ECLI:NL:RBOBR:2022:1699

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
26 april 2022
Publicatiedatum
25 april 2022
Zaaknummer
01-225768-20
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop en zwaar lichamelijk letsel door rijden onder invloed van amfetamine

Op 26 april 2022 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 17 mei 2020 te Helmond een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, die onder invloed van amfetamine verkeerde, heeft met zijn auto een dodelijk ongeval veroorzaakt waarbij een inzittende van een andere auto om het leven kwam en twee anderen zwaar lichamelijk letsel opliepen. De rechtbank oordeelde dat het handelen van de verdachte als zeer onvoorzichtig moet worden gekwalificeerd. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor vier jaren. De rechtbank overwoog dat de verdachte, door onder invloed van drugs te rijden, niet alleen de verkeersveiligheid in gevaar heeft gebracht, maar ook de levens van anderen heeft verwoest. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat de verdachte niet eerder bij soortgelijke delicten betrokken was en dat de straf ook een preventieve werking moet hebben. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten, de omstandigheden van het geval en de impact van het ongeval op de slachtoffers en hun nabestaanden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.225768.20
Datum uitspraak: 26 april 2022
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboortedatum] 1987,
postadres: [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 13 april 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 1 december 2021.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 13 april 2022 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 mei 2020 te Helmond, althans in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto [merk 1] met kenteken: [nummer 1] ), daarmede rijdende over de weg, [straatnaam] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
-onder invloed van een stof, te weten amfetamine (120 microgram per liter bloed), bovengenoemde personenauto heeft bestuurd en/of
-onvoldoende rechts heeft gehouden en daarbij een (dubbele) doorgetrokken streep heeft overschreden en/of
-op de (verkeerde) weghelft, bestemd voor het voor hem tegemoetkomende verkeer, heeft gereden en/of
-in botsing is gekomen met een voor hem tegemoetkomende personenauto ( [merk 2] met kenteken: [nummer 2] ) en/of
- in botsing is gekomen met een voor hem tegemoetkomende personenauto ( [merk 3] met kenteken: [nummer 3] ), waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 1] ) werd gedood en/of waardoor een of meer anderen (genaamd [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten:
- [slachtoffer 2] : een gebroken enkel en/of een verbrijzeld onderbeen en/of een scheurwond aan/in de knie en/of
- [slachtoffer 3] : twaalf gebroken ribben en/of een gebroken borstbeen en/of gebroken bekken en/of een gebroken nekwervel, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8 lid 5 Wegenverkeerswet 1994, immers bij onderzoek bleek het bloed van verdachte 120 microgram amfetamine per liter bloed te bevatten.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewijsvraag.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 17 mei 2020 te Helmond zeer onvoorzichtig heeft gereden. Kort samengevat stelt de officier van justitie dat verdachte door middel van een stuurbeweging met zijn auto op de weghelft van het tegemoetkomend verkeer kwam terwijl daar op dat moment meerdere voertuigen reden. Verdachte kwam vervolgens zijdelings in botsing met een [merk 2] en daarna frontaal met een [merk 3] . Eén inzittende van die [merk 3] , te weten [slachtoffer 1] is ten gevolge van de botsing komen te overlijden en [slachtoffer 3] (inzittende) en [slachtoffer 2] (bestuurster van de [merk 3] ) hebben zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Uit een bloedonderzoek volgde dat verdachte onder invloed was van amfetamine. De officier van justitie acht bewezen dat deze omstandigheid mede van invloed is geweest op het ongeval.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman verzoekt de rechtbank primair om verdachte vrij te spreken, omdat niet is voldaan aan de vereisten van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW1994). Kort samengevat voert de raadsman daartoe aan dat voor een veroordeling één enkele (verkeers)fout onvoldoende is. Het is betreurenswaardig dat het ongeval zeer ernstige gevolgen heeft gehad, maar die gevolgen zeggen niets over de mate van schuld. Ook ontbreekt in het dossier elk bewijs voor de causaliteit tussen het verkeersongeval en verdachtes middelengebruik.
Het oordeel van de rechtbank.
Wettelijk kader
Of er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW1994 hangt volgens vaste rechtspraak af van het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dit brengt mee dat niet in het algemeen valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld. Niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met een of meer gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld. Van schuld in de zin van dit artikel is pas sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid.
Bewijsmiddelen
Omwille van de leesbaarheid van dit vonnis zijn de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen uitgewerkt in de aan dit vonnis gehechte bewijsmiddelenbijlage. De inhoud van die bijlage dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen de volgende gedragingen van verdachte en overige omstandigheden vast.
Verdachte reed bij daglicht en droog weer op een rechte weg, bestaande uit één rijbaan die verdeeld was in twee rijstroken; voor iedere rijrichting één. De rijbaan was verdeeld in een dubbele doorgetrokken streep, tussen beide rijstroken. Er gold ter plaatse een maximumsnelheid van 80 km/uur.
Verdachte was bekend met de verkeerssituatie ter plaatse en wist dat je op die weg, vanwege de doorgetrokken streep, niet mag inhalen.
Verdachte reed achter ten minste één andere auto, die bestuurd werd door getuige [persoon] , die met een snelheid van 80 km/u reed. Uit de tegenovergestelde richting kwamen enkele auto’s aangereden. Verdachte heeft op enig moment naar links gestuurd, overschreed de doorgetrokken streep en kwam aan de linkerzijde voorbij getuige [persoon] gereden.
Hierna kwam verdachte met de door hem bestuurde auto in botsing met een hem tegemoetkomende [merk 2] , daarna frontaal met een daarachter rijdende [merk 3] , die vervolgens tegen een daarachter rijdende [merk 4] botste.
Ten gevolge van deze botsingen overleed een inzittende van de [merk 3] en liepen de bestuurster en een andere inzittende van de [merk 3] zwaar lichamelijk letsel op.
Verdachte verkeerde ten tijde van het ongeval onder invloed van amfetamine. Het gemeten gehalte was 120 microgram per liter bloed, terwijl de grenswaarde 50 microgram bedraagt.
Bij verdachte wordt na het ongeval een knarsend van links naar rechts bewegen van de onderkaak waargenomen, wat door de verbalisant die dat waarneemt wordt herkend als een beweging die hij vaker ziet bij mensen die onder invloed zijn van drugs.
Allereerst zal de rechtbank ingaan op de vraag of de in het lichaam van verdachte aanwezige amfetamine heeft bijgedragen aan het ontstaan van het ongeval. Uit de bevindingen met betrekking tot de bewegende onderkaak van de verbalisant die verdachte ziet ná het ongeval en de geconstateerde hoeveelheid amfetamine in het bloed van verdachte, die meer dan twee keer de grenswaarde bedraagt, concludeert de rechtbank dat verdachte onder invloed van amfetamine heeft gereden en dat deze stof nog daadwerkelijk effect had op verdachte.
Uit open bronnen leidt de rechtbank met betrekking tot het gebruik van amfetamine, ook wel speed genoemd, in het verkeer het volgende af:
De risico’s van speed in het verkeer zijn groot. Bij een geringe dosis kan een gebruiker alerter reageren. Maar hij kan ook overmoedig en prikkelbaar worden, waardoor er onnodige risico’s genomen kunnen worden in het verkeer. Bij een grotere dosis raakt de coördinatie verstoord en wordt het gedrag chaotisch. Hierdoor zal het risico op verkeersongevallen sterk toenemen. [1]
Stimulerende drugs zoals amfetamines, cocaïne en ecstasy versnellen juist de activiteit van het centraal zenuwstelsel, wat kan leiden tot aandachtsproblemen, rusteloosheid, agressief en gevaarlijk rijgedrag, toename van risicogedrag en overmatig vertrouwen in de eigen rijgeschiktheid. [2]
In de geconstateerde gedragingen van verdachte ziet de rechtbank een bevestiging voor de aanname dat de in het lichaam aanwezige amfetamine ook van invloed is geweest op het rijgedrag van verdachte. Verdachte heeft immers, terwijl er tegenliggers aankwamen, bij een snelheid van 80 km/u een doorgetrokken streep overschreden, waardoor hij niet meer rechts hield, maar op de verkeerde weghelft is gaan rijden, heeft zijn snelheid daarna zodanig verhoogd dat hij de voor hem rijdende auto is gepasseerd en is daarna in botsing gekomen met twee tegenliggers. Dit rijgedrag past bij de aan amfetamine toegeschreven overmoedigheid, chaotische en gevaarlijk rijgedrag en een overmatig vertrouwen in zichzelf.
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte slechts een kort moment niet oplette toen hij zijn aandacht had bij de temperatuurregelaar van de auto en daardoor op de verkeerde weghelft is beland. De rechtbank acht dat scenario op grond van het voorgaande niet aannemelijk. Het naar links sturen en met name de snelheid verhogen passen niet bij één 1 à twee seconden afgeleid zijn vanwege het bijstellen van de temperatuur in de auto.
De hiervoor beschreven gedragingen van verdachte samen worden door de rechtbank aangemerkt als zeer onvoorzichtig, waardoor wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte schuld in de zin van artikel 6 WVW1994 aan het verkeersongeval heeft.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de in de bijlage uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 17 mei 2020 te Helmond, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto [merk 1] met kenteken: [nummer 1] ), daarmede rijdende over de weg, [straatnaam] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig,
-onder invloed van een stof, te weten amfetamine (120 microgram per liter bloed),
bovengenoemde personenauto heeft bestuurd en
-onvoldoende rechts heeft gehouden en daarbij een (dubbele) doorgetrokken streep heeft
overschreden en
-op de (verkeerde) weghelft, bestemd voor het voor hem tegemoetkomende verkeer, heeft
gereden en
-in botsing is gekomen met een voor hem tegemoetkomende personenauto ( [merk 2] met
kenteken: [nummer 2] ) en
-in botsing is gekomen met een voor hem tegemoetkomende personenauto ( [merk 3] met
kenteken: [nummer 3] ), waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 1] ) werd gedood en waardoor
anderen (genaamd [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] ) zwaar lichamelijk letsel, te
weten:
- [slachtoffer 2] : een gebroken enkel en een verbrijzeld onderbeen en een scheurwond aan de
knie en
- [slachtoffer 3] : twaalf gebroken ribben en een gebroken borstbeen en gebroken
bekken en een gebroken nekwervel werd toegebracht, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8 lid 5 Wegenverkeerswet 1994, immers bij onderzoek bleek het bloed van verdachte 120 microgram amfetamine per liter bloed te bevatten.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert dat aan verdachte wordt opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden alsmede een rij-ontzegging voor de duur van 4 jaren.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman verzoekt de rechtbank om bij een bewezenverklaring rekening te houden met de jeugdige leeftijd van verdachte, dat verdachte ook letsel heeft opgelopen ten gevolge van het ongeval en dat het een ouder feit betreft. De raadsman verzoekt de rechtbank primair om de gevorderde gevangenisstraf te matigen en om aansluiting te zoeken bij de minst zware categorie zoals vermeld in de LOVS-oriëntatiepunten. Daarnaast is een rij-ontzegging voor de duur van vier jaren volgens de raadsman veel te lang. Verdachte heeft zijn rijbewijs nodig voor zijn werk, te meer nu hij voornemens is een eigen bedrijf te starten. De raadsman verzoekt om de rij-ontzegging geheel voorwaardelijk op te leggen, al dan niet met een proeftijd van langere duur.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Op 17 mei 2020 te Helmond heeft verdachte een bijzonder ernstig verkeersongeval veroorzaakt door met zijn auto een manoeuvre uit te voeren op een tweebaansweg, terwijl de verkeerssituatie dat op dat moment niet toeliet. Verdachte was op dat moment onder invloed van speed. Verdachte botste met zijn auto eerst tegen een [merk 4] en vervolgens frontaal tegen een hem tegemoetkomende [merk 3] . Eén inzittende van die [merk 3] , te weten [slachtoffer 1] is daarbij om het leven is gekomen en haar echtgenoot [slachtoffer 3] tevens inzittende, alsmede haar nichtje [slachtoffer 2] , de bestuurster van de [merk 3] , raakten zwaar gewond.
Het leed dat aan de nabestaanden van [slachtoffer 1] is toegebracht, is schrijnend en onherstelbaar. De impact die het ongeval op haar echtgenoot heeft, wordt treffend verwoord in hetgeen de heer [slachtoffer 3] bij de politie heeft verklaard:
‘Heel mijn leven is naar de klote. Er is niets meer aan in het leven. Mijn vrouw en ik waren altijd samen. Ik heb dat nu niet meer. De motivatie is weg om nog iets op te pakken’.
Daarnaast hebben de heer [slachtoffer 3] en mevrouw [slachtoffer 2] ten gevolge van het verkeersongeval zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Naast het vreselijke verlies van hun vrouw en tante, hebben zij ook nog lange tijd te kampen (gehad) met de lichamelijke gevolgen van het verkeersongeval.
Ook inzittenden van de andere auto’s die bij het verkeerongeval betrokken waren, hebben letsel opgelopen.
Hoewel een aan verdachte op te leggen strafrechtelijke sanctie het leed van de nabestaanden en slachtoffers niet kan wegnemen, is de rechtbank van oordeel dat het handelen van verdachte een forse strafrechtelijke sanctie rechtvaardigt. Ook in het belang van de verkeersveiligheid in het algemeen.
Kijkend naar de persoon van verdachte, betrekt de rechtbank bij haar oordeel dat uit het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 14 januari 2022 volgt dat verdachte op 17 mei 2020 niet eerder bij soortgelijke delicten betrokken was geweest.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. Als strafverzwarende omstandigheden laat de rechtbank meewegen dat verdachte onder invloed verkeerde van amfetamine waarvan hij de negatieve werking op zijn rijgedrag kende of tenminste moest begrijpen.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf.
De rechtbank zal deze gevangenisstraf voor een gedeelte voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Gebleken is dat verdachte anderhalf jaar na dit verkeersongeval weer betrokken is geraakt bij een ongeval waarbij hij onder invloed van alcohol verkeerde. De rechtbank legt de geëiste gevangenisstraf deels voorwaardelijk op, als stok achter de deur voor verdachte om in de toekomst niet meer bij dit soort strafbare feiten betrokken te raken. De rechtbank zal aan dit voorwaardelijk deel een proeftijd van drie jaren verbinden.
De rechtbank zal door het opleggen van een voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt. Daarbij hecht de rechtbank belang aan de preventieve werking van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals hierboven beschreven.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
Naast de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank aan verdachte de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen ontzeggen voor lange duur. De rechtbank vindt dat nodig vanwege het zeer onvoorzichtig verkeersgedrag van verdachte, dat gedeeltelijk ook is veroorzaakt door het rijden onder invloed van amfetamine.

Teruggave beslag.

De rechtbank zal de teruggave gelasten van de airbagmodule uit [merk 1] aan de rechthebbende nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van het in beslag genomen goed.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
63 van het Wetboek van Strafrecht;
6, 175, 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en waarbij aan anderen zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8 eerste lid van deze wet.
De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op:
- een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 maandenwaarvan
6 maandenvoorwaardelijk met een proeftijd van
3 jaren. Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
en de bijkomende straf:
- een
ontzeggingvan de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
4 jaren.
De rechtbank beslist voorts tot:
-
teruggavevan het in beslag genomen goed, zoals vermeld op de lijst van in beslag genomen voorwerpen, te weten een
airbagmodule uit [merk 1]VVHK [nummer 1] aan de redelijkerwijs als rechthebbende aan te merken persoon.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.A. Mandemakers, voorzitter,
mr. C.M Zandbergen en mr. M.R.A. de Werd, leden,
in tegenwoordigheid van J. Kapteijns, griffier,
en is uitgesproken op 26 april 2022.

Voetnoten

1.www.jellinek.nl
2.www.swov.nl