In deze zaak, die voor de Pachtkamer van de Rechtbank Oost-Brabant werd behandeld, vorderden [eisers], bestaande uit [eiser], zijn echtgenote en zoon, om hen als medepachters aan te merken in de pachtovereenkomst met B.V. Landgoed De Princepeel. De pachtovereenkomst dateert van 15 april 1986 en is goedgekeurd door de grondkamer voor Noord-Brabant. De Princepeel had de pachtovereenkomst opgezegd per 15 april 2022, wat leidde tot een geschil over de vraag of de pachtovereenkomst kon worden ontbonden en of de echtgenote en zoon als medepachters konden worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende grond was voor ontbinding van de pachtovereenkomst, ondanks de ziekte van [eiser] en de financiële situatie van het bedrijf. De rechtbank erkende de rol van de echtgenote en zoon in het familiebedrijf, maar wees de vordering om de zoon als medepachter aan te merken af, omdat zijn opleiding en ervaring op dat moment onvoldoende waren. De rechtbank bepaalde dat de echtgenote met ingang van 15 april 2022 als medepachter werd aangemerkt, terwijl de vordering van de Princepeel tot ontbinding werd afgewezen. De proceskosten werden verdeeld, waarbij ieder zijn eigen kosten droeg.