ECLI:NL:RBOBR:2022:1763

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
29 april 2022
Publicatiedatum
29 april 2022
Zaaknummer
21/2962
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag Tijdelijke tegemoetkoming kinderopvang zonder overheidsvergoeding (TTKZO) door de Sociale Verzekeringsbank

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 29 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een vrouw die gedeeltelijk arbeidsongeschikt is, en de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een vergoeding op grond van de Tijdelijke tegemoetkoming kinderopvang zonder overheidsvergoeding (TTKZO), nadat haar aanvraag voor een vergoeding op basis van de Tijdelijke tegemoetkomingsregeling kinderopvang (TTKO) was afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat artikel 3, tweede lid, van de TTKZO bepaalt dat er geen recht bestaat op TTKZO als er ook aanspraak is op TTKO. Eiseres ontving een TTKO-vergoeding voor 19 uur kinderopvang, terwijl zij in werkelijkheid 28 uur nodig had. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag voor TTKZO terecht was, omdat eiseres al een tegemoetkoming had ontvangen op basis van de TTKO. De rechtbank merkte op dat de wetgever niet had voorzien in situaties waarin iemand wel aanspraak heeft op TTKO, maar niet voor het volledige aantal uren kinderopvang. Eiseres viel hierdoor tussen wal en schip, maar dit was geen gevolg van de TTKZO, maar van de wijze waarop de TTKO was vormgegeven. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 21/2962

uitspraak van de meervoudige kamer van 29 april 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.J.H. Roebroek),
en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, verweerder

(gemachtigde: mr. E.M. Mulder en S. Rooijers).

Procesverloop

Bij besluit van 5 juli 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een vergoeding op grond van de Tijdelijke tegemoetkoming kinderopvang zonder overheidsvergoeding (TTKZO) afgewezen.
Bij besluit van 15 september 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Op 21 oktober 2021 heeft eiseres tegen het bestreden besluit beroep ingesteld bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De rechtbank ZeelandWestBrabant heeft het beroepschrift ter verdere behandeling doorgestuurd naar de rechtbank OostBrabant.
Verweerder heeft op 15 december 2021 een verweerschrift ingediend.
Op 27 januari 2022 en 11 februari 2022 heeft eiseres aanvullende gronden van beroep ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 februari 2022. Partijen zijn daarbij verschenen.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1 Eiseres is gehuwd en heeft twee kinderen die zijn geboren op 30 januari 2014 en 27 november 2011. Beide kinderen gingen in 2020 en 2021 naar een buitenschoolse opvang (bso). Daarvoor ontving eiseres kinderopvangtoeslag. De echtgenoot van eiseres werkt fulltime. Eiseres is sinds 2013 volledig en duurzaam arbeidsongeschikt verklaard, maar werkt wel op twee ochtenden nog 6 uur per week.
1.2.
Als maatregel tegen de verspreiding van het coronavirus was de kinderopvang in Nederland gesloten in de periode van 16 maart 2020 tot en met 7 juni 2020 en van 16 december 2020 tot en met 18 april 2021. De overheid heeft ouders die kinderopvangtoeslag ontvangen gevraagd om in deze periodes de eigen bijdrage kinderopvang door te betalen. Eiseres heeft daar gehoor aan gegeven. Bij besluiten van 30 juni 2020 en 22 mei 2021 heeft verweerder aan eiseres op grond van de ‘Tijdelijke Tegemoetkomingsregeling Kinderopvang’ (TTKO) een vergoeding van de eigen bijdrage kinderopvang toegekend.
1.3.
Op 18 juni 2021 heeft eiseres een aanvraag op grond van de TTKZO ingediend. Deze aanvraag heeft eiseres, samengevat, als volgt toegelicht:
Omdat ik 6 uur per week werk, konden we per kind slechts voor 19 uur per maand kinderopvangtoeslag aanvragen voor het gebruik van de bso. Omdat ik niet alleen voor de kinderen kan zorgen en mijn echtgenoot fulltime werkt, hadden we echter 28 uur bso nodig per kind per maand. De eerder ontvangen TTKO ziet slechts op de 19 uur kinderopvangtoeslag per maand die bekend is bij Belastingdienst Toeslagen. De TTKZO biedt een tegemoetkoming voor kosten van kinderopvang voor personen die de kosten zelf hebben betaald. De overige 9 uren bso per maand (28 uur minus 19 uur) betaalden we voor onze zonen maandelijks zelf. Ook is de TTKZO bedoeld voor huishoudens waarbij sprake is van arbeidsongeschiktheid, zoals bij ons gezin. De uitsluitingsgrond van artikel 3, tweede lid, TTKZO is er op gericht om misbruik en oneigenlijk gebruik te voorkomen, daar is in ons geval geen sprake van.
1.4
Artikel 3, eerste lid, van de TTKZO bepaalt wanneer de minister een tegemoetkoming op grond van de TTKZO verstrekt.
Artikel 3, tweede lid, van de TTKZO vermeldt:
“Het eerste lid is niet van toepassing, indien de aanvrager, bedoeld in het eerste lid, of diens partner die tevens ouder is, over de betreffende sluitingsperiode reeds een tegemoetkoming heeft ontvangen op grond van de Tijdelijke tegemoetkomingsregeling KO.”
2. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres bij het primaire besluit afgewezen omdat eiseres voor de 19 uren die bekend zijn bij Belastingdienst/Toeslagen een volledige TTKO vergoeding heeft gekregen. Voor het verschil tussen de werkelijk afgenomen uren (28 uur) en de uren waarvoor zij een vergoeding kreeg (19 uur) kan zij geen aanvulling krijgen uit de TTKZO, aldus verweerder.
3. In bezwaar heeft eiseres gewezen op haar toelichting bij de aanvraag en op de Nota van Toelichting bij de TTKZO, waarin staat dat de doelgroep van de TTKZO is huishoudens waarbij sprake is van arbeidsongeschiktheid
.Eiseres verzoekt verweerder om haar niet anders te behandelen dan iemand die ook volledig arbeidsongeschikt is verklaard en gebruik maakt van de bso, maar – anders dan eiseres – helemaal niet werkt en dus geen kinderopvangtoeslag aanvraagt. Naar de mening van eiseres is er sprake van een ongelijke behandeling van gelijke gevallen omdat die persoon wel een volledige tegemoetkoming via de TTKZO ontvangt.
4. Verweerder heeft bij het bestreden besluit het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard omdat de TTKO-regeling is bedoeld voor mensen die kinderopvangtoeslag ontvangen en de TTKZO-regeling is bedoeld voor mensen die geen kinderopvangtoeslag ontvangen. Eiseres ontvangt kinderopvangtoeslag en heeft ook een TTKO-vergoeding gekregen, gebaseerd op het aantal uren waarvoor zij kinderopvangtoeslag kreeg. De Belastingdienst Toeslagen gaat over het aantal uren recht op kinderopvangtoeslag, verweerder niet. Alle huishoudens die meer uren aan kinderopvang afnamen dan waarvoor zij kinderopvangtoeslag kregen, kunnen daarvoor géén beroep doen op de TTKZO. Zoals de naam van de regeling ‘Tijdelijke Tegemoetkoming Kinderopvang Zonder Overheidsvergoeding’ al aangeeft, kan eiseres op grond van de TTKZO alleen een vergoeding krijgen als zij over een sluitingsperiode geen recht had op een overheidsvergoeding. Eiseres kreeg die wel. In de Nota van Toelichting staat weliswaar dat de regeling TTKZO onder meer bedoeld is voor huishoudens waarbij sprake is van arbeidsongeschiktheid, maar het gaat daarbij om huishoudens waarin niemand een baan heeft terwijl er sprake is van ziekte of arbeidsongeschiktheid. Dat is niet de situatie van eiseres en er is dus geen sprake van ongelijke behandeling van een gelijk geval.
5. In beroep voert eiseres hetzelfde aan als in de bezwaarfase. Wat haar betreft is de uitsluitingsgrond in artikel 3, lid 2, van de TTKZO niet op eiseres van toepassing. Volgens eiseres leest verweerder de Nota van Toelichting op de TTKZO ook niet juist. Het is verder duidelijk dat het resultaat, dat zij voor een deel van de uren kinderopvang die zij afneemt geen tegemoetkoming ontvangt, niet de bedoeling is geweest van de regelgever.
6. De rechtbank stelt vast dat artikel 3, tweede lid, van de TTKZO uitdrukkelijk bepaalt dat er geen recht bestaat op TTKZO als er ook aanspraak is op TTKO. De rechtbank ziet niet in waarom dit artikel niet ook op de situatie van eiseres van toepassing zou zijn, nu vast staat dat eiseres een tegemoetkoming op grond van de TTKO heeft gekregen. Gelet daarop heeft verweerder de aanvraag om een tegemoetkoming op grond van de TTKZO terecht afgewezen. De verwijzing naar de Nota van Toelichting brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Hierin heeft de wetgever aangeduid voor welke doelgroepen de TTKZO bijvoorbeeld bedoeld is, maar voor de vraag of eiseres aanspraak kan maken op de TTKZO moet toch in de eerste plaats naar de regeling zelf worden gekeken en die laat – gezien artikel 3, tweede lid, van de TTKZO – geen ruimte voor twijfel of nadere interpretatie aan de hand van de toelichting.
7. Het beroep is dus ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
8. Ten overvloede merkt de rechtbank het volgende op. De regelgever heeft bij het aannemen van de TTKO en TTKZO niet voorzien dat zich een tussenvorm zou voordoen als hier aan de orde, waarin wel aanspraak bestaat op TTKO maar niet voor het gehele aantal uren kinderopvang waarvan eiseres gebruik heeft gemaakt, omdat eiseres niet voor dat gehele aantal uren ook kinderopvangtoeslag ontving. Zoals eiseres terecht heeft opgemerkt, betekent dat dat zij tussen wal en schip valt voor wat betreft de tegemoetkoming voor de kosten van 9 uren kinderopvang gedurende de sluitingsperiodes van de bso. Anders dan eiseres in deze zaak heeft betoogd, is dat echter geen gevolg van de TTKZO maar van de wijze waarop de TTKO is vormgegeven. Daarin is immers bepaald dat de omvang van de tegemoetkoming zou worden bepaald aan de hand van de bij de Belastingdienst/Toeslagen op de peildatum (9 april 2020) bekende gegevens. De regering heeft inmiddels onderkend dat een situatie zich kan voordoen dat de tegemoetkoming op grond van de TTKO onjuist kan zijn als de bekende gegevens over inkomen en/of kinderopvangtoeslag op de peildatum onjuist waren en heeft aangekondigd dat er een herzieningsronde van de TTKO zal plaatsvinden. Zoals voorafgaand aan de zitting in een brief van 11 februari 2022 door eiseres is bevestigd, heeft zij hangende het beroep alsnog voor 28 uur per week kinderopvangtoeslag toegekend gekregen voor 2020 en 2021. Gelet daarop valt te verwachten dat de tegemoetkoming op grond van de TTKO na herziening alsnog zal worden vastgesteld op basis van de 28 uur opvang waarvan eiseres gebruik heeft gemaakt.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.T.C. Wijsman, voorzitter, en mr. S.A.J. de Jong-Nibourg en mr. R. Grimbergen, leden, in aanwezigheid van mr. S.H. Snoeij, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op 29 april 2022.
De griffier is verhinderd voorzitter
om deze uitspraak mede
te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.