ECLI:NL:RBOBR:2022:1245

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
1 april 2022
Publicatiedatum
5 april 2022
Zaaknummer
C/01/374669 / EX RK 21-140
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening van de vereffening van een vennootschap na ontbinding en de rol van de vereffenaar

In deze zaak heeft de vereffenaar van de besloten vennootschap AE Duurzaam verzocht om heropening van de vereffening, omdat een crediteur, HBC Holding B.V., niet was meegenomen in de verdeling van de resterende baten. De rechtbank Oost-Brabant heeft op 1 april 2022 uitspraak gedaan. De vereffenaar, B-Ontims B.V., stelde dat er een fout was gemaakt bij de vereffening, waardoor een te hoge slotuitkering aan de aandeelhouder CCE THE NETHERLANDS B.V. was gedaan. De rechtbank oordeelde dat de vereffening niet kon worden heropend, omdat de oude schuld van HBC niet voldeed aan de eisen van artikel 2:23c lid 1 BW. De rechtbank benadrukte dat een vennootschap blijft bestaan voor de vereffening, ook na ontbinding. De rechtbank concludeerde dat de vereffenaar bevoegd was om de openstaande schuld van HBC af te handelen, en dat de slotuitkering aan CCE onterecht was geweest. De rechtbank wees het verzoek van B-Ontims af, omdat de vereffening van AE Duurzaam nog niet volledig was afgerond en de vordering van HBC nog openstond.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rekestnummer: C/01/374669 / EX RK 21-140
Beschikking van 1 april 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
B-ONTIMS B.V.,
gevestigd te Bloemendaal,
verzoekster,
hierna te noemen: B-Ontims,
advocaat mr. T. Meijlink te Amsterdam,
en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CCE THE NETHERLANDS B.V.,
gevestigd te Haarlem,
belanghebbende,
hierna te noemen: CCE,
vertegenwoordigd door haar directeur mr. [B] .
Partijen zullen hierna worden aangeduid als B-Ontims en CCE.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met negen (9) producties, ingekomen ter griffe van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem;
  • de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem van 13 september 2021, waarin zij de zaak heeft verwezen naar de sector civiel van de rechtbank Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch
1.1.
Bij dit verzoekschrift zijn de volgende (kopieën) van stukken overgelegd:
 de oprichtingsakte van de AE Duurzaam B.V. (hierna aangeduid als: AE Duurzaam) van 19 april 2018;
 het (ongedateerde) aandeelhoudersbesluit tot ontbinding van AE Duurzaam. Daarbij is B-ontims benoemd tot vereffenaar en CCE tot bewaarder van boeken en bescheiden;
 een verklaring non-verzet van de rechtbank Oost-Brabant betreffende de neergelegde rekening en verantwoording van 31 december 2020;
 een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel (‘inzien versie’) betreffende de vennootschap van 5 januari 2021;
 de balans van de vennootschap per ontbindingsdatum 26 mei 2020, opgesteld door accountant-administratieconsulent H.D. Claus;
 de bekendmaking in een nieuwsblad als bedoeld in artikel 2:23 lid 4 BW;
 een e-mailwisseling tussen de heren [A] en [B] van 5 november 2020;
 de conclusie van antwoord van AE Duurzaam in de bij deze rechtbank aanhangige dagvaardingsprocedure met zaaknummer C/01/365182;
 een bereidverklaring van 23 augustus 2021 van B-Ontims met een kopie van het paspoort van [A] .
1.2.
Op 8 maart 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden via een Skype-verbinding. Aan de mondelinge behandeling hebben deelgenomen: de heer [A] (hierna: [A] ), directeur van B-Ontims, mr. T. Meijlink en een kantoorgenoot van mr.Meijlink. Namens CCE is verschenen haar statutair directeur de heer [B] (hierna: [B] ). Laatstgenoemde is behalve directeur van CCE ook advocaat.
1.3.
Ten slotte is beschikking bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
De vennootschap AE Duurzaam, laatstelijk gevestigd te Erp, is opgericht op 19 april 2018. In haar statuten is bepaald dat zij onder meer ten doel heeft:

het ontwikkelen, begeleiden en uitvoeren van (duurzame) gebouw onderhoudsconcepten binnen de Nederlandse vastgoedmarkt.
2.2.
In mei 2020 heeft CCE, de enig aandeelhouder van AE Duurzaam, besloten om laatstgenoemde vennootschap te ontbinden. Zij heeft ter uitvoering van dat besluit de voormalig bestuurder van AE Duurzaam, B-Ontims, aangesteld als haar vereffenaar.
Op 27 mei 2020 is de ontbinding van AE Duurzaam geregistreerd bij de Kamer van Koophandel (per 26 mei 2020).
2.3.
Op 3 november 2020 is AE Duurzaam voor deze rechtbank gedagvaard door HBC Holding B.V. (hierna: HBC). HBC stelt in deze procedure een vordering te hebben op AE Duurzaam ad € 41.246,34, vermeerderd met rente en kosten.
2.4.
CCE heeft advocatenkantoor Dirkzwager N.V. (hierna: Dirkzwager) opdracht gegeven om zich in de procedure tegen HBC te stellen namens AE Duurzaam.
2.5.
Op 5 november 2020 heeft [B] een e-mail gestuurd aan B-Ontims/ [A] met als onderwerp ‘Re: Dagvaarding AE-Duurzaam’.
2.6.
Op 31 december 2020 heeft de griffier van deze rechtbank aan mr. C.A. van der Meer van Dirkzwager verklaring gedaan dat er binnen de in art. 2:23b lid 5 BW genoemde termijn geen verzoekschrift houdende verzet tegen de neergelegde ontbindingsbalans en/of tegen het plan van verdeling inzake (onder meer) AE Duurzaam was ingediend (verklaring van non-verzet).
2.7.
B-Ontims heeft vervolgens in het kader van de vereffening van AE Duurzaam een bedrag van € 13.259,-- uitgekeerd aan aandeelhouder CCE (hierna: ‘de slotbetaling’). AE Duurzaam is per 5 januari 2021 uitgeschreven uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel.
2.8.
Op de rolzitting van 3 februari 2021 heeft mr. Kuiper van Dirkzwager in de door HBC ingeleide dagvaardingsprocedure geconcludeerd voor antwoord namens AE Duurzaam.
2.9.
Ten tijde van de mondelinge behandeling van dit verzoekschrift wordt AE Duurzaam in voornoemde dagvaardingsprocedure niet langer vertegenwoordigt door advocatenkantoor Dirkzwager. De procedure tussen HBC en AE Duurzaam staat op de parkeerrol, in afwachting van een beslissing op het onderhavige verzoek van B-Ontims.

3.Het verzoek

3.1.
B-Ontims verzoekt de rechtbank om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
  • de vereffening van de vennootschap AE Duurzaam te heropenen;
  • B-Ontims B.V. te benoemen tot vereffenaar en
  • AE Duurzaam te veroordelen in de kosten van dit geding.
3.2.
Zij legt daaraan – verkort weergegeven – ten grondslag dat zij naar aanleiding van het door AE Duurzaam gevoerde verweer in de dagvaardingsprocedure tegen HBC tot het inzicht is gekomen dat er ten tijde van de vereffening van AE Duurzaam naast haar aandeelhouder CCE ook nog een andere schuldeiser was – namelijk HBC – en dat deze vordering van HBC begin januari 2021 had moeten worden meegenomen in de verdeling van de resterende baten van AE Duurzaam. Middels de heropening van de vereffening van AE Duurzaam wenst B-Ontims de reeds verdeelde baten bij CCE terug te halen, zodat de gerechtigde schuldeiser(s) alsnog adequaat kunnen worden gecompenseerd.
3.3.
CCE heeft mondeling verweer gevoerd. Zij heeft primair geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek. Mocht aan de vereisten tot heropening van de vereffening van het vermogen van een rechtspersoon zoals bedoeld in art. 2:23c BW zijn voldaan, maakt zij subsidiair bewaar tegen (her)benoeming van B-Ontims tot vereffenaar.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank stelt allereerst vast dat B-Ontims ontvangen kan worden in haar verzoek, nu zij stelt dat zij (in haar hoedanigheid van vereffenaar) bij de vereffening van AE Duurzaam (mogelijk) een (inschattings-) fout heeft gemaakt welke zij wenst te herstellen. Het verzoek strekt tot heropening van de vereffening van de vennootschap AE Duurzaam, met (her-)benoeming van B-Ontims als vereffenaar in de zin van art. 2:23c lid 1 BW.
4.2.
Artikel 2:23c lid 1 BW biedt belanghebbenden de mogelijkheid om de vereffening van een rechtspersoon door de rechter te laten heropenen als na het tijdstip waarop de rechtspersoon is opgehouden te bestaan nog een schuldeiser of gerechtigde tot het saldo opkomt of als alsnog van het bestaan van een bate blijkt. Zo nodig kan de rechtbank in zo’n geval ook een vereffenaar benoemen. Als de rechtbank daadwerkelijk overgaat tot heropening van de vereffening, dan herleeft de rechtspersoon, maar uitsluitend voor zover dat gaat om de afwikkeling van de heropende vereffening. Is bij de vereffening aan een gerechtigde te veel uitgekeerd uit het batig saldo van de rechtspersoon, dan is de vereffenaar bevoegd dit meerdere van de betrokken gerechtigde terug te vorderen.
4.3.
De rechtbank oordeelt als volgt. Op het moment dat AE Duurzaam werd gedagvaard door HBC (op 3 november 2020) was zij weliswaar ontbonden, maar nog niet (volledig) vereffend. In artikel 2:19, vijfde lid, BW is immers bepaald dat een rechtspersoon na zijn ontbinding blijft voortbestaan “voor zover dit tot vereffening van zijn vermogen nodig is”. In deze verzoekschriftprocedure staat vast dat HBC nog een substantiële vordering heeft op de ontbonden vennootschap AE Duurzaam (aan wier naam ingevolge artikel 2:19 lid 5 BW de woorden: “in liquidatie” moeten worden toegevoegd): HBC vordert een bedrag van € 41.264,34, waarvan volgens de vereffenaar B-Ontims in ieder geval ca. € 15.000,-- zal worden toegewezen. Hieruit volgt dat AE Duurzaam nog niet is opgehouden te bestaan. Deze vennootschap blijft namelijk in ieder geval bestaan totdat (ook) de vordering van HBC is afgewikkeld. AE Duurzaam heeft zich overigens ook gedragen als vennootschap die nog bestaat door haar advocaat op 3 februari 2020 (na haar uitschrijving uit het handelsregister) voor antwoord te laten concluderen in de dagvaardingsprocedure tegen HBC.
4.4.
Uit het voorgaande volgt dat “AE Duurzaam in liquidatie” nog bestaat en dat B-Ontims haar vereffenaar is gebleven. De vereffenaar is op grond van de wet bevoegd om hetgeen CCE – gezien de nog openstaande vordering van HBC – te veel mocht hebben ontvangen, van haar terug te vorderen. De slotuitkering die de vereffenaar aan CCE heeft gedaan, zo leidt de rechtbank af uit de balans van 26 juni 2020, zag deels op betaling van nog openstaande vorderingen van CCE op AE Duurzaam en deels op uitkering (op grond van artikel 2:23b lid 1 BW) van het daarna nog resterend batig saldo van AE Duurzaam.
Andere schuldeisers zijn niet vermeld, zodat het voor CCE duidelijk moet zijn geweest dat de vordering van HBC niet bij de uitbetaling was betrokken. Het was bovendien juist CCE die de vereffenaar op het verkeerde been zette voor wat betreft de mogelijke consequenties van de dagvaarding van AE Duurzaam door HBC. [B] , statutair directeur van CCE, heeft B-Ontims/ [A] immers bij e-mail van 5 november 2020 (onder meer) geschreven:

Je kan deze dagvaarding verder negeren. Ik sprak zojuist met Dirkzwager hierover en deze bevestigden mijn analyse. Er is niets te verdelen vanuit AED en daarmee ook geen potentiële benadeling van RW waardoor jij niet met succes aansprakelijk kan worden gehouden als vereffenaar.
De mededeling van CCE/ [B] aan B-Ontims dat er vanuit AE Duurzaam niets te verdelen was overigens (ook) onjuist. Er is immers een batig saldo aan CCE uitgekeerd.
4.5.
Nu AE Duurzaam in liquidatie nog bestaat en B-Ontims nog altijd vereffenaar is, zullen de vorderingen van B-Ontims worden afgewezen.
4.6.
CCE heeft niet verzocht om een proceskostenveroordeling en de rechtbank ziet ook geen aanleiding hiertoe ambtshalve over te gaan.

5.De beslissing

De rechtbank
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. I.L.P. Crombeen en in het openbaar uitgesproken op 1 april 2022.

Voetnoten

1.Het verzoekschrift is ontvangen ter griffie van de rechtbank Oost-Brabant op 4 oktober 2021.