Uitspraak
tot het EVRM toegetreden staat” en dat daar in deze zaak geen sprake van is. Tegelijkertijd zijn de Verenigde Staten wel aangesloten bij het IVBPR dat in artikel 2 een vrijwel identiek geformuleerde waarborg kent als hetgeen is geformuleerd in artikel 13 EVRM. Bovendien schrijft annotator Schalken in zijn noot [8] bij het arrest dat het antwoord van de Hoge Raad op de vraag of de Nederlandse rechter de rechtmatigheid van onderzoekshandelingen in het buitenland moet toetsen, geheel past in de in de
eerderuitgezette lijn in zijn rechtspraak. De rechter-commissaris merkt op dat de Hoge Raad in de hiervoor geciteerde overweging ook verwees naar zijn arrest uit 1999, waarbij het eveneens ging om een niet tot het EVRM toegetreden staat. Daarnaast is er kennelijk in zijn algemeenheid sprake van wederzijds vertrouwen als het gaat om internationale samenwerking tussen Nederland en de EU enerzijds en de Verenigde Staten van Amerika anderzijds, getuige de verdragen die over en weer tot stand gekomen zijn en die aldus de goedkeuring van regering en parlement genieten. Tot slot zou het niet houdbaar zijn in geval van een niet tot het EVRM toegetreden staat enkel te toetsen in geval van bovengenoemde sterke aanwijzingen maar niet óók aan artikel 6 EVRM waar toetsing aan artikel 6 EVRM bij wel tot het EVRM toegetreden staten voorgeschreven is.
- op enkel berichten in de media bezwaarlijk kan worden afgegaan;
- er geen rechtsregel is die voorschrijft dat – als een derde land betrokken zou zijn – een derde land in dit geval toestemming moet geven voor het gebruik van de informatie;
- uit niets blijkt dat de verdachten in onderzoek 26Belper en 26Beeston voor hetgeen hen wordt verweten tot andere handelingen zijn gebracht dan waarop hun opzet was gericht;
- inbreuken op soevereiniteit aangelegenheden zijn die de staat maar niet de burger raken;
- een fatsoenlijk interstatelijk verkeer niet de rechtens te respecteren belangen van de verdachten betreffen.
jegens de verdachteterzake van het tenlastegelegde feit. Dat is naar het oordeel van de rechter-commissaris evenmin voldoende onderbouwd en ook niet aannemelijk geworden.
1.h)De rechter-commissaris wijst aldus af:
verdachteis gebracht tot de
tenlastegelegdefeiten terwijl zijn opzet niet reeds tevoren op die tenlastegelegde feiten was gericht.
afgewezen.
afgewezen.
afgewezen.
afgewezen.
afgewezen.
afgewezen.
afgewezen. Daarbij betrekt de rechter-commissaris dat er geen aanleiding is te veronderstellen dat de schriftelijke informatie méér – voor de onderhavige onderzoeken - relevante informatie heeft omvat (dan zoals in het DLIO-proces-verbaal van 8 januari 2021 is gerelateerd). Voor het overige is naar het oordeel van de rechter-commissaris onvoldoende onderbouwd waarom beantwoording van de vragen relevant is in het kader van de vragen van artikel 348 en 350 Sv. Ook in zoverre wordt het verzoek
afgewezen.
afgewezen.
afgewezen.
afgewezen.
afgewezen.
afgewezen.
afgewezen.
afgewezen.
afgewezen.
afgewezen.
afgewezen.
- het toevoegen alle stukken die voor de terechtzitting door de rechter te nemen beslissingen van belang kunnen zijn;
- de plicht tot het opmaken van een proces-verbaal ten aanzien van al hetgeen ter opsporing is verricht of bevonden terwijl geen gebruik is gemaakt van de uitzonderingsmogelijkheid ex artikel 152, tweede lid, Sv.
3.b)De rechter-commissaris beslist aldus niet op:
afgewezen.
arrest warrantbetreft.