ECLI:NL:RBOBR:2022:1738

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
28 april 2022
Publicatiedatum
26 april 2022
Zaaknummer
9629997 CV 22-266
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de Nederlandse rechter in luchtvaartgeschil na annulering van tickets door coronapandemie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven, op 28 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. G. Doornbosch van Univé Rechtshulp, en de verweerster, Scandinavian Airlines System Denmark-Norway-Sweden, die niet verschenen was. Eiseres had op 3 maart 2020 voor vijf personen vluchten geboekt van Amsterdam naar San Francisco, maar door de coronapandemie en het inreisverbod heeft zij de boeking geannuleerd en de ticketprijs omgezet in een voucher. Verweerster bood aan de voucher om te zetten in een terugbetaling, maar slechts voor een deel van het betaalde bedrag. Eiseres vorderde de terugbetaling van € 1.930,40, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

De kantonrechter heeft allereerst de rechtsmacht van de Nederlandse rechter beoordeeld, gezien het feit dat een van de partijen in het buitenland woont. De relevante Europese verordeningen, zoals Verordening (EG) nr. 861/2007 en Verordening (EU) nr. 1215/2012, werden in overweging genomen. De rechter concludeerde dat de vordering binnen het toepassingsbereik van de Europese procedure voor geringe vorderingen valt, omdat eiseres in Nederland woont en verweerster in Zweden is gevestigd.

De kantonrechter oordeelde dat de oorspronkelijke verplichting van verweerster uit hoofde van de vervoerovereenkomst was omgezet in een verplichting tot betaling van een geldsom, en dat de woonplaats van eiseres de plaats is waar de verbintenis moet worden uitgevoerd. Aangezien verweerster niet in de procedure was verschenen en de vordering niet als ongegrond werd aangemerkt, werd de vordering toegewezen. Verweerster werd veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats Eindhoven
Zaaknummer : 9629997
Rolnummer : 22-266
Uitspraak : 28 april 2022
Beschikking op grond van Verordening (EG) nr. 861/2007, zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/2421
in de zaak van:
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. G. Doornbosch (Univé Rechtshulp),
t e g e n :
de vennootschap naar buitenlands recht
Scandinavian Airlines System Denmark-Norway-Sweden,
gevestigd te Stockholm, Zweden,
verweerster,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
Het standaard vorderingsformulier A, met producties, van bijlage I van Verordening (EG) nr. 861/2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen (hierna: de Verordening).
De aangetekende brief aan verweerster waarbij zij in de gelegenheid is gesteld binnen 30 dagen na dagtekening van die brief verweer te voeren tegen de vordering. Bij het schrijven heeft de griffier gevoegd antwoordformulier C met een kopie van vorderingsformulier A met producties en bijlage II van de Betekeningsverordening 1393/2007, waarbij verweerster de mogelijkheid is geboden de stukken te weigeren omdat ze in een taal zijn gesteld die zij niet begrijpt.

2.De vordering

2.1.
Eiseres stelt, samengevat, het volgende.
Zij heeft op 3 maart 2020 voor vijf personen de vluchten SK554 en SK935 van Amsterdam via Kopenhagen naar San Francisco met vertrekdatum 27 april 2020 en de vluchten SK936 en SK547 van San Francisco via Kopenhagen naar Amsterdam met vertrekdatum 3 mei 2020 geboekt bij verweerster. Eiseres heeft € 2.508,40 voor deze vluchten betaald, waarvan € 1.930,40 voor ‘
taxes & carrier-imposed fees’. Vanwege de wereldwijde uitbraak van COVID-19 en het inreisverbod voor passagiers vanuit het Schengengebied naar de Verenigde Staten, heeft eiseres op advies van verweerster de boeking geannuleerd en de ticketprijs omgezet in een voucher. Op 20 januari 2021 heeft verweerster aangegeven dat eiseres de voucher kan omzetten in een terugbetaling, maar dat eiseres dan alleen de
‘taxes & fees’terugbetaald krijgt conform artikel 5.2.2. van de algemene voorwaarden van verweerster. Eiseres heeft verweerster verzocht om het bedrag van € 1.930,40 aan haar terug te betalen, maar verweerster weigert dat.
2.2.
Op grond van het voorgaande vordert eiseres van verweerster betaling van een bedrag van € 1.930,40, te vermeerderen met de wettelijke rente, en de proceskosten.

3.De beoordeling

3.1.
Omdat één van partijen haar woonplaats in het buitenland heeft, zal ambtshalve worden beoordeeld of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft. In deze zaak zijn de volgende Europese Verordeningen van belang:
- Verordening (EG) nr. 861/2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen, zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/2421 van 16 december 2015 (hierna te noemen: Verordening
I);
- Verordening (EU) nr. 1215/2012 van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking), ook wel genaamd ‘Verordening Brussel I bis’ of ‘EEX-Vo herschikt’ (hierna te noemen: Verordening
II).
3.2.
Eiseres heeft haar vordering ingesteld overeenkomstig Verordening
I, waarin de Europese procedure voor geringe vorderingen is geregeld. Deze procedure is – zakelijk weergegeven – in grensoverschrijdende gevallen van toepassing in burgerlijke en handelszaken, indien de waarde van een vordering, alle rente, kosten en uitgaven niet meegerekend, op het tijdstip dat het vorderingsformulier ter griffie van de rechtbank wordt ontvangen, niet meer bedraagt dan € 5.000,00. Van een grensoverschrijdende zaak is sprake indien tenminste een van de partijen haar woonplaats of haar gewone verblijfplaats heeft in een andere lidstaat dan de lidstaat van het aangezochte gerecht (artikel 2 en 3 Verordening
I), een en ander behoudens de in artikel 2 lid 2 van Verordening
Igenoemde uitzonderingen.
De kantonrechter stelt vast dat de vordering binnen het toepassingsbereik van Verordening
I.valt, nu eiseres in Nederland woont en gedaagde in Zweden is gevestigd.
3.3.
Uit de bij het vorderingsformulier gevoegde e-mail-correspondentie, in het bijzonder de e-mail van verweerster van 20 januari 2021, 10:49 uur, leidt de kantonrechter af dat eiseres de
boekingheeft geannuleerd maar dat de
vluchtzelf niet is geannuleerd. Verordening (EG) nr. 261/2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten, is daarom niet van toepassing. Artikel 2, aanhef en sub
l, van die Verordening definieert een annulering immers als "het niet uitvoeren van een geplande vlucht waarop ten minste één plaats was geboekt". Kennelijk is in dit geval de vlucht wel uitgevoerd, althans heeft eiseres de boeking geannuleerd
voordat(wellicht ook) de vlucht is geannuleerd
("As the flight was not canceled when the customer canceled their journey, …"aldus voormeld e-mailbericht).
3.4.
Verordening
Igeeft geen aanknopingspunten voor de vraag welke rechter in de onderhavige zaak bevoegd is. Dit betekent dat de bevoegdheid van de rechter moet worden beoordeeld op basis van Verordening
II.Het uitgangspunt van Verordening
II, zoals opgenomen in artikel 4, is dat zij die woonplaats hebben in een lidstaat opgeroepen worden voor het gerecht van die lidstaat.
3.5.
Eiseres heeft aangevoerd dat de rechtbank Oost-Brabant, locatie Eindhoven, op grond van artikel 17 lid 3 in verbinding met artikel 18 van Verordening
IIbevoegd is kennis te nemen van het geschil. In artikel 17 lid 3 van Verordening
IIis echter bepaald dat afdeling 4 (waar ook artikel 18 van die Verordening onder valt) niet van toepassing is op vervoerovereenkomsten, behoudens overeenkomsten waarbij voor één enkele prijs zowel vervoer als verblijf worden aangeboden. Uit de toelichting van eiseres kan niet worden afgeleid dat sprake is van een zogenaamde 'pakketreis' waarbij voor één enkele prijs zowel vervoer als verblijf is aangeboden door verweerster. Zonder nadere toelichting -die ontbreekt- kan de kantonrechter daarom geen rechtsmacht ontlenen aan deze bepalingen, die een uitzondering vormen op het eerder genoemde uitgangspunt van artikel 4 van Verordening
II.
3.6.
In artikel 7 lid 2 sub
btweede gedachtestreepje van Verordening
IIis bepaald dat een persoon die woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat in een andere lidstaat kan worden opgeroepen voor het gerecht van de plaats van uitvoering van de overeenkomst.
Eiseres heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd, dat zij de boeking voor de vlucht in verband met de wereldwijde uitbraak van het coronavirus op advies van verweerster heeft moeten annuleren, dat de tickets in verband daarmee zijn omgezet in een voucher en dat verweerster op 20 januari 2021 heeft aangegeven (toegezegd) dat de voucher kan worden omgezet in een terugbetaling, zij het niet voor het gehele boekingsbedrag van € 2.508,40 maar voor een bedrag van € 1.930,40.
Verweerster is niet in de procedure verschenen, zodat de door eiseres geschetste feitelijke gang van zaken als vaststaand moet worden aangenomen.
In feite is hiermee sprake van wat in het recht als 'schuldvernieuwing' wordt aangeduid: de oorspronkelijke verplichting van verweerster uit hoofde van de vervoerovereenkomst (= de vlucht naar San Francisco) is tenietgegaan en aanvankelijk omgezet in een voucher (= het recht op een vervangende vlucht) en daarna alsnog omgezet in een verplichting tot betaling van een geldsom. Die laatste verplichting is nu in geschil en onderwerp van de vordering.
3.7.
Bij een verbintenis tot betaling van een geldsom geldt als uitgangspunt dat de betaling moet worden gedaan "aan de woonplaats van de schuldeiser". Voor het Nederlandse recht is dat vastgelegd in artikel 6:116 BW en in deze (internationale) zaak zijn geen aanknopingspunten gesteld of gebleken die noodzaken tot een afwijking van dat uitgangspunt. De woonplaats van eiseres is dus de plaats waar de verbintenis (verplichting tot betaling) moet worden uitgevoerd. Dat betekent, dat verweerster kan worden opgeroepen voor de rechter van de woonplaats van eiseres. Daarmee is de kantonrechter te Eindhoven de bevoegde rechter.
3.8.
Omdat verweerster niet in de procedure is verschenen en de vordering niet als ongegrond of onrechtmatig wordt aangemerkt, is de vordering toewijsbaar.
3.9.
Verweerster geldt als de in het ongelijk gestelde partij, zodat zij in de proceskosten zal worden veroordeeld.

4.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt verweerster tot betaling aan eiseres van een bedrag van € 1.930,40, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 20 januari 2021 tot de dag van voldoening;
veroordeelt verweerster in de kosten van het geding, voor zover aan de zijde van eiseres gevallen en tot vandaag vastgesteld op € 244,00 wegens griffierecht en € 187,00 wegens salaris voor de gemachtigde van eiseres (niet met btw belast).
Deze beschikking is gegeven door mr. G.J. Roeterdink, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op donderdag 28 april 2022.