Overwegingen
1. De relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in de bijlage. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.
2. Eiser is sinds 2013 eigenaar van het perceel gelegen aan [adres] in [woonplaats] , gemeente Eersel.
3. In de wegenlegger van de gemeente Eersel van 2005 is [naam] als openbare weg opgenomen met uitzondering van het gedeelte dat over het perceel van eiser loopt.
4. In de wegenlegger zoals het college die nu heeft opgemaakt, is ook het gedeelte van [naam] dat over het perceel van eiser loopt, opgenomen als openbare weg.
De standpunten van partijen
5. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het gedeelte van [naam] dat over het perceel van eiser loopt gelet op artikel 4, eerste lid, aanhef en onder II, van de Wegenwet een openbare weg is. Daarbij verwijst verweerder naar genoemde nota waarin onder meer het volgende is vermeld:
“Zoals hierboven staat aangegeven zijn de nieuwe medewerkers van de ontstane nieuwe gemeente Eersel in 1997 voortvarend aan de gang gegaan met het weg- en groenbeheer. In het Geïntegreerd Beheers- en Informatiesysteem is de weg [naam] in zijn geheel opgenomen en zijn de inspectiedata opgeslagen van wanneer de inspectie uitgevoerd zijn. Dit opslaan gebeurd automatisch na het inbrengen van de nieuwe inspectiegegevens. Het lijstje is hierbij gevoegd van de periode 1998 tot en met 2016. In 2014 is op basis van de inspectiegegevens van 13-1-2014 een slijtlaag aangebracht op [naam] een en ander na overleg met de heer [naam] . Ook zijn controle rondes gemaakt door de buitendienst medewerkers. Dat de medewerkers vanaf 1997 het onderhoud en controle op hebben gepakt komt door het openbare karakter van de weg en omdat uit niets is gebleken dat het geen openbare weg zou zijn. De weg was voor eenieder toegankelijk. Ook het inspectiebedrijf, die de tweejaarlijkse weginspectie uitvoert, heeft geen aanleiding gezien om die weg niet mee te nemen met de inspectie. De conclusie dat na 10 jaar de weg openbaar is geworden, lijkt daarmee terecht.
(…)
Resumé: Het gedeelte van [naam] tussen de woning [adres] en de Wolfshoek voldoet aan de definitie van een openbare weg volgens de Wegenwet art. 4 eerste lid onder II en die situatie is ontstaan in de periode tussen 1997 en 2014, voor dat de heer [naam] in de woning [adres] is gaan wonen.”
6. Eiser voert aan dat verweerder niet heeft aangetoond dat [naam] , voor zover die weg over zijn erf loopt, openbaar is geworden. Hij betwist dat de gemeente gedurende een periode van tien jaar onderhoud aan dat gedeelte van de weg heeft verricht. De gemeente Eersel heeft weliswaar gesteld dat de weg tussen 1997 en 2016 om het jaar is geïnspecteerd en dat de weg in 2014 is onderhouden, maar volgens eiser is inspectie geen onderhoud in de zin van de Wegenwet en eenmalig onderhoud is onvoldoende om te kunnen stellen dat de weg openbaar is geworden. Eiser betwist ook dat het betreffende gedeelte van [naam] door of in opdracht van de gemeente gedurende een periode van ten minste tien jaar is geïnspecteerd. Hij en de vorige bewoners hebben dat namelijk nooit geconstateerd. In dat verband wijst eiser verder op het volgende. Het college heeft bij brief van 22 december 1987 aan eisers broer [naam] , destijds eigenaar van [adres] medegedeeld dat het college bereid is het niet-openbare gedeelte van de weg van hem te kopen. Daarnaast is door de voormalige wethouder verklaard dat hij zich positief kan herinneren dat in de periode van 1986-1994, waarin hij wethouder was, het betreffende gedeelte niet door of in opdracht van de gemeente is onderhouden. Omdat op basis van deze verklaringen vaststaat dat het onderhavige gedeelte van de weg in elk geval tot 22 december 1987 niet openbaar was en dat het gedeelte tot 1994 niet door of in opdracht van de gemeente is onderhouden, ligt het naar het oordeel van eiser op de weg van het college om aan te tonen dat het onderhoud ook betrekking had op het gedeelte dat loopt over het erf van eiser. Het college heeft geen stukken in het geding gebracht waaruit moet worden afgeleid dat tussen 1994 en 1997 ook het onderhavige gedeelte openbaar is geworden, zodat het uitgangspunt moet zijn dat ten tijde van het opnemen van [naam] in het onderhoudsschema (in 1997) dit gedeelte nog niet openbaar was. Gelet daarop is niet aannemelijk dat in 1997 is besloten om ook het niet-openbare gedeelte van [naam] te gaan onderhouden door of in opdracht van de gemeente, te meer omdat dat privé-eigendom betreft.
Tijdens de zitting heeft eiser verklaard dat zijn broer (al) in 1972 of 1973 twee borden met het opschrift “eigen weg” heeft geplaatst. Eén daarvan is aangebracht op de [adres] kant en de andere is aangebracht aan de andere kant op het schuurtje dat bijna op de weg stond.
De beoordeling door de rechtbank
Artikel 4, eerste lid, aanhef en onder II, van de Wegenwet
7. De rechtbank stelt (nogmaals) vast dat in de wegenlegger waarop het bestreden besluit betrekking heeft het deel van [naam] dat over het perceel van eiser loopt (alsnog) als een openbare weg als bedoeld in artikel 4 van de Wegenwet is aangemerkt. De rechtbank zal eerst de vraag beantwoorden of dat deel van de weg gelet op artikel 4, eerste lid, aanhef en onder II, van de Wegenwet openbaar is geworden. Daarbij stelt de rechtbank onder verwijzing naar vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling; zie onder meer haar uitspraak van 27 november 2013, ECLI:NL:RVS:2013:2109) voorop dat degene die zich beroept op de openbaarheid van een weg, die openbaarheid aannemelijk moet maken. 8. Mede gelet op wat tijdens de zitting is besproken stelt de rechtbank vast dat verweerder het standpunt inneemt dat de gemeente [naam] sinds 1998 onderhoudt (en niet al in 1997 zoals in de nota staat vermeld). De gemeente heeft namelijk in 1998 deze weg met het oog op het onderhoud daarvan opgenomen in het Geïntegreerd Beheers- en Informatiesysteem (GBI) en sindsdien de weg tweejaarlijks laten inspecteren, aldus verweerder.
9. Ingevolge artikel 4, eerste lid, aanhef en onder II, van de Wegenwet is een weg openbaar wanneer hij, na het tijdstip van tien jaren vóór het in werking treden van deze wet,
gedurende tien achtereenvolgende jaren voor een ieder toegankelijk is geweest en tevens gedurende dien tijd is onderhouden door het Rijk, eene provincie, eene gemeente of een waterschap.
10. Niet in geschil is dat [naam] vanaf 1998 voor eenieder toegankelijk is als bedoeld in artikel 4, eerste lid, aanhef en onder II, van de Wegenwet. Eiser enerzijds en verweerder en het college anderzijds verschillen echter van mening of het deel van [naam] dat over het perceel van eiser loopt, vanaf 1998 door de gemeente tien achtereenvolgende jaren is onderhouden als bedoeld in dat artikelonderdeel. De rechtbank zal in dat kader allereerst beoordelen of verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat [naam] vanaf 1998 in een gemeentelijk onderhoudssysteem is opgenomen en sindsdien tweejaarlijks is geïnspecteerd.
11. Verweerder heeft als onderbouwing van zijn stelling dat [naam] in 1998 in een gemeentelijk onderhoudssysteem is opgenomen en sindsdien tweejaarlijks wordt geïnspecteerd uitdraaien uit het GBI overgelegd. De uitdraai over de (eerste) weginspectie van 16 februari 1998 met als naam “Paspoort Weginspectie” ziet er als volgt uit:
12. Eiser heeft over die uitdraaien aangevoerd dat de paspoorten achteraf moeten zijn opgemaakt, omdat daarop bouwwerken zijn te zien die pas in of na 2008 zijn gebouwd.
13. Verweerder heeft in reactie hierop de volgende toelichting gegeven. De gemeente heeft een GBI-beheerkaart waarop [naam] als een beheervlak is opgenomen. Aan dit gesloten beheervlak kan een paspoort worden gehangen. Dit beheervlak staat al sinds 1998 in het gemeentelijke GBI. Dit maakt het ook mogelijk om nieuwe weginspecties toe te voegen aan dit paspoort. Een paspoort is feitelijk onderdeel van een hele grote matrix (Excel-database), waarin iedere (tweejaarlijkse) inspectie een nieuwe regel in de matrix is. Wanneer een uitdraai en een print worden gemaakt van de inspectieresultaten per wegvlak wordt de regel uit de matrix van het betreffende inspectiejaar gekoppeld aan het beheervlak. Achter dit beheervlak wordt de actuele BGT/BAG-kaart geplakt. De achtergrond is dan ook niet de foto of BAG-kaart van het betreffende inspectiejaar. Dit zou zoveel opslagcapaciteit vragen dat geen server dit zou kunnen faciliteren. De achtergronden van de overgelegde inspectieresultaten zijn dan ook allemaal identiek; dit is de linkerzijde van de overgelegde wegvakonderdelen. Het paspoort is het alfanumerieke gedeelte aan de rechterzijde van de overgelegde uitdraai en dit is de variabele informatie.
14. De rechtbank kan deze toelichting van verweerder volgen en heeft ook geen reden om aan deze toelichting te twijfelen, mede omdat eiser deze toelichting niet heeft weersproken. Voor zover eiser stelt dat de overgelegde GBI-uitdraaien geen bewijswaarde hebben, volgt de rechtbank hem hierin dan ook niet.
15. Met de toelichting in de nota (zoals weergegeven in rechtsoverweging 5), de overgelegde GBI-uitdraaien en zijn toelichting daarop, heeft verweerder aannemelijk gemaakt dat [naam] vanaf 1998 in een gemeentelijk onderhoudssysteem is opgenomen en dat deze weg tweejaarlijks wordt geïnspecteerd. Verweerder heeft dit terecht aangemerkt als onderhoud in de zin van artikel 4, eerste lid, aanhef en onder II, van de Wegenwet (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 10 juli 2002, ECLI:NL:RVS:2002:AE5094). 16. Gelet op het voorgaande heeft verweerder aannemelijk gemaakt dat het deel van [naam] dat over het perceel van eiser loopt door de gemeente vanaf 1998 tien achtereenvolgende jaren is onderhouden. Omdat verder niet in geschil is dat dat deel van de weg vanaf 1998 voor eenieder toegankelijk is, wordt daarmee voor dat weggedeelte voldaan aan artikel 4, eerste lid, aanhef en onder II, van de Wegenwet. De hierop betrekking hebbende beroepsgronden slagen niet.
Artikel 4, tweede en derde lid, van de Wegenwet
17. De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of in dit geval artikel 4, eerste lid, aanhef en onder II, van de Wegenwet uitzondering lijdt, omdat binnen de periode van tien jaar vanaf 1998, gedurende een tijdvak van ten minste een jaar duidelijk ter plaatse is kenbaar gemaakt, dat de weg slechts ter bede voor een ieder toegankelijk is (artikel 4, tweede lid, van de Wegenwet). Dit kenbaar maken kan geschieden door het stellen van een opschrift eigen weg (artikel 4, derde lid, van de Wegenwet).
18. Verweerder heeft desgevraagd na de zitting laten weten dat op foto’s van 2007 tot en met 2013 in het programma Street Smart het bord “eigen weg” is te zien op een steunpaal van de schuur op de binnenplaats. Ook is op foto’s van 2007 tot en met 2014 in Street Smart het bord “eigen weg” te zien op de deur van de varkensschuur. Eerdere foto’s zijn er volgens verweerder niet. Het is niet duidelijk dat deze borden betrekking hebben op [naam] . De deur van de varkensschuur is enkele meters van [naam] gesitueerd. Verder zijn beide borden noch bij het college noch bij hem eerder opgevallen, aldus nog steeds verweerder. Ook heeft hij laten weten dat van 2014 tot heden in Street Smart een bord “eigen weg” is te zien in de rechterberm van [naam] , nabij de kadastrale perceelsgrens van eiser, ter hoogte van de aansluiting met de Wolfshoek. Van 2015 tot heden is in Street smart een bord “eigen weg” te zien in de linkerberm van [naam] , nabij de kadastrale perceelsgrens van eiser, komende vanuit de Zandoerleseweg. Verweerder heeft een tekening overgelegd waarin met letters is gemarkeerd waar de borden waren/zijn geplaatst.
19. Eiser stelt dat verweerder niet betwist dat de borden op de steunpaal van de schuur op de binnenplaats en op de deur van de varkensschuur al vóór 2007 waren aangebracht. Volgens eiser is duidelijk dat deze borden betrekking hebben op [naam] . Verder merkt eiser op dat voor zover de rechtbank verweerder volgt in diens stelling dat pas in 2014 en 2015 de andere borden zijn geplaatst – nabij de kadastrale perceelsgrenzen –, dat dit onverlet laat dat het gedeelte van [naam] dat over het erf van eiser loopt, niet door verjaring openbaar is geworden.
20. Over de borden “eigen weg” waarvan vaststaat dat die in ieder geval van 2007 tot en met 2013 op een steunpaal van de schuur op de binnenplaats (S op de tekening) en op de deur van de varkensschuur (V) waren aangebracht, is de rechtbank op grond van de tekening en de door eiser overgelegde foto’s, in onderlinge samenhang bezien, van oordeel dat het voor de gemiddelde weggebruiker duidelijk is dat die borden betrekking hebben op het deel van [naam] dat over eisers erf loopt. Gelet hierop en artikel 4, tweede lid, van de Wegenwet is de rechtbank het met eiser eens dat het deel van [naam] dat over zijn erf loopt niet openbaar is. De rechtbank gaat er daarbij ervan uit dat afgaande op de tekening de erfgrenzen de groene lijnen zijn die overdwars over [naam] zijn ingetekend ten noorden en ten zuiden van die borden en wel in de nabijheid daarvan. De beroepsgrond slaagt.
21. Over de twee borden “eigen weg” nabij de perceelsgrenzen van eiser (N en Z) stelt de rechtbank voorop dat het op grond van de tekening erop lijkt dat de noordelijke perceelsgrens van eiser (komende vanuit de [adres] ) nog (iets) noordelijker ligt ten opzichte van de noordelijke erfgrens. Verder is het op grond van de tekening duidelijk(er) dat de zuidelijke perceelsgrens van eiser (komende vanaf de Wolfshoek) zuidelijker ligt ten opzichte van de zuidelijke erfgrens. Ook is komen vast te staan dat deze borden pas in 2014 en 2015, dus meer dan tien jaar na 1998, zijn aangebracht. Voor de delen van [naam] die gelegen zijn buiten de erfgrenzen tot aan de delen van [naam] die al in de wegenlegger van 2005 als openbaar zijn aangemerkt geldt de uitzondering van artikel 4, tweede lid, van de Wegenwet daarom niet. Dat betekent dat [naam] , met uitzondering van het deel dat over het erf loopt, openbaar is. De beroepsgrond slaagt niet.
22. Gelet op wat onder 20 is overwogen, is het beroep gegrond en moet het bestreden besluit wegens strijd met artikel 4, tweede lid, van de Wegenwet worden vernietigd voor zover de wegenlegger gaat over het deel van [naam] dat volgens de wegenlegger 2005 geen openbare weg is. De rechtbank ziet geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand te laten, zelf in de zaak te voorzien of om een bestuurlijke lus toe te passen. Verweerder moet met inachtneming van de uitspraak binnen zes weken in zoverre een nieuw besluit nemen. Hierbij moet verweerder ermee rekening houden dat het deel van [naam] dat over het erf van eiser loopt niet openbaar is en vaststellen (en (laten) intekenen) wat de erfgrenzen zijn. De tekening lijkt hiervoor handvatten te bieden. Buiten de erfgrenzen is [naam] wel een openbare weg.
23. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
24. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatige verleende rechtsbijstand vast op € 1.897,50 (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor de zitting en 0,5 punt voor schriftelijke inlichtingen, met een waarde per punt van € 759,– en een wegingsfactor 1).