In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 4 april 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van zware mishandeling. De verdachte, een getrainde vechtsporter, heeft op 2 november 2019 in Eindhoven het slachtoffer met kracht in het gezicht geslagen, wat resulteerde in ernstig letsel, waaronder een gebroken oogkas en blijvende schade aan het linkeroog van het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, waarbij het beroep op noodweer werd verworpen. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van voorwaardelijk opzet, gezien de omstandigheden waaronder de klap werd gegeven. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van € 36.558,63 aan schadevergoeding aan het slachtoffer, bestaande uit materiële en immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank legde ook een schadevergoedingsmaatregel op, met de mogelijkheid van gijzeling indien de schadevergoeding niet wordt betaald.