Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
uitspraak van de meervoudige kamer van 11 mei 2022 in de zaak tussen
vereniging Leefmilieu, te Nijmegen, eisers
het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Brabant, verweerder
Procesverloop
[naam] te Alphen een vergunning krachtens artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming (Wnb) verleend voor het uitbreiden/wijzigen van een tweetal veehouderijen gelegen aan [adres 1] te Alphen respectievelijk [adres 2] te Alphen, in de gemeente Alphen-Chaam.
Overwegingen
In deze zaak gaat het over de vraag of het beroep van eisers ontvankelijk is, ook al is het beroep te laat ingediend.
2. Eisers hebben bij brief van 21 april 2021 beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Voor het instellen van beroep geldt een termijn van zes weken. Op grond van de artikelen 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (de Awb) begint die termijn te lopen op de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven manier is bekendgemaakt. Het te laat indienen van een beroepschrift is op grond van artikel 6:11 van de Awb verschoonbaar als redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. De termijn voor het indienen van een beroepschrift tegen een besluit dat tot een of meer belanghebbenden is gericht en dat is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 van de Awb vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit overeenkomstig artikel 3:44, eerste lid, onder a, van de Awb ter inzage is gelegd.
zes weken. Eisers stellen dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Na het indienen van de zienswijze hebben eisers erop vertrouwd dat verweerder overeenkomstig artikel 3:44, eerste lid, onder b, van de Awb het besluit aan hen zou toezenden, maar dat is niet gebeurd. Verweerder heeft het besluit op 12 januari 2018 per e-mail verzonden naar het adres vanhoofadvies@online.de. Het gaat hier volgens eisers om een besluit als bedoeld in artikel 3:42 van de Awb. Een dergelijk besluit mag ingevolge artikel 2:14, tweede lid, van de Awb niet uitsluitend per elektronische weg worden aangeboden. De mededeling op grond van artikel 3:44, tweede lid, onder b, van de Awb had volgens eisers daarom in ieder geval ook per gewone post gedaan moeten worden.
1. In het verkeer tussen burgers en bestuursorganen kan een bericht elektronisch worden verzonden, mits de bepalingen van deze afdeling in acht worden genomen.
2. Het eerste lid geldt niet, indien:
a. dit bij of krachtens wettelijk voorschrift is bepaald, of
b. een vormvoorschrift zich tegen elektronische verzending verzet.
1. Een bestuursorgaan kan een bericht dat tot een of meer geadresseerden is gericht, elektronisch verzenden voor zover de geadresseerde kenbaar heeft gemaakt dat hij langs deze weg voldoende bereikbaar is.
2. Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, geschiedt de verzending van berichten die niet tot een of meer geadresseerden zijn gericht, niet uitsluitend elektronisch.
(…).
1. De bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.
(…).
De bekendmaking van besluiten van een niet tot de centrale overheid behorend bestuursorgaan die niet tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze. Elektronische bekendmaking vindt uitsluitend plaats in een van overheidswege uitgegeven blad, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.
1. Tegelijkertijd met of zo spoedig mogelijk na de bekendmaking wordt van het besluit mededeling gedaan aan degenen die bij de voorbereiding ervan hun zienswijze naar voren hebben gebracht. (…).
1. Indien bij de voorbereiding van het besluit toepassing is gegeven aan afdeling 3.4, geschiedt de mededeling, bedoeld in artikel 3:43, eerste lid:
a. (…), en
b. door toezending van een exemplaar van het besluit aan degenen die over het ontwerp van het besluit zienswijzen naar voren hebben gebracht.
(…).
tweede lid, van de Wnb. Het betreft een besluit op aanvraag dat tot een of meer belanghebbenden is gericht als bedoeld in artikel 3:41 van de Awb. De mededeling als bedoeld in artikel 3:44, eerste lid, onder b, van de Awb is een bericht dat eveneens tot een of meer geadresseerden is gericht als bedoeld in artikel 2:14, eerste lid, van de Awb. Het wordt immers verzonden naar degenen die over het ontwerp van het besluit zienswijzen naar voren hebben gebracht. Deze situatie is dan ook niet op één lijn te stellen met die in de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 4 maart 2015 en 30 oktober 2019 [1] , anders dan eisers ter zitting hebben gesteld, omdat de mededeling in die zaken was gericht aan een onbepaalde groep.
Hoewel verweerder geen mededeling van het besluit heeft gedaan aan eisers door per post een exemplaar van het besluit aan hen toe te zenden, kan het niet tijdig instellen van beroep hen wel worden verweten. De rechtbank is namelijk van oordeel dat eisers, ook al stellen zij de e-mail van verweerder van 12 januari 2018 niet te hebben ontvangen, zich eerder hadden moeten laten informeren over de verlening van de Wnb-vergunning waartegen zij wilden opkomen. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de zienswijze reeds op
20 november 2017 is ingediend, de beslistermijn ten tijde van de instelling van het beroep reeds zeer geruime tijd was verstreken en eisers werden bijgestaan door een professionele rechtsbijstandverlener. Dat eisers in de veronderstelling verkeerden dat er geen vergunning was verleend vanwege de PAS-uitspraak van de Afdeling van 29 mei 2019 [3] en zij over een groot aantal ontwerp-natuurvergunningen zienswijzen hebben ingediend, leidt niet tot een ander oordeel. Verweerder was niet gehouden om de uitkomst van de procedure die heeft geleid tot genoemde uitspraak af te wachten om het bestreden besluit te kunnen nemen. Verder heeft verweerder de hier aan de orde zijnde Wnb-vergunning bekendgemaakt op www.brabant.nl/loket/verleende-vergunningen. In het ontwerpbesluit is vermeld dat dit besluit via deze website te raadplegen is, zodat eisers van het bestaan van deze website op de hoogte hadden kunnen zijn en ook hadden kunnen weten dat het bestreden besluit eveneens op deze website zou worden gepubliceerd. Hoewel volgens eisers niet duidelijk is of de bekendmaking op de website op 28 januari 2019 heeft plaatsgevonden of op
13 januari 2018, is het beroep hoe dan ook ruim na de datum van bekendmaking van het besluit op de website ingesteld. Deze ruime termijnoverschrijding acht de rechtbank niet verschoonbaar.