Artikel 5 Urgentiecriteria/categorieën
1. Voor de in artikel 2 aangewezen categorieën van woonruimte worden bij het verlenen van huisvestingsvergunningen als urgent woningzoekenden aangewezen: woningzoekenden met een;
a. een maatschappelijke urgentie;
b. een medische urgentie;
c. een volkshuisvestelijke urgentie;
indien en voor zover zij voldoen aan de in artikel 4 genoemde algemene voorwaarden voor het verkrijgen van een urgentiebeschikking, als ook aan de hieronder per categorie-onderdeel opgesomde criteria.
2. In de navolgende gevallen is sprake van een maatschappelijke urgentie:
a. een woningzoekende die duurzame mantelzorg verleent of ontvangt, in die zin dat:
1. er sprake is van langdurige zorg waarvan sprake is van minimaal 8 uur per week verdeeld over minimaal 4 dagen per week en dat de zorgrelatie duurzaam van aard is in die zin dat hier – naar verwachting – nog tenminste 3 jaar sprake zal zijn, en;
2. de vervangende huisvesting een wezenlijke bijdrage levert aan de taakverlichting van de mantelzorger.
b. een woningzoekende die het slachtoffer is van problemen van relationele aard of in verband met geweld zijn of haar woonruimte heeft verlaten met kinderen die voor hun huisvesting aangewezen zijn op de woning van de ouder(s), in het geval dat:
1. (afhankelijk van de aard en ernst van het delict) een of meerdere aangiftes is gedaan, en;
2. aangetoond kan worden dat terugkeer naar de woning niet meer mogelijk is.
c. een woningzoekende met kinderen die voor hun huisvesting aangewezen zijn op de woning van de ouder(s) die hun woonruimte moeten verlaten door gedwongen verkoop van hun woonruimte, in het geval dat:
1. de woningzoekende een schrijven van de bank of de hypotheekverstrekker kan overleggen waaruit blijkt dat sprake is van gedwongen verkoop, en;
2. er naar objectieve maatstaven geen andere, goedkopere, woning gekocht of gehuurd kan worden, en;
3. de gedwongen verkoop niet het gevolg is van verwijtbaar (betaal)gedrag;
d. een woningzoekende met inwonende kinderen die voor hun huisvesting aangewezen zijn op de woning van de ouder(s) die hun woonruimte moeten verlaten door echtscheiding, ontbinding van het geregistreerd partnerschap, beëindiging samenwoning op basis van een notarieel vastgelegd samenlevingscontract of beëindiging samenwoning waarbij sprake is van gezamenlijk ouderlijk gezag, waarbij de dreiging van dakloosheid van de betrokken kinderen zich voordoet, in het geval dat:
1. de woningzoekende een gelijk deel of de meerderheid van de zorg heeft over de kinderen, en;
2. de kinderen staan ingeschreven bij de woningzoekende in de gemeentelijke Basisregistratie Personen, en;
3. het jongste kind niet ouder is dan 23 jaar tenzij een of meerdere van de betrokken kinderen door een beperking duurzaam afhankelijk zijn van de verzorging van de ouders, en;
4. de woningzoekende met objectieve gegevens kan aantonen dat door de woningzoekende het recht is geclaimd om in de huidige woonruimte te blijven wonen, als ook voldoende alimentatie of ander inkomen om de woonlasten op te kunnen brengen zijn geclaimd en deze claim niet is toegekend dan wel dat het niet zinvol is om een dergelijke claim te leggen waarvan in ieder geval sprake is in het geval dat
i. de betreffende woning op naam van de partner staat, voor zover er geen sprake is van gemeenschap van goederen, en;
ii. de partner, waarbij de claim zou worden neergelegd, aantoonbaar een uitkering op bijstandsniveau heeft, en;.
5. de woningzoekende met objectieve gegevens kan aantonen dat het huwelijk, het geregistreerd partnerschap of de samenwoning duurzaam van aard was. Van duurzaamheid is sprake wanneer het huwelijk dan wel de samenleving minimaal twee jaren heeft bestaan en korter dan zes maanden geleden is verbroken;
met dien verstande dat:
i.
het bepaalde onder 2° niet van toepassing is indien en voor zover de zorg voor de kinderen voor gelijke delen tussen de ouders is verdeeld en het kind aantoonbaar op het woonadres van de andere ouder staat ingeschreven, dan wel;
ii.
het bepaalde onder 4° en 5° is niet van toepassing indien er sprake is van zwaarwegende redenen zoals bedreiging door (ex)partner.
e. een woningzoekende met kinderen die voor hun huisvesting aangewezen zijn op de woning van de ouder(s) die vanuit een bijstandssituatie doorgestroomd is naar een structurele betaalde baan in het Stedelijk Gebied Eindhoven, in het geval dat,
1. de baan van dien omvang is dat de woningzoekende ten gevolge van de daaruit verkrijgen inkomsten niet meer voor het verkrijgen van een bijstandsuitkering in aanmerking komt, en;
2. vanwege de situatie en de afstand van de woningzoekende redelijkerwijs niet verwacht kan worden dat hij/zij forenst.
f. een woningzoekende die zich geconfronteerd ziet met te hoge woonlasten, in het geval dat:
1. de woningzoekende afkomstig is uit een koopwoning of geliberaliseerde huurwoning, en;
2. de woningzoekende aantoonbaar inspanningen heeft gedaan om de financiële problemen op te lossen, en;
3. de woonlasten onevenredig hoog zijn in relatie tot het huishoudinkomen of de andere mogelijkheden van het huishouden om in die lasten te voorzien.
3. In de navolgende gevallen is sprake van een medische urgentie:
a. een woningzoekende waarbij sprake is van ernstige fysiek-, psychiatrische of psychische problemen die het functioneren in de huidige woonsituatie ernstig en duurzaam belemmeren in het geval dat:
1. de aard en ernst van de problematiek door onafhankelijk medisch, psychiatrisch of psychologisch onderzoek wordt aangetoond, en;
2. andere huisvesting noodzakelijk is voor de oplossing of het draaglijk maken van het medisch probleem.
b. een woningzoekende die in het kader van de Wmo een indicatie heeft voor verhuizing in verband met ernstige fysieke beperkingen, in het geval dat:
1. de verhuizing spoedeisend is, en;
2. de verhuizing is de goedkoopste adequate voorziening.
4. In de navolgende gevallen is sprake van een volkshuisvestelijke urgentie:
b. een huurder van een woning van een woningcorporatie die op grond van een sociaal plan bij herstructurering of sloop van huurwoningen in aanmerking komt voor vervangende huisvesting;
c. een huurder van een woning die door de verhuurder voor eigen gebruik wordt opgeëist;
d. een huishouden dat vanwege de opkoop van zijn woning door de gemeente in het belang van de uitvoering van openbare werken, buiten het kader van stadsvernieuwingsprojecten om, in aanmerking komt voor vervangende huisvesting.
5. In de navolgende gevallen is sprake van een sociale urgentie:
a. een woningzoekende die vanuit een intramurale setting (maatwerkvoorziening) doorstroomt naar zelfstandige woonruimte met begeleiding;
b. een woningzoekende die vanwege problemen van relationele aard of huiselijk geweld in een instelling verblijft en uitstroomt naar zelfstandig wonen.