ECLI:NL:RBOBR:2022:1240

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
5 april 2022
Publicatiedatum
4 april 2022
Zaaknummer
01/993257-21
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijke productie en bezit van metamfetamine met vrijspraak voor voorbereidingshandelingen

Op 5 april 2022 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van opzettelijke productie van metamfetamine en het opzettelijk aanwezig hebben van 622,2 kilogram metamfetamine. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de productie van metamfetamine in een drugslaboratorium in Arnhem, waar op grote schaal drugs werden geproduceerd. De aangetroffen hoeveelheid metamfetamine had een straatwaarde van ongeveer 42 miljoen euro. De verdachte werd vrijgesproken van het plegen van strafbare voorbereidingshandelingen met betrekking tot de productie van amfetamine, metamfetamine en MDMA, omdat de rechtbank onvoldoende bewijs achtte voor deze beschuldigingen. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 5 jaar op, in plaats van de 7 jaar die door de officier van justitie was geëist. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd. De verdachte had zich gedurende een langere periode beziggehouden met de productie van metamfetamine en was op het moment van de ontdekking van het drugslaboratorium aanwezig. De rechtbank oordeelde dat de verdachte medepleger was van de feiten, maar sprak hem vrij van de voorbereidingshandelingen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01/993257-21
Datum uitspraak: 5 april 2022
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren in [geboorteplaats] (Colombia) op [geboortedatum] 1987,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Grave, Huis van Bewaring, in Grave.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 13 juli 2021, 8 oktober 2021, 22 december 2021, 23 februari 2022 en 22 maart 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 16 juni 2021. De tenlastelegging is op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 22 december 2021 gewijzigd. Van deze vordering is een kopie als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht. Met inachtneming van deze wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 30 januari 2021 tot en met 8 april 2021 te Arnhem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende metamfetamine, zijnde metamfetamine, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst T, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 30 januari 2021 tot en met 8 april 2021 te Arnhem, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 622,2 kilogram metamfetamine, in elk geval (een) hoeveelhe(i)den van een materiaal bevattende metamfetamine, zijnde metamfetamine, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 30 januari 2021 tot en met 8 april 2021 te Arnhem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van amfetamine en/of metamfetamine en/of MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of metamfetamine en/of MDMA, zijnde amfetamine en/of metamfetamine en/of MDMA, (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1, voor te bereiden of te bevorderen,
een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan verdachte en/of zijn mededader(s)wisten of ernstige redenen had/hadden om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en)

immers heeft/hebbende hij en/of één of meer van zijn mededaders opzettelijk daartoe

- een ruimte en/of een loods aan het adres [locatie 1] te Arnhem gehuurd en/of geregeld en/of gebruikt en/of in gebruik gehad en/of voorhanden gehad en/of
- deze ruimte ingericht en/of verbouwd en/of gereed gemaakt voor de productie en/of vervaardiging en/of bewerking en/of verwerking van voornoemd(e) middel(en) en/of
- een of meer hoeveelheid/hoeveelheden chemicaliën en/of grondstoffen en/of hardware ten behoeve van de vervaardiging van voornoemd(e) middel(en) gekocht en/of verkocht en/of besteld en/of voorhanden gehad en/of geregeld en/of vervoerd en/of laten vervoeren en/of
- met een of meer anderen (uitgebreid) gecommuniceerd over de productie en/of aankoop en/of verkoop en/of het vervoer van vernoemd(e) middel(en).

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Inleiding.
Op 8 april 2021 is in een bedrijfspand, gevestigd op het adres [locatie 1] in Arnhem, een drugslaboratorium aangetroffen waarin op grootschalige wijze metamfetamine werd geproduceerd. In dat pand werd tevens een hoeveelheid van 622,2 kilogram metamfetamine gevonden. Naar aanleiding van deze vondst is onder leiding van een officier van justitie onderzoek 26Crook opgestart. In dit onderzoek zijn uiteindelijk drie personen als verdachten aangemerkt onder wie de verdachte.
De verdachte wordt verweten dat hij zich al dan niet in vereniging heeft schuldig gemaakt aan (kort gezegd) de opzettelijke productie van metamfetamine (feit 1), het opzettelijk aanwezig hebben van genoemde 622,2 kilogram metamfetamine (feit 2) en strafbare voorbereidingshandelingen ten aanzien van de productie van amfetamine, metamfetamine en/of MDMA (feit 3).
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank tot een bewezenverklaring zal komen van alle ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit.
Het oordeel van de rechtbank.

Vrijspraak ten aanzien van feit 3.

Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank de onder feit 3 ten laste gelegde voorbereidingshandelingen niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt. Naar het oordeel van de rechtbank bevat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor de stelling dat de verdachte, al dan niet in vereniging, het bedrijfspand aan de [locatie 1] in Arnhem heeft gehuurd of geregeld of voorhanden heeft gehad, het drugslaboratorium heeft verbouwd of ingericht, dan wel de voor de productie van metamfetamine benodigde chemicaliën, grondstoffen en/of hardware heeft besteld, gekocht, geregeld of vervoerd. Het dossier bevat daarvoor weliswaar enige aanwijzingen, maar die aanwijzingen acht de rechtbank onvoldoende voor een bewezenverklaring. Uit het dossier volgt wel dat de verdachte met anderen uitgebreid heeft gecommuniceerd over de productie van metamfetamine. De rechtbank acht dit echter onvoldoende om te komen tot het bewijs van strafbare voorbereidingshandelingen, zoals bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet.
Nadere bewijsoverwegingen.

Ten aanzien van feit 1.

Niet in geding is dat de verdachte in de periode van 6 april 2021 tot en met 8 april 2021, de datum waarop het drugslab door de politie werd ontdekt, aanwezig is geweest in het metamfetaminelab. Op het moment dat de politie het bedrijfspand betrad, viel de verdachte uit het systeemplafond op de grond. Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij vanaf 6 april 2021 aldaar aanwezig was.
De verdachte heeft zijn betrokkenheid bij de productie van metamfetamine ontkend. Hij heeft verklaard dat hij enkel in het bedrijfspand aanwezig was om eten te koken en schoon te maken.
De vraag die de rechtbank allereerst dient te beantwoorden, is of de verdachte gedurende de gehele ten laste gelegde periode, vanaf 30 januari 2021, in het drugslaboratorium aanwezig is geweest.
De gebruiker van telefoonnummers eindigend op [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] .
Uit onderzoek is gebleken dat de telefoonnummers [telefoonnummer 1] (hierna: [telefoonnummer 1] ) en [telefoonnummer 2] (hierna: [telefoonnummer 2] ) op meerdere momenten zendmasten hebben aangestraald in de directe omgeving van het perceel [locatie 1] in Arnhem.
De politie heeft onderzoek gedaan naar de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Uit dit onderzoek is gebleken dat op 12 februari 2021, vanaf omstreeks 12:30 uur, de telefoonnummers [telefoonnummer 1] ( [verdachte] ) en [telefoonnummer 3] ( [naam 2] ) zich gezamenlijk vanaf de richting [locatie 2] in Den Haag naar Zoetermeer verplaatsten. Om 17:17 uur verliet [verdachte] het portiek van de [locatie 3] in Den Haag. Waargenomen werd door een observatieteam dat hij vertrok als passagier van een Skoda Octavia, voorzien van het kenteken [kenteken] . Waargenomen werd dat [verdachte] de centrale deur, die toegang geeft tot de huisnummers [locatie 2] , met een sleutel binnen ging. Omstreeks dezelfde tijd verplaatste het telefoonnummer [telefoonnummer 1] vanuit de richting [locatie 3] in Den Haag in de richting [locatie 2] in Den Haag. Door verbalisant [verbalisant] werd [verdachte] als de verdachte herkend aan de hand van foto’s en filmmateriaal die zijn gemaakt door het observatieteam, in vergelijking met verdachtes foto die is gemaakt na zijn aanhouding op 8 april 2021.
Tijdens de fouillering van de verdachte op 8 april 2021 werd voorts een briefje aangetroffen met daarop het adres [locatie 2] in ’s-Gravenhage.
Op 9 maart 2021 vond er een telefoongesprek plaats tussen [naam 3] en een Spaans sprekende man. Deze man maakte gebruik van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] . Door de verbalisant is gerelateerd dat de Spaanse tolk die de gesprekken heeft vertaald die met behulp van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] zijn gevoerd, de stem van de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] direct en met zekerheid herkende als de stem van [verdachte] , de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] .
Naar het oordeel van de rechtbank kan mede op grond van het voorgaande de verdachte als gebruiker van beide telefoonnummers worden geïdentificeerd. Hetgeen de raadsman daartegen heeft aangevoerd, te weten dat de stemherkenning slechts door een tolk en niet door een deskundige heeft plaatsgevonden, dat beide toestellen niet onder de verdachte zijn aangetroffen en dat de naam [verdachte] , de naam van de gebruiker van beide nummers, in Zuid-Amerika een naam is die veelvuldig wordt gebruikt en dat daarom niet kan worden vastgesteld dat hiermee de verdachte werd bedoeld, maakt dit oordeel niet anders. De rechtbank overweegt in dit kader dat namelijk ook uit de inhoud en toon van de gesprekken die met beide telefoonnummers zijn gevoerd, kan worden afgeleid dat het dezelfde gebruiker betrof. Immers, beide gebruikers hadden contact met ene [naam 3] , die door de politie is geïdentificeerd als [naam 3] , beiden hadden in de gesprekken dezelfde omgangsvorm met deze [naam 3] , beiden werden [verdachte] genoemd, beiden kregen van “ [naam 3] ” advies over de productie van synthetische drugs en beiden gebruikten vaak dezelfde woorden als ze met “ [naam 3] ” spraken, zoals bijvoorbeeld “papi” (vrij vertaald: goede vriend) en “parce” (vriend).. Een andere aanwijzing dat de verdachte gebruiker was van telefoonnummer [telefoonnummer 2] acht de rechtbank gelegen in de omstandigheid dat na het aantreffen van het drugslaboratorium op 8 april 2021 in Arnhem geen gesprekken meer hebben plaatsgevonden met dit nummer.
De verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting geen verklaring kunnen of willen geven voor genoemde onderzoeksbevindingen.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de verdachte de gebruiker is geweest van voornoemde telefoonnummers eindigend op [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] .
De ten laste gelegde periode.
Uit onderzoek is gebleken dat het telefoonnummer [telefoonnummer 1] , in gebruik bij de verdachte, in de periode van 30 januari 2021 tot en met 8 februari 2021, gedurende de hele dag en nacht, zendmasten in de directe omgeving van het drugslaboratorium aanstraalde. Het telefoonnummer [telefoonnummer 2] straalde deze zendmasten aan in de periode van 1 februari 2021 tot en met 25 februari 2021 en in de periode van 9 maart 2021 tot en met 27 maart 2021, wederom telkens hele dagen en nachten.
Tekenend is ook het getapte telefoongesprek met nummer [telefoonnummer 7] tussen telefoonnummer [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 4] ( [telefoonnummer 4] ). De gebruiker van [telefoonnummer 4] werd in diverse gesprekken " [naam 3] " genoemd en werd door het onderzoeksteam geïdentificeerd als zijnde:
[naam 3] . Dit gesprek vindt plaats op 9 maart 2021 gedurende de periode dat het telefoonnummer [telefoonnummer 2] zendmasten aanstraalt in de directe omgeving van het drugslaboratorium. In dit gesprek wordt onder andere gesproken over tolueen, hetgeen ook in het drugslaboratorium is aangetroffen, over verhitten, drogen, laten barsten en olie eruit halen. Tolueen is een vluchtige vloeistof die als oplosmiddel en verdunningsmiddel kan worden gebruikt tijdens het productieproces van synthetische drugs. Voornoemd gesprek gaat naar het oordeel van de rechtbank over de productie van harddrugs, vermoedelijk metamfetamine.
Tijdens zijn aanhouding was de verdachte in het bezit van een mobiele telefoon, merk Samsung, type Galaxy A51. Op het toestel werd een op 8 april 2021 gevoerd WhatsAppgesprek aangetroffen waarbij de gebruiker van het toestel werd weergegeven als “ [telefoonnummer 5] @s.whatsapp.net C (owner)”. Uit onderzoek is gebleken dat de eerste geregistreerde sessie van dit telefoonnummer plaatsvond op 2 april 2021. De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat de verdachte vanaf 2 april 2021 in het bezit was en gebruik maakte van het telefoonnummer [telefoonnummer 5] .
Het met regelmaat veranderen van telefoonnummer past bij de werkwijze van de verdachte. Hiertoe wijst de rechtbank bijvoorbeeld op een telefoongesprek tussen de verdachte en [naam 3] van 16 februari 2021. Dit gesprek ging over het kopen van nieuwe telefoons en het “schoonmaken” van de oude telefoons.
Vanaf 16 februari 2021, omstreeks 17:00 uur, vond er geen communicatie meer plaats met behulp van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] , dat tot dat moment in gebruik was bij de verdachte.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank genoegzaam komen vast te staan dat de verdachte gedurende de ten laste gelegde periode aanwezig is geweest in het drugslaboratorium aan de [locatie 1] in Arnhem.
Betrokkenheid verdachte bij de productie van metamfetamine.
Het drugslaboratorium bevond zich in een groot bedrijvencomplex met diverse ruimtes en bestemmingen. In een van de ruimtes bevond zich een gipsplaten wand, waar achter een verborgen en goed geïsoleerde doorgang zat met een geheime ingang. Eenmaal binnen had men vrij toegang tot alle acht ruimtes die grotendeels waren ingericht ten behoeve van de productie van metamfetamine. De ruimtes waren onder meer voorzien van een afzuiginstallatie met diverse koolfilters en ten tijde van het betreden van de lab door de politie hing er de kenmerkende geur van aceton; een oplosmiddel dat gebruikt wordt bij de bewerking van metamfetamine. Er was een leefruimte [A] voorzien van drie slaapplaatsen en een keuken, waarin tevens diverse goederen en jerrycans stonden opgeslagen, alsmede twee vaten met daarop een etiket “aceton”. In ruimte [C] stond een tafel met daarop witte kristallen die voor wat betreft hun uiterlijk paste bij metamfetamine-hydrochloride (metamfetamine-HCL). Er lagen diverse goederen en chemicaliën, zoals tolueen, zoutzuur en wijnsteenzuur, opgeslagen die passen bij de bewerking van metamfetamine. In ruimte [D] stonden onder andere twee diepvrieskisten, vier centrifuges en tal van klemdekselvaten en witte emmers. In één van de diepvrieskisten stonden koelemmers en -boxen met daarin eenzelfde kristalachtige substanties. Een naastgelegen ruimte [E] leek in gebruik te zijn als opslagplaats voor chemicaliën. Verder waren er nog enkele kleinere opslagruimtes bereikbaar waarin tevens diverse drugsgerelateerde goederen zijn gevonden [F], [G] en [H].
De politie heeft vastgesteld dat de aangetroffen goederen, chemicaliën, productiemiddelen en -opstellingen typisch zijn voor de grootschalige bewerking van metamfetamine; specifiek het scheiden van metamfetaminebase (met behulp van wijnsteenzuur), het kristalliseren van metamfetaminebase naar metamfetamine-HCL (met behulp van zoutzuur en aceton) en het herkristalliseren van metamfetamine-HCL voor het verkrijgen van grote, langwerpige kristallen die ook wel bekend staan als “crystal meth”.
In de leefruimte zijn onder meer een blikje cola, een zaklamp, een flesje Spa, een paar latex handschoenen en een trui aangetroffen. In de ruimte met de vrieskisten zijn een sigarettenpeuk, een latex handschoen en een halfgelaatsmasker, merk 3M, gevonden. Deze goederen zijn alle bemonsterd. Uit de bemonstering van deze voorwerpen is (telkens) een afgeleid DNA-hoofdprofiel dan wel DNA-profiel verkregen met een matchkans van kleiner dan 1 op 1 miljard. Dat betekent dat de kans dat het DNA-profiel uit de bemonstering overeenkomt met het DNA-profiel van een onbekende, niet aan verdachte verwante, persoon kleiner is dan 1 op 1 miljard. Het DNA-profiel van de verdachte komt overeen met deze DNA-profielen. De rechtbank concludeert hieruit, dat de verdachte DNA heeft bijgedragen aan deze bemonsteringen. Ten aanzien van de hiervoor genoemde in de diepvrieskistruimte [D] aangetroffen latex handschoen stelt de rechtbank vast dat er tevens een DNA-profiel is verkregen met een matchkans van circa 17 miljoen. Het DNA-profiel van medeverdachte [medeverdachte 1] komt met dat DNA-profiel overeen.
In de leefruimte is ook een andere trui aangetroffen en in de ruimte met de diepvrieskisten een latex handschoen en een halfgelaatsmasker, merk Duetta. Uit een vergelijkend DNA-onderzoek is gebleken dat van deze voorwerpen telkens een afgeleid DNA-hoofdprofiel is verkregen met een matchkans van kleiner dan 1 op 1 miljard. Het DNA-profiel van medeverdachte [medeverdachte 2] komt overeen met deze DNA-profielen.
Door de politie zijn in de leefruimte tevens aangetroffen een T-shirt en een halfgelaatsmasker, merk 3M. Uit een vergelijkend DNA-onderzoek is gebleken dat van deze voorwerpen telkens een afgeleid DNA-hoofdprofiel is verkregen met een matchkans van kleiner dan 1 op 1 miljard. Het DNA-profiel van medeverdachte [medeverdachte 1] komt overeen met deze DNA-profielen.
In de leefruimte is een Coop bigshopper tas gevonden met daarin verschillende gebruikte latex handschoenen. Deze handschoenen zijn eveneens bemonsterd. Met betrekking tot de bewijskracht is daarover door het Nederlands Forensisch Instituut onder meer het volgende gerapporteerd. Ten aanzien van handschoen 9 is het DNA-profiel meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA-profiel van de verdachte is dan wanneer het DNA afkomstig is van een willekeurige niet-verwante persoon. Ten aanzien van handschoenen 2, 5 en 7 zijn de DNA-profielen elk meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA afkomstig is van medeverdachte [medeverdachte 2] dan wanneer het DNA afkomstig is van een willekeurige niet-verwante persoon. Ten aanzien van handschoen 1 is aangenomen dat de bemonstering DNA bevat van één persoon. Het DNA-profiel is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA afkomstig is van medeverdachte [medeverdachte 1] dan wanneer het DNA afkomstig is van een willekeurige niet-verwante persoon.
Tot slot werden van medeverdachte [medeverdachte 2] op één van de aanwezige bedden in de leefruimte een identiteitsbewijs en een bankpas gevonden.
Uit onderzoek is gebleken dat op de kleding die de verdachte en de medeverdachten droegen ten tijde van hun aanhouding onder meer sporen van metamfetamine en/of metamfetamine-HCL zijn aangetoond. Dit geldt eveneens voor (onder meer) de aangetroffen halfgelaatsmaskers en een paar latex handschoenen gevonden in de diepvrieskistruimte.
Tijdens de fouillering van medeverdachte [medeverdachte 2] werd een kartonnen houder aangetroffen met meerdere pH-teststrips. Waargenomen werd dat er verschillende strips uit de houder ontbraken. In de diepvrieskistruimte van het drugslaboratorium zijn pH-teststrips aangetroffen soortgelijk aan de pH-teststrips die [medeverdachte 2] in bezit had.
Gelet op al het voorgaande en mede gelet op de bevindingen met betrekking tot het stroomverbruik op de locatie [locatie 1] in Arnhem, waaruit onder meer volgt dat vanaf medio september 2020 een sterk stijgende lijn is te zien in het elektraverbruik en waarbij in februari 2021 de hoogste pieken werden gemeten, acht de rechtbank genoegzaam bewezen dat de verdachte zich in de ten laste gelegde periode opzettelijk heeft bezig gehouden met de productie van metamfetamine op genoemde locatie. De verklaring van de verdachte dat hij in het drugslaboratorium enkel aanwezig is geweest om eten te koken en schoon te maken, schuift de rechtbank, met verwijzing naar alle onderzoeksbevindingen, als volstrekt ongeloofwaardig terzijde.
Hetgeen overigens door de raadsman is aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel.
Medeplegen.
In het geval van medeplegen houden de voorwaarden voor aansprakelijkstelling vooral in dat sprake moet zijn geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. Het accent ligt daarbij op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht.
De vraag wanneer de samenwerking zo nauw en bewust is geweest dat van medeplegen mag worden gesproken laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van de concrete omstandigheden van het geval. De kwalificatie medeplegen is slechts dan gerechtvaardigd als de bewezen verklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is.
Uit de uitgewerkte bewijsmiddelen volgt (kort gezegd) onder meer:
  • dat de verdachte zich op 8 april 2021 bevond in het bedrijfspand waarin het drugslaboratorium is aangetroffen;
  • dat medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] daags erna op het (door de politie op 8 april 2021 afgezette) terrein van het bedrijfspand zijn aangetroffen;
  • dat er in de leefruimte drie slaapplaatsen waren gecreëerd (drie afzonderlijke matrassen), alsmede een keuken;
  • dat er zowel in de leefruimte als in de diepvrieskistruimte diverse voorwerpen zijn aangetroffen; waaronder kleding, latex handschoenen en halfgelaatsmaskers, die in verband kunnen worden gebracht met de verdachte en beide medeverdachten, alsmede chemicaliën en andere stoffen en voorwerpen, gerelateerd aan de productie van metamfetamine;
  • dat de verdachte en de medeverdachten ten tijde van hun aanhouding kleding droegen waarop sporen van onder meer metamfetamine zijn gevonden;
  • dat in de telefoon die de verdachte tijdens zijn aanhouding in bezit had het (verwijderde) contact “ [telefoonnummer 6] [naam 4] ” werd aangetroffen, welk telefoonnummer in gebruik was bij medeverdachte [medeverdachte 1] ;
  • dat op de telefoon in het bezit van [medeverdachte 1] een WhatsAppgesprek van 3 april 2021 is aangetroffen waarin hij heeft geappt dat hij met twee personen gaat samenwonen die hij nog niet kent en dat ze ’s nachts gaan werken en overdag slapen.
Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de verdachte samen met beide medeverdachten metamfetamine heeft geproduceerd. Allen fungeerden als “laborant”, in de synthetische drugswereld ook wel “kok” genoemd. Geenszins is gebleken dat andere personen dan de verdachte en beide medeverdachten in de ten laste gelegde periode in het verborgen drugslab hebben gewerkt. De rollen van de verdachte en de medeverdachten waren omvangrijk en voor het welslagen van de productie van metamfetamine essentieel. Zonder hun handelen had de feitelijke productie geen doorgaan kunnen vinden. De rechtbank overweegt dat de verdachte hiermee een intellectuele en materiële bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd, dat van een nauwe en bewuste samenwerking tussen hem en beide medeverdachten ten behoeve van de productie van metamfetamine kan worden gesproken en dat de verdachte daarom als medepleger daarvan kan worden aangemerkt. Uit het geheel van bewijsmiddelen leidt de rechtbank bovendien af dat ook de intentie van de verdachte was gericht op de samenwerking. Gelet op de veelheid van sporen van zowel de verdachte als beide medeverdachten, aangetroffen in het gehele drugslab, kan het niet anders zijn dat zij van elkaars gedragingen met betrekking tot de productie van metamfetamine op de hoogte waren. Op grond daarvan kan genoegzaam worden vastgesteld dat de verdachte ook bekend was met de intentie van de medeverdachten.
Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank het ten laste gelegde onder feit 1 wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank acht evenwel niet bewezen dat de verdachte de gehele ten laste gelegde periode nauw en bewust heeft samengewerkt met de medeverdachten. In dit kader overweegt de rechtbank dat het dossier slechts voldoende bewijs bevat voor medeplegen gedurende de periode van 3 april 2021 tot en met 8 april 2021. De rechtbank zal daarom de verdachte voor wat betreft het onderdeel van de tenlastelegging dat betrekking heeft op het medeplegen (partieel) vrijspreken voor zover het de periode van 3 april 2021 tot en met 8 april 2021 overstijgt.

Ten aanzien van feit 2.

Door de raadsman is vrijspraak bepleit. Hiertoe heeft hij aangevoerd (kort gezegd) dat de verdachte geen opzet heeft gehad, evenmin in voorwaardelijke vorm, op het aanwezig hebben de ten laste gelegde hoeveelheid metamfetamine, omdat er geen sprake is geweest van enige beschikkingsmacht van de verdachte over deze metamfetamine.
Dienaangaande overweegt de rechtbank als volgt.
Op grond van de bewijsmiddelen kan onomstotelijk worden vastgesteld dat in het bedrijfspand [locatie 1] in Arnhem op 8 april 2021 een hoeveelheid van 622,2 kilogram metamfetamine is aangetroffen.
De rechtbank heeft reeds ten aanzien van feit 1 overwogen dat het verborgen drugslaboratorium bestond uit verschillende open ruimtes die vrij toegankelijk waren en dat de metamfetamine (kristallen) in verschillende ruimtes open en bloot aanwezig was. Zo lagen er bijvoorbeeld in ruimte [C] witte kristallen op een tafel en stonden in een diepvrieskist koelemmers en -boxen met daarin eenzelfde kristalachtige substanties. Ook is reeds overwogen dat er voorwerpen zijn aangetroffen in zowel de leefruimte als de ruimte waarin de metamfetamine aanwezig was die gelinkt kunnen worden aan de verdachte en beide medeverdachten. Bovendien zijn op de kleding die de verdachte en de medeverdachten droegen ten tijde van hun aanhouding onder meer sporen van metamfetamine en/of metamfetamine-HCL aangetoond Het kan niet anders zijn dan dat de verdachte de aanwezige metamfetamine heeft opgemerkt. Dit betekent dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van deze verdovende middelen.
Vervolgens rijst de vraag of de verdachte hier ook de beschikkingsmacht over had. Anders dan de raadsman, beantwoordt de rechtbank die vraag bevestigend. De metamfetamine was aanwezig in het drugslaboratorium alwaar onder meer de verdachte dagenlang metamfetamine heeft geproduceerd. De productieruimte lag voorts naast de leefruimte. Gelet op dit alles had de verdachte feitelijke beschikkingsmacht over de in het lab aanwezige verdovende middelen. De omstandigheid dat de metamfetamine, hoogstwaarschijnlijk, niet aan de verdachte of zijn medeverdachten toebehoorde in die zin dat dat ze daarvan de eigenaar waren, maakt dat oordeel niet anders.
Omdat de rechtbank op grond van de bewijsmiddelen niet kan vaststellen dat gedurende de gehele ten laste gelegde periode een hoeveelheid van 622,2 kilogram metamfetamine aanwezig was in het bedrijfspand, wat de rechtbank overigens niet plausibel lijkt, acht de rechtbank bewezen dat de verdachte opzettelijk aanwezig heeft gehad 622,2 kilogram, in elk geval hoeveelheden van een materiaal bevattende metamfetamine.
Uit de bewijsmiddelen volgt tevens dat beide medeverdachten wetenschap van de aanwezigheid van de metamfetamine in het bedrijfspand hadden en bovendien hadden ook zij daarover beschikkingsmacht. Naar het oordeel van de rechtbank volgt daarom uit het voorgaande dat er sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten. De rechtbank merkt verdachte dan ook aan als medepleger in de zin van artikel 47, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Ook ten aanzien van feit 2 zal de rechtbank de verdachte voor wat betreft het onderdeel van de tenlastelegging dat betrekking heeft op het medeplegen (partieel) vrijspreken voor zover het de periode van 3 april 2021 tot en met 8 april 2021 overstijgt.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierna in de bewijsbijlage uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte
1.
in de periode van 30 januari 2021 tot en met 2 april 2021 te Arnhem telkens opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of vervaardigd hoeveelheden van een materiaal bevattende metamfetamine, zijnde metamfetamine, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
en
in de periode van 3 april 2021 tot en met 8 april 2021 te Arnhem, tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of vervaardigd hoeveelheden van een materiaal bevattende metamfetamine, zijnde metamfetamine, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
in de periode van 30 januari 2021 tot en met 2 april 2021 te Arnhem opzettelijk aanwezig heeft gehad 622,2 kilogram metamfetamine, in elk geval hoeveelheden van een materiaal bevattende metamfetamine, zijnde metamfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
en
in de periode van 3 april 2021 tot en met 8 april 2021 te Arnhem, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad 622,2 kilogram metamfetamine, in elk geval hoeveelheden van een materiaal bevattende metamfetamine, zijnde metamfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van de feiten.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van de verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is als bijlage 2 aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
In het geval dat de rechtbank tot strafoplegging zou overgaan, heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de door de officier van justitie gevorderde straf aanmerkelijk gematigd moet worden. Met verwijzing naar jurisprudentie heeft de raadsman aangevoerd dat bij het bepalen van de strafmaat niet de aangetroffen hoeveelheid verdovende middelen leidend moet zijn, maar de rol die de verdachte gespeeld heeft. In de praktijk krijgen “koks” veelal geen gevangenisstraf opgelegd die een duur van drie jaren overstijgt. De raadsman heeft naar voren gebracht dat de verdachte het bedrijfspand niet heeft gehuurd, het drugslaboratorium niet heeft opgezet en niet heeft verdiend aan de drugsproductie. Dit alles, maar ook het feit dat de verdachte een vrijwel blanco strafrechtelijke documentatie heeft, rechtvaardigt een gevangenisstraf van geringe duur. Hierbij komt dat een gevangenisstraf door de verdachte als extra belastend zal worden ervaren, mede omdat hij de Nederlandse taal niet machtig is en het voor hem moeilijker zal zijn om bezoek te kunnen ontvangen. Bovendien zal de verdachte, als vreemdeling zonder een rechtmatig verblijf in Nederland, niet in aanmerking komen voor een voorwaardelijke invrijheidstelling.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan de verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door de verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte is in een drugslaboratorium betrokken geweest bij de productie van grote hoeveelheden metamfetamine, ook wel crystal meth genoemd. Dit drugslaboratorium was groot en professioneel opgezet en ingericht en had geen ander doel dan het op zeer grote schaal produceren van metamfetamine (een categorie IV-lab). Op het moment dat het drugslaboratorium werd ontdekt, was de verdachte in het bedrijfspand aanwezig. De verdachte had zich ten tijde van het binnentreden van de politie verscholen boven het systeemplafond en is vervolgens door het plafond gevallen. Medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn een dag later door de politie op het (door de politie afgesloten) terrein van het bedrijfspand aangetroffen.
In het pand werd ook ruim 622 kilogram metamfetamine aangetroffen en allerlei stoffen, in grote hoeveelheden, die in verband kunnen worden gebracht met het op grote schaal produceren van metamfetamine. Blijkens mededeling van de officier van justitie ter terechtzitting vertegenwoordigt de aangetroffen hoeveelheid metamfetamine een straatwaarde van tenminste 42 miljoen euro.
De verdachte heeft zich gedurende ruim twee maanden bezig gehouden met de productie van deze harddrug. Gedurende een week in april 2021 vond deze productie in vereniging met beide medeverdachten plaats.
Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat het productieproces van metamfetamine een ingewikkeld en gevaarlijk chemisch proces betreft. Brand- en ontploffingsgevaar is niet denkbeeldig. Het productieproces vergt specifieke kennis en vaardigheden om op een veilige manier tot een hoogwaardig eindproduct te komen. Die specifieke kennis en vaardigheden waren bij de verdachte, dan wel zijn medeverdachten, aanwezig.
Crystal meth is wellicht voor de volksgezondheid de meest gevaarlijke drug die momenteel op de markt wordt gebracht. Het werkt bijzonder verslavend en deze drug heeft op de mens een bijna verwoestende uitwerking. De verdachte is vanuit Colombia naar Nederland gekomen, heeft bewust zijn medewerking verleend aan het productieproces en heeft door zich hiermee in te laten de volksgezondheid in gevaar gebracht. Ook is er vaak milieuschade door de vele illegale lozingen van afvalstoffen. De verdachte heeft bij het plegen van de feiten gehandeld uit puur winstbejag en heeft zich van het voorgaande niets aangetrokken. De rechtbank houdt de verdachte dan ook ten volle verantwoordelijk voor hetgeen op 8 april 2021 in het bedrijfspand in Arnhem werd aangetroffen.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank onder meer aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Deze oriëntatiepunten nemen bij (onder meer) het vervaardigen van meer dan 20 kilogram harddrugs een gevangenisstraf van 50 maanden of langer als uitgangspunt.
De rechtbank overweegt dat de oriëntatiepunten een richtsnoer vormen bij het bepalen van de op te leggen straf, waarbij het de rechter vrijstaat om van deze oriëntatiepunten af te wijken.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen gevangenisstraf heeft de rechtbank bovendien rekening gehouden met de straffen die in soortgelijke gevallen doorgaans worden opgelegd.
Gelet op de ernst van het feit en schade die het gebruik van deze metamfetamine veroorzaakt in de maatschappij acht de rechtbank, evenals de officier van justitie, oplegging van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden.
De rechtbank zal echter een gevangenisstraf van kortere duur opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd, mede omdat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie. Anders dan de officier van justitie heeft de rechtbank het ten laste gelegde onder feit 3 niet bewezen verklaard. De rechtbank overweegt voorts dat de verdachte, als vreemdeling zonder rechtmatig verblijf in Nederland, op grond van het bepaalde in artikel 6:2:10, tweede lid, onder c, van het Wetboek van Strafrecht niet in aanmerking komt voor voorwaardelijke invrijheidstelling. Ook zal de rechtbank in het voordeel van de verdachte ermee rekening houden dat de detentieomstandigheden voor de verdachte meer ingrijpend zullen zijn dan voor een gemiddelde meerderjarige Nederlandse gedetineerde, mede omdat de verdachte de Nederlandse taal niet machtig is.
De omstandigheden dat de verdachte zich gedurende een langere periode heeft bezig gehouden met de productie van metamfetamine dan de medeverdachten en dat hij, blijkens de bewijsmiddelen, de persoon was die de directe contacten onderhield met de kennelijk voor het onderhavige drugslaboratorium belangrijke figuren, vormen naar het oordeel van de rechtbank de rechtvaardiging dat aan de verdachte een gevangenisstraf van langere duur zal worden opgelegd dan aan beide medeverdachten.
Naar het oordeel van de rechtbank is de op te leggen straf in overeenstemming met de aard en ernst van het bewezen verklaarde en is daarbij in voldoende mate rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Alles overziend, zal de rechtbank aan de verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren.
De rechtbank zal bevelen dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, in mindering zal worden gebracht bij de tenuitvoerlegging van de aan de verdachte op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting.

De motivering met betrekking tot de in beslag genomen voorwerpen.

De rechtbank stelt vast dat er thans nog beslag rust op:
een halfgelaatsmasker (ME013.04.01.001);
een paar latex handschoenen (ME013.04.03.001);
een tas van de COOP met handschoenen erin (ME013.04.03.002);
een geel briefje met tekst;
een mobiele telefoon, merk Samsung;
een papiertje met handgeschreven aantekeningen;
een briefje met handgeschreven tekst;
een handschoen, Nitrile, (goednummer 665460);
52 kogelpatronen, kaliber 7.65mm (goednummer 664588).
De officier van justitie heeft verbeurdverklaring gevorderd van de voorwerpen hiervoor genoemd onder nummers 1 tot en met 8 en de onttrekking aan het verkeer van de hiervoor onder nummer 9 genoemde munitie.
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over het beslag.
De rechtbank overweegt als volgt.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de hiervoor onder nummers 1 tot en met 8 genoemde voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat dit voorwerpen zijn met behulp van welke de bewezen verklaarde feiten zijn begaan of voorbereid en deze voorwerpen ten tijde van het begaan van de feiten aan de verdachte toebehoorden.
Eveneens overeenkomstig het standpunt van de officier van justitie acht de rechtbank de in beslag genomen munitie vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, omdat dit voorwerpen zijn van een zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemene belang.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

De uitspraak.

De rechtbank:
spreekt de verdachte vrij van het hem onder feit 3 ten laste gelegde;
verklaart het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor onder feit 1 en feit 2 bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
ten aanzien van feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
legt op de volgende
straf:

* een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren;

beveelt dat de tijd, door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, in mindering zal worden gebracht bij de tenuitvoerlegging van de aan de verdachte opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf;
legt op de volgende
bijkomende straf:

* verbeurdverklaring van de volgende in beslag genomen goederen, te weten:

  • een halfgelaatsmasker (ME013.04.01.001);
  • een paar latex handschoenen (ME013.04.03.001);
  • een tas van de COOP met handschoenen erin (ME013.04.03.002);
  • een geel briefje met tekst;
  • een mobiele telefoon, merk Samsung;
  • een papiertje met handgeschreven aantekeningen;
  • een briefje met handgeschreven tekst;
  • een handschoen, Nitrile, (goednummer 665460);
legt op de volgende
maatregel:
*
onttrekking aan het verkeervan 52 in beslag genomen kogelpatronen, kaliber 7.65mm (goednummer 664588).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H.P.G. Wielders, voorzitter,
mr. A.E. de Kryger en mr. C.W.H. Houg, leden,
in tegenwoordigheid van mr. I.J.M. Weemers, griffier,
en is uitgesproken op 5 april 2022.
Bijlage A – de bewijsmiddelen (verkort en zakelijk weergegeven).
(...)