanwezig.
De paranoïde wanen, antisociale persoonlijkheidsstoornis en de verslavingsproblematiek hadden een grote invloed op betrokkene ten tijde van het ten laste gelegde. De wanen veroorzaakten boosheid en een wens tot wraak nemen, waarbij betrokkene tevens werd gestuurd door zijn antisociale cognities en hij door drugsgebruik minder remmingen ervoer.
Betrokkene had door de aanwezige ongespecificeerde schizofreniespectrumstoornis, persoonlijkheidsstoornis en verslavingsproblematiek geen complete controle over zijn gedrag en het ten laste gelegde is hem daarom niet geheel toe te rekenen. Er zijn echter ook geen aanwijzingen dat betrokkene geen enkele wilsvrijheid meer had ten tijde van het ten laste gelegde. Wij komen concluderend tot het advies het ten laste gelegde,
indien bewezen, verminderd toe te rekenen aan betrokkene.
De combinatie van een groot aantal risicofactoren en slechts beperkte beschermende factoren zorgt voor een matig-hoog risico op herhaling van het ten laste gelegde, indien bewezen.
Daarbij moet tevens in ogenschouw worden genomen dat betrokkene recidiveert na reeds een lange periode van terbeschikkingstelling met dwangbehandeling.
Er zijn voornamelijk zwaarwegende risicofactoren aanwezig en de beperkte beschermende factoren wegen daar niet tegen op. Er is daarom sprake van een matig-hoog recidiverisico.
De behandeling zal zich moeten richten op verdiepende diagnostiek omtrent de wanen en persoonlijkheidsproblematiek. Behandeling met anti-psychotische medicatie en
abstinentie is noodzakelijk om het risico te verminderen. Ook zal er verdieping moeten plaatsvinden in de seksuele diagnostiek en is een specifieke behandeling gericht op zedendelicten geïndiceerd.Wij adviseren een terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
(…)
Op 17 maart 2022 heeft de [psycholoog] een rapport omtrent verdachte uitgebracht. De conclusie en het advies luiden:
(…)
Er is sprake van schizofrenie van het paranoïde type, een antisociale persoonlijkheidsstoornis en stoornis in het gebruik van cannabis. Dit was ook zo ten tijde van het ten laste gelegde.
De psychische stoornissen (“ziekelijke stoornissen”) hebben de gedragskeuzen en gedragingen van betrokkene ingrijpend beïnvloed ten tijde van het ten laste gelegde.
Betrokkene is ervan overtuigd geraakt dat zijn vriendin [naam] plotseling verdwenen is als gevolg van (kwaadaardig) ingrijpen van de GGZE. Hij meent dat er een plan is om hem weg Tevens is hij ervan overtuigd geraakt dat zijn vriendin in een naamloos graf is begraven op de begraafplaats van de GGZE. Toen hij op die plaats een jong meisje trof die ook op de GGZE behandeld werd, kwam alle boosheid en frustratie naar boven en heeft hij haar vastgepakt.
Hij moest sterk denken aan zijn verdwenen vriendin en heeft haar vervolgens op de grond gegooid en verkracht. Hij was op basis van de bovenbeschreven (psychotische) opvattingen van mening dat hij zo wraak kon nemen op de GGZE voor al het onrecht dat hem en zijn vriendin was aangedaan in zijn ogen. Hij vindt het achteraf erg dat het is gebeurd, maar met name voor de consequenties voor zichzelf. Als gevolg van de waandenkbeelden kon hij niet anders redeneren. Vanuit de antisociale persoonlijkheidsstoornis werd hij onvoldoende door zijn geweten geremd in zijn gedrag.
Geadviseerd wordt om het ten laste gelegde in een verminderde mate toe te rekenen aan betrokkene mocht de rechtbank het ten laste als bewezen beschouwen.
Aangezien betrokkene zich in enige mate realiseerde dat hij iets deed uit wraak tegen de GGZE en de maatschappij is er niet volledig sprake van “overmand” worden en niets meer kunnen om de impulsen tegen te houden. Daarmee is er volgens onderzoeker geen sprake van volledige ontoerekenbaarheid.
Wel is er op basis van de psychotische toestand van betrokkene (het verlies van voldoende greep op de realiteit en de achterdochtige en complot opvattingen) vast te stellen dat er zeker geen sprake is van volledige toerekenbaarheid, aangezien betrokkene door de bovengenoemde toestand sterk in zijn gedragskeuzen en gedragingen werd beïnvloed.
Gelet op de hardnekkigheid van de psychotische waanstoornis en de weigering
van betrokkene van behandeling ervan, mede gezien de antisociale persoonlijkheid waardoor de gewetensfunctie beperkt is evenals overziende de resultaten van de gestructureerde risico-taxatie en de klinische risicotaxatie, wordt het risico op recidive van (seksueel) gewelddadig gedrag als hoog ingeschat.
Zoals nu naar voren komt is betrokkene gedurende de langdurige
TBS-behandeling voldoende gestabiliseerd om tot beëindiging van de maatregel over te gaan. Helaas heeft het psychotisch beeld in combinatie met de antisociale persoonlijkheidsproblematiek en het middelengebruik opnieuw geleid tot een delict (indien dit bewezen wordt geacht). Kennelijk heeft betrokkene een strakkere structuur en scherper toezicht nodig op zijn doen en laten, zodat er bij ontregeling van de psychische conditie eerder en scherper kan worden opgetreden. Dit risicomanagement zal dan ook langere tijd moeten kunnen worden vormgegeven teneinde herhaling van delicten te voorkomen.
Behandeling van de psychotische uitingen (wanen), een stabiele, toezichthoudende omgeving en behandeling van de persoonlijkheidsproblematiek dient plaats te vinden in een omgeving waar abstinentie van middelengebruik kan worden gecontroleerd. Gelet op de zeer geleidelijke, maar achteraf wel waarneembare achteruitgang van betrokkenes psychische conditie, is het de vraag of betrokkene een leven kan leiden buiten een min of meer gedwongen zorgkader.
Dit kan volgens onderzoeker het beste in het kader van een TBS met dwangverpleging worden gerealiseerd.
Een zorgmachtiging is niet aan de orde, noch een TBS met voorwaarden, gelet op de afwijkende en overheersende waangedachten die zijn gedrag voor een groot deel beheersen en het grote risico dat daaruit voortvloeit. Aan deze gedachten kan betrokkene zich niet onttrekken waardoor hij ook niet in staat is/zal zijn, zich aan voorwaarden te houden die strijdig zijn met zijn persoonlijke zienswijzen. Een strakke structuur is noodzakelijk, met voldoende forensische scherpte en een goed risicomanagement zoals dat kan worden geboden in een FPC teneinde herhaling te voorkomen en behandeling van de problematiek aan te pakken.
(…)
De reclassering heeft zich in het rapport d.d. 14 april 2022 aangesloten bij de adviezen van de gedragsdeskundigen.
De rechtbank onderschrijft voornoemde conclusies en adviezen en legt deze ten grondslag aan haar beslissing.
De rechtbank stelt vast dat de maatregel van terbeschikkingstelling kan worden opgelegd indien is voldaan aan de in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden. Een van die voorwaarden houdt in dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. Daarnaast dient het door de verdachte begane feit een misdrijf te zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en dient de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel te eisen. Indien het hiervoor bedoelde gevaar voor recidive van ernstige aard is kan tevens worden bevolen dat de verdachte van overheidswege zal worden verpleegd (artikel 37b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht). Voor oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling is voorts vereist dat de rechtbank beschikt over een advies van ten minste twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines, onder wie een psychiater, die de verdachte hebben onderzocht. Aan deze voorwaarden is voldaan.
Het bewezenverklaarde feit is bedreigd met een maximum gevangenisstraf van meer dan vier jaar. De rechtbank is voorts van oordeel dat vanwege de ernst van het gepleegde feit, de bij verdachte geconstateerde stoornis, de noodzaak van een intensieve en langdurige klinische behandeling en het gevaar dat van verdachte uitgaat, de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen ook daadwerkelijk de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege eist. De rechtbank heeft er -anders dan de raadsman- geen vertrouwen in dat verdachte zal meewerken aan een langdurige en intensieve klinische behandeling in een ander kader. Het kader van verpleging van overheidswege biedt naar het oordeel van de rechtbank op dit moment de enige adequate mogelijkheid van risicobeperking, welke noodzakelijk is gelet op het gevaar dat van verdachte uitgaat.
Gelet op het bewezenverklaarde feit wordt de maatregel van terbeschikkingstelling opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zodat de duur van de maatregel van terbeschikkingstelling niet op voorhand gemaximeerd is.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank verdachte ter beschikking stellen. De rechtbank zal voorts bevelen dat verdachte van overheidswege wordt verpleegd.
De rechtbank adviseert om de maatregel van terbeschikkingstelling niet opnieuw in FPC de [kliniek] ten uitvoer te leggen, nu verdachte er in het kader van zijn paranoïde wanen van overtuigd is dat zijn oud-behandelaren van De [kliniek] een seksuele relatie hadden met zijn vriendin, De [kliniek] deze seksuele relatie en de dood van zijn vriendin (die volgens verdachte misschien ook het gevolg is van door De Woensese Poort voorgeschreven medicatie) in de doofpot wil houden en dat zijn vriendin daarom ook in het geheim is begraven in een anoniem graf op de begraafplaats van De [kliniek] .
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft verzocht om de vordering van de benadeelde partij- met uitzondering van de reiskosten die door de moeder van aangeefster zijn gemaakt- toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft primair verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering omdat niet duidelijk is door welke gebeurtenis de schade bij aangeefster is veroorzaakt.
Subsidiair heeft de raadsman verzocht om de schadeposten reis- en parkeerkosten en de medische kosten ter hoogte van € 62,47 af te wijzen. Ten aanzien van de overige gevorderde materiële schade heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman heeft verzocht om de gevorderde immateriële schade te matigen tot een bedrag van maximaal € 2.500,-.
Beoordeling.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering te weten de volgende posten:
materiële schadevergoeding
-Reiskosten [plaats] , naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid door de rechtbank begroot op € 50,-;
-Reiskosten Catharina ziekenhuis € 43,68;
-Parkeerkosten Catharinaziekenhuis € 7,20;
-Medische kosten € 180,09,-
-T-shirt € 20,- en sportlegging € 20,-. .
De rechtbank zal aldus een totaalbedrag van € 320,97 aan materiële schadevergoeding toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 18 september 2021 tot de dag van volledige betaling.
Voor de overige gevorderde posten van materiële schade geldt dat een voldoende rechtstreeks verband tussen de gevorderde schade en het ten laste gelegde ontbreekt. Reden waarom de rechtbank de benadeelde partij voor het meerdere niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering. De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
immateriële schadevergoeding
De rechtbank stelt de immateriële schade, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid, vast op een bedrag van € 7.000,- euro en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 18 september 2021, tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 37a, 37b en 242 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:

verkrachting;

verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
legt op de volgende straf en maatregelen:
een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.

een maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging.

t.a.v. feit 1:
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer] , van een bedrag van € 7.320,97 bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 71 dagen; de toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
voormeld bedrag bestaat uit € 320,97 vergoeding van materiële schade en € 7.000,- vergoeding van immateriële schade;
het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 september 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] :
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer] , van een bedrag van € 7.320,97,-, bestaande uit € 320,97,- materiële schade en € 7.000,- immateriële schade.
de toegewezen schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 september 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor zover deze ziet op de posten reiskosten met betrekking tot de eindbestemmingen in [gemeente] en de meer gevorderde reiskosten met betrekking tot eindbestemming [plaats] niet-ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdacht heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.J.A. Donkersloot, voorzitter,
mr. H.M. Hettinga en mr. C.W.H. Houg, leden,
in tegenwoordigheid van mr. A.J.H.L. Coppens, griffier,
en is uitgesproken op 23 mei 2022.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie eenheid Oost-Brabant, dienst regionale recherche team Zeden genummerd PL2100-2021208313 onderzoek “ [onderzoeksnaam] ”.
2.Proces-verbaal pag. 36.
3.Proces-verbaal pag. 37.
4.Proces-verbaal pag. 38.
5.Proces-verbaal pag. 39.
6.Proces-verbaal pag. 40.
7.Proces-verbaal pag. 53.
8.Proces-verbaal pag. 54.