ECLI:NL:RBOBR:2022:1200

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
4 april 2022
Publicatiedatum
31 maart 2022
Zaaknummer
01/332523-21
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging van politieambtenaren en rijden onder invloed van harddrugs

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 4 april 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan bedreigingen met enig misdrijf tegen het leven gericht en het rijden onder invloed van harddrugs. De verdachte heeft op 10 december 2021 in Oss met zijn auto opzettelijk in gereden op politievoertuigen waarin vier politieambtenaren zaten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet met de intentie handelde om de politieagenten te doden of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, maar dat hij wel voorwaardelijk opzet had op de bedreiging van de agenten. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de pogingen tot doodslag, maar hem wel schuldig bevonden aan de bedreigingen en het rijden onder invloed van amfetamine. De verdachte is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 9 maanden, met aftrek van voorarrest, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden. Daarnaast is er een week hechtenis opgelegd voor het rijden zonder rijbewijs. De rechtbank heeft ook schadevergoedingsmaatregelen opgelegd aan de benadeelde politieambtenaren.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.332523.21
Datum uitspraak: 04 april 2022
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedatum] 1980,
wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te: P.I. Grave.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 21 maart 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 11 februari 2022.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 21 maart 2022 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 10 december 2021 te Oss, in elk geval in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , (toen en aldaar werkzaam als politieambtenaren, rijdend in een opvallende politieauto, waarbij de politieauto gebruik maakte van zwaailicht en sirene)
opzettelijk
van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met hoge, althans met aanmerkelijke snelheid, met een door hem, verdachte bestuurde personenauto, zonder te remmen, frontaal is ingereden/afgereden op die politieauto,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zoukunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 december 2021 te Oss, althans in Nederland,
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , (toen en aldaar werkzaam als politieambtenaren, rijdend in een opvallende politieauto) heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door met hoge, altans aanmerkelijke snelheid, met een door hem, verdachte bestuurde personenauto, in te rijden/af te rijden op die politieauto met daarin [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ;
2.
hij op of omstreeks 10 december 2021 te Oss, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , (toen en aldaar werkzaam als poitieambtenaren, rijdend in een onopvallende politieauto, waarbij de politieauto gebruik maakte van zwaailicht en sirene)
opzettelijk
van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met hoge, althans met aanmerkelijke snelheid, met een door hem, verdachte bestuurde personenauto, zonder te remmen, frontaal is ingereden/afgereden op die politieauto,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zoukunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 december 2021 te Oss, althans in Nederland,
[slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 3] , (toen en aldaar werkzaam als politieambtenaren, rijdend in een onopvallende politieauto) heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door met hoge, altans aanmerkelijke snelheid, met een door hem, verdachte bestuurde personenauto, in te rijden/af te rijden op die politieauto met daarin [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 3] ;
3.
hij op of omstreeks 10 december 2021 te Oss, althans in Nederland,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf omeennog onbekend gebleven voetganger met een hondje lopend op de[locatie 1] en/of een nog onbekend gebleven voetganger (zonderhondje) lopend op de [locatie 1] ,opzettelijkvan het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto, met hoge snelheid, isingereden/afgereden op die voetgangers,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;4.
hij op of omstreeks 10 december 2021 te Heesch, gemeente Bernheze, althans inNederland,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om[slachtoffer 5] , en/of [slachtoffer 6] , (voetgangers, zich bevindend op hettrottoir)opzettelijkvan het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto, met hoge snelheid, over hettrottoir, is afgereden op die [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] ,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zoukunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 december 2021 te Heesch, gemeente Bernheze, althans inNederland,[slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] heeft bedreigdmet enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,door met een door hem, verdachte bestuurde personenauto, met hoge snelheid inte rijden/af te rijden op die [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] ;5.hij op of omstreeks 10 december 2021 te Osster uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om[slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8]opzettelijkvan het leven te beroven,met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto, met hoge snelheid isingereden/ afgereden op die [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] ,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zoukunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 december 2021 te Oss[slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] heeft bedreigdmet enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,door met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto, met hoge snelheid inte rijden/af te rijden op die [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] ;
6.
hij op of omstreeks 10 december 2021 te Oss en/of te Heesch, gemeente Bernheze, als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten amfetamine, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;
7.
hij op of omstreeks 10 december 2021 te Oss en/of te Heesch, gemeente Bernheze, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, [locatie 2] en/of [locatie 3] en/of [locatie 4] en/of [locatie 1] , zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Het standpunt van de officier van justitie.

De officier van justitie heeft gevorderd het ten laste gelegde onder 1 primair, 2 primair, 3, 4 primair, 5 primair, 6 en 7 wettig en overtuigend bewezen te verklaren.

Het standpunt van de verdediging.

De raadsman heeft verzocht verdachte vrij te spreken van het ten laste gelegde onder 1 tot en met 5, zowel de varianten onder primair als subsidiair, in verband met het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. De raadsman heeft ten aanzien van de ten laste gelegde pogingen tot doodslag althans pogingen tot zware mishandeling aangevoerd dat de kans op de dood of zwaar lichamelijk letsel niet aannemelijk is geworden noch dat verdachte die kans bewust heeft aanvaard. Ten aanzien van de ten laste gelegde bedreigingen heeft de raadsman aangevoerd dat de uiterlijke verschijningsvorm niet duidt op het aanjagen van vrees, nu verdachte telkens met zijn auto is uitgeweken.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft het ten laste gelegde onder 6 en 7.

Het oordeel van de rechtbank.

Feiten 1 en 2 primair
In de tenlasteleggingen onder 1 primair en 2 primair is vermeld dat verdachte heeft geprobeerd een viertal verbalisanten, rijdend in een niet opvallende politieauto en opvallende politieauto, opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door met hoge snelheid met zijn auto, zonder te remmen, frontaal op die verbalisanten in of af te rijden.
De rechtbank dient te beoordelen of verdachte (vol of boos) opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, had op de dood of zwaar lichamelijk letsel van de verbalisanten.
De rechtbank acht het volgende van belang.
Verbalisant [verbalisant] heeft gerelateerd dat hij zag dat verdachte niet voldeed aan een stopteken, dat vervolgens een achtervolging plaatsvond, dat daarbij meerdere politievoertuigen waren betrokken, dat hij zag dat verdachte met een veel hogere snelheid reed dan ter plaatse was toegestaan – op de [locatie 3] reed verdachte bijvoorbeeld 105 kilometer per uur waar een maximumsnelheid geldt van 60 kilometer per uur –, dat verdachte hard door bleef rijden terwijl hij kruisingen passeerde, dat hij rakelings langs wandelaars reed, dat verdachte met onverminderde snelheid op collega’s in politievoertuigen af reed, dat hij een rotonde tegen de richting in nam, dat verdachte met dusdanige snelheid reed dat in de bochten de banden van zijn auto piepten en er rook van de banden af kwam, dat hij hard over een drempel reed en dat hij zag dat verdachte het overige verkeer in gevaar bracht.
Verbalisant [slachtoffer 1] heeft gerelateerd dat hij het politievoertuig met optische en geluidsignalen op het wegdek van de [locatie 4] te Oss plaatste zonder het wegdek te blokkeren, dat hij constateerde dat er aan beide zijdes voldoende ruimte was om te passeren, dat hij zag dat de personenauto van verdachte op hem en zijn bijrijder [slachtoffer 2] kwam afgereden, dat hij een groot gevoel van angst voelde opkomen, dat de auto steeds harder op hen afgereden kwam, dat hij de snelheid ver boven de toegestane maximumsnelheid schatte, dat hij nog net zijn dienstvoertuig naar rechts kon sturen en licht gas kon geven en dat hij zag dat de auto het dienstvoertuig rakelings passeerde. [slachtoffer 1] heeft gerelateerd dat hij een enorme angst door zich heen voelde gaan en het gevoel had dat hij dood had kunnen zijn.
Ook verbalisant [slachtoffer 2] heeft gerelateerd dat hij zich zeer angstig voelde. Zijn relaas komt in de kern overeen met het relaas van verbalisant [slachtoffer 1] .
Verbalisant [slachtoffer 3] heeft gerelateerd dat zijn collega [slachtoffer 4] het dienstvoertuig midden op de weg parkeerde, dat het stoptransparant aan de voorzijde aan stond en ook de optische en geluidsignalen. Verbalisant [slachtoffer 4] heeft gerelateerd dat hij zag dat het voertuig van verdachte hen met ontzettend hoge snelheid frontaal naderde, dat het voertuig zijn koers niet veranderde en met constante snelheid op hen af kwam rijden, dat hij zich machteloos voelde, dat hij het idee had dat hij zijn leven niet meer in handen had en dat hij zijn leven aan zich voorbij zag flitsen. [slachtoffer 4] heeft gerelateerd dat hij hun voertuig een kwartslag naar rechts heeft gedraaid, dat hij het gaspedaal heeft ingedrukt en dat hij zag dat het voertuig van verdachte op het allerlaatste moment een zwenk uit hun richting gaf. [slachtoffer 3] heeft gerelateerd dat hij met grote angst in het dienstvoertuig zat en zijn hart in zijn keel voelde bonzen.
Van vol of boos opzet is sprake indien verdachte willens en wetens heeft gehandeld, dat wil zeggen dat verdachte heeft gehandeld met de bedoeling de verbalisanten te doden of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Naar het oordeel van de rechtbank is daarvan geen sprake. Verdachte heeft verklaard dat hij een dergelijke bedoeling niet had, maar dat hij ‘slechts’ aan de politie wilde ontkomen. Dit neemt echter niet weg dat de verdachte om dit doel te bereiken gedragingen kan hebben verricht waardoor hij in voorwaardelijke zin opzet kan hebben gehad op de dood van of zwaar lichamelijk letsel bij de verbalisanten.
Van voorwaardelijk opzet is sprake wanneer verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat de verbalisanten het leven zouden laten dan wel zwaar lichamelijk letsel zouden bekomen. Vereist is dat verdachte wetenschap had van die aanmerkelijke kans en ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen). In verkeerszaken zoals de onderhavige dient opgemerkt te worden dat het aanvaarden van voorwaardelijk opzet zich slecht verhoudt met de veronderstelde wil tot leven van de verdachte. Immers brengt het bewust aanvaarden van de aanmerkelijke kans op de dood of zwaar lichamelijk letsel van de verbalisanten met zich mee dat verdachte ook de kans op zijn eigen dood of zwaar lichamelijk letsel bewust op de koop heeft toegenomen.
Verdachte heeft ter terechtzitting in dit verband verklaard dat hij wilde vluchten voor de politie en niemand letsel wilde toebrengen. Verdachte heeft verklaard dat hij de politieauto’s heeft ontweken en ervoor heeft gezorgd dat hij niemand raakte. De verklaring van verdachte wordt ondersteund door de verklaring van zijn bijrijder [getuige] . [getuige] heeft over de opvallende politieauto van verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] verklaard dat verdachte snel moest uitwijken en door de berm heen moest rijden om niet tegen de politieauto aan te rijden. Over de onopvallende politieauto van verbalisanten [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] heeft [getuige] verklaard dat de politie en verdachte er beiden voor hebben gezorgd dat er geen botsing plaatsvond, omdat zij beiden een andere kant op hebben gestuurd. Ook verbalisant [slachtoffer 4] heeft, zoals hiervoor al is weergegeven, gerelateerd dat het voertuig van verdachte op het allerlaatste moment een zwenk uit hun richting gaf.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Hoewel de rechtbank van oordeel is dat het rijgedrag van verdachte minst genomen zeer gevaarlijk was en de rechtbank ook zeker begrip heeft voor de verbalisanten dat zij zich onveilig en angstig hebben gevoeld, kan gelet op de relazen van de verbalisanten, de verklaring van [getuige] , de later tegenover de rechter-commissaris als getuige afgelegde verklaring van [getuige] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] en de verklaring van verdachte naar het oordeel van de rechtbank niet onomstotelijk worden vastgesteld dat er een aanmerkelijke kans bestond dat de verbalisanten door de gedragingen van verdachte het leven zouden laten dan wel zwaar lichamelijk letsel zouden bekomen. Er is niet gebleken dat verdachte op de weghelft van de verbalisanten heeft gereden, er was voldoende ruimte naast de politievoertuigen zodat verdachte kon passeren en verdachte is daadwerkelijk uitgeweken voor de politievoertuigen. Daarmee kan niet aangenomen worden dat verdachte het voorwaardelijk opzet had op de dood of het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank acht gelet op vorenstaande niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 1 primair en 2 primair is ten laste gelegd, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Feiten 1 en 2 subsidiair
De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 1 subsidiair en 2 subsidiair is ten laste gelegd.
Voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht dan wel met zware mishandeling is onder meer vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen respectievelijk zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen en dat het opzet van de verdachte daarop was gericht.
De rechtbank is gelet op de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden van oordeel dat de gedragingen van verdachte zoals bewezen verklaard onder zodanige omstandigheden zijn geschied dat zij in het algemeen geschikt zijn om bij de verbalisanten de vrees teweeg te brengen dat verdachte, door met een hoge onverminderde snelheid frontaal op hen af te rijden, de dood althans zwaar lichamelijk letsel van hen ten gevolge zou kunnen hebben. Derhalve heeft bij verbalisanten in redelijkheid de vrees kunnen ontstaan dat zij het leven zouden kunnen verliezen respectievelijk zwaar lichamelijk letsel zouden kunnen oplopen. Het enkele feit dat niet vast kan worden gesteld dat de aanmerkelijke kans bestond dat de verbalisanten door de gedragingen van verdachte het leven zouden laten dan wel zwaar lichamelijk letsel zouden bekomen, staat er niet aan in de weg dat bij de verbalisanten in de gegeven omstandigheden wel de redelijke vrees daarvoor kon ontstaan.
De rechtbank leidt uit de verklaring van verdachte af dat zijn gedragingen moeten worden geduid als een doelbewuste actie van verdachte om aan de politie te ontkomen en niet om de verbalisanten vrees aan te jagen en dat van vol opzet op het doen ontstaan van vrees geen sprake was. De rechtbank acht echter wel voorwaardelijk opzet aanwezig en overweegt daartoe als volgt.
Uit de feiten en omstandigheden volgt dat verdachte gedurende ongeveer 15 minuten in een wilde achtervolging aan de politie heeft willen ontkomen, onder meer door veel te hard te rijden, door met piepende en rokende banden door bochten en over drempels te rijden en door frontaal op politievoertuigen af te rijden. Bij gebrek aan contra-indicaties moet verdachte hebben beseft en aanvaard dat bij de betrokken verbalisanten door zijn gedragingen de redelijke vrees zou ontstaan dat zij het leven zouden laten of zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen. De rechtbank is gelet op deze feiten en omstandigheden van oordeel dat verdachte met zijn gedragingen willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de politieagenten ten gevolge daarvan zich bedreigd zouden voelen met enig misdrijf tegen het leven gericht althans met zware mishandeling.
Voor zover de verdediging heeft aangevoerd dat de verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] de inhoud van hun processen-verbaal met en op elkaar hebben afgestemd, overweegt de rechtbank als volgt. Het kennisnemen van elkaars processen-verbaal bij het opmaken daarvan door verbalisanten is niet ongebruikelijk. In een dergelijke situatie had het zelfs voor de hand gelegen wanneer verbalisanten gezamenlijk één proces-verbaal hadden opgemaakt. Dit is niet gebeurd. Verbalisanten hebben ervoor gekozen ieder een eigen verbaal op te maken. De beide processen-verbaal zijn tevens op ambtseed opgemaakt. De inhoud van die processen-verbaal mede bezien in het licht van de overige stukken in het dossier, waaronder de eigen verklaring van verdachte, leidt niet tot de vaststelling dat de processen-verbaal als onbetrouwbaar moeten worden aangemerkt. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.
De rechtbank acht aldus het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Feiten 3, 4 en 5
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 3, 4 primair, 4 subsidiair, 5 primair en 5 subsidiair is ten laste gelegd, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
In de tenlastelegging onder 3 is vermeld dat verdachte in Oss heeft geprobeerd een onbekend gebleven voetganger met een hondje en een onbekend gebleven voetganger zonder hondje opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door met hoge snelheid met zijn auto op die voetgangers in of af te rijden. Nu de voetgangers onbekend zijn gebleven bevat het dossier geen aangiften. Verbalisant [verbalisant] heeft gerelateerd dat de voetgangers op de [locatie 1] te Oss liepen, dat verdachte met een snelheid van 70 tot 80 kilometer per uur langs deze voetgangers reed en dat zij aan de kant moesten springen om een aanrijding te voorkomen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de man met het hondje heeft gezien, dat hij toeterde, dat de man overstak en tijd had om de hond mee te nemen. Verdachte heeft in het algemeen verklaard dat hij niemand letsel wilde toebrengen, maar enkel wilde vluchten voor de politie. De bijrijder van verdachte, [getuige] , heeft verklaard over mensen die aan de kant moesten springen, maar die verklaring heeft betrekking op een andere plaats, te weten Heesch. Zoals hiervoor is overwogen ten aanzien van de feiten 1 en 2 is het voor een veroordeling ter zake van een poging tot doodslag dan wel een poging tot zware mishandeling noodzakelijk dat verdachte opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, had op het gevolg. Nu uit de bewijsmiddelen volgt dat de voetgangers de gelegenheid hadden om zich tijdig in veiligheid te brengen en gelet op de verklaring van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat van een dergelijk opzet geen sprake is.
Hetzelfde geldt voor het ten laste gelegde onder 4. Aangever [slachtoffer 6] heeft verklaard dat de auto via de stoep de richting van aangever en zijn vrouw [slachtoffer 5] op reed, dat de auto heel erg hard reed en dat zij toen de oprit van een woning zijn opgelopen. [slachtoffer 6] heeft verder verklaard dat de auto op een afstand van 2 à 3 meter was en dat zij niet echt gevaar hebben gelopen. [slachtoffer 5] heeft verklaard dat zij en haar man snel de oprit van de woning zijn opgerend en dat zij zag dat de auto op ongeveer 2 meter afstand over het trottoir langskwam. Ook hier hadden de voetgangers tijd en gelegenheid zich in veiligheid te brengen en is naar het oordeel van de rechtbank, mede gelet op de verklaring van verdachte, geen sprake van opzet op de dood of zwaar lichamelijk letsel.
Er is evenmin voldoende bewijs voor de onder subsidiair ten laste gelegde bedreiging. Gelet op de verklaringen van [slachtoffer 6] en [slachtoffer 5] heeft het rijgedrag van verdachte weliswaar angst opgeroepen, maar kan niet worden gezegd dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden heeft plaatsgevonden, dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat de bedreiging ten uitvoer zou worden gelegd. Verdachte is de aangevers niet op heel korte afstand gepasseerd en [slachtoffer 6] heeft bovendien verklaard dat zij niet echt gevaar hebben gelopen.
Aangever [slachtoffer 7] heeft over het ten laste gelegde onder 5 verklaard dat zij samen met haar man [slachtoffer 8] over de [locatie 3] te Oss liep, dat zij zag dat de personenauto hun kant op reed, dat zij snel een meter naar achter is gesprongen en dat de personenauto langs hen af reed op ongeveer 1,5 meter afstand. [slachtoffer 7] heeft verklaard dat de auto nog een keer voorbij reed, wederom op een afstand van ongeveer 1,5 meter. [slachtoffer 8] heeft verklaard dat hij opzij is gesprongen, dat hij toen op ongeveer 1,5 meter van de wegrand af in het gras stond en dat hij niet kan zeggen dat hij aangereden zou worden als hij niet opzij gesprongen was. Over de tweede keer heeft [slachtoffer 8] verklaard dat hij toen rustiger opzij kon stappen. De rechtbank is ook ten aanzien van dit feit van oordeel dat geen sprake is van een poging tot doodslag of een poging tot zware mishandeling. Van opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, is gelet op de verklaringen van de aangevers en van verdachte geen sprake.
Ook voor het subsidiair ten laste gelegde is onvoldoende bewijs. De aangevers hebben weliswaar verklaard dat zij erg zijn geschrokken van het rijgedrag van verdachte, maar niet kan worden gezegd dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden heeft plaatsgevonden, dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat de bedreiging ten uitvoer zou worden gelegd. De aangevers hadden tijd om zich in veiligheid te brengen en [slachtoffer 8] heeft in dit verband nog verklaard dat de angst voortkwam uit de snelheid in combinatie met de achtervolging.
Feit 6 en 7
Op grond van de bewijsmiddelen acht de rechtbank het ten laste gelegde onder de feiten 6 en 7 wettig en overtuigend bewezen zoals hierna is vermeld. De raadsman heeft geen vrijspraak bepleit en verdachte heeft deze feiten bekend.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort vonnis beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte

1 (subsidiair)

op 10 december 2021 te Oss [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (toen en aldaar werkzaam als politieambtenaren, rijdend in een opvallende politieauto) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, door met hoge snelheid, met een door hem, verdachte bestuurde personenauto, af te rijden op die politieauto met daarin [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ;

2 (subsidiair)

op 10 december 2021 te Oss [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] (toen en aldaar werkzaam als politieambtenaren, rijdend in een onopvallende politieauto) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, door met hoge snelheid, met een door hem, verdachte bestuurde personenauto, af te rijden op die politieauto met daarin [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] ;

6.

op 10 december 2021 te Oss en te Heesch, gemeente Bernheze, als bestuurder van een voertuig (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten amfetamine, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;

7.

op 10 december 2021 te Oss en te Heesch, gemeente Bernheze, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, [locatie 2] en [locatie 3] en [locatie 4] en [locatie 1] , zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.

De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.

De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar met aftrek van voorarrest en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 10 jaar. Ten aanzien van feit 7 heeft de officier van justitie gevorderd hechtenis op te leggen voor de duur van 1 week.
De officier van justitie heeft bij het formuleren van zijn eis rekening gehouden met de omstandigheden dat verdachte ontzettend gevaarlijk rijgedrag heeft vertoond, dat de slachtoffers doodsangsten hebben uitgestaan en dat verdachte de levens van anderen in gevaar heeft gebracht. De officier van justitie heeft in strafverzwarende zin rekening gehouden met de omstandigheden dat onder de slachtoffers verbalisanten waren, dat verdachte onder invloed was van drugs, dat hij heeft gereden zonder een rijbewijs, dat hij al vele malen is aangehouden voor het rijden zonder rijbewijs en dat er maar liefst zo’n vijftien voertuigen van verdachte inbeslaggenomen zijn. De officier van justitie heeft ook rekening gehouden met het reclasseringsrapport dat omtrent verdachte is opgemaakt inhoudende onder meer dat de reclassering het recidiverisico hoog acht.
De officier van justitie heeft gevorderd de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] geheel toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke renten en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het standpunt van de verdediging.

De raadsman heeft verzocht een vrijheidsbeperkende straf op te leggen lager dan het voorarrest en de voorlopige hechtenis van verdachte op te heffen.
De raadsman heeft verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de omstandigheden dat verdachte zelfstandig ondernemer is en dat hij kostwinner is en een dochter in Polen onderhoudt. De raadsman heeft verder verzocht er rekening mee te houden dat verdachte de gevolgen van zijn handelen inziet, dat hij zich realiseert dat er voor zijn vervoersproblematiek alternatieven zijn en dat hij duidelijk heeft aangegeven niet meer te zullen rijden.
De raadsman heeft primair verzocht de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen gelet op de door hem bepleite vrijspraak ten aanzien van de feiten waarop die vorderingen betrekking hebben. Subsidiair heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een tweetal bedreigingen met enig misdrijf tegen het leven gericht althans met zware mishandeling, het rijden onder invloed van harddrugs en het rijden zonder rijbewijs.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zeer ernstige bedreigingen van vier politieambtenaren die waren belast met de taak te zorgen voor de handhaving van de openbare orde en veiligheid. Gedurende zijn poging om aan de politie te ontkomen heeft verdachte op geen enkele wijze rekening gehouden met de verkeersregels. Verdachte heeft zeer onverantwoord rijgedrag vertoond. Verdachte heeft met een veel te hoge snelheid gereden, hij is hard over drempels gereden, heeft een rotonde aan de verkeerde kant genomen, is over een stoep gereden om andere auto’s te ontwijken waarbij hij een vuilnisbak heeft geraakt en dit alles terwijl hij onder invloed van harddrugs was. Verdachte is meerdere keren gevorderd te stoppen, maar voldeed daar niet aan. Zo is hij door het centrum van Heesch gereden, terwijl net de scholen uit waren en er winkelend publiek op de been was. Door deze handelswijze heeft verdachte de politieambtenaren, maar ook andere weggebruikers in gevaar gebracht. Uit het handelen van verdachte blijkt dat hij zijn eigen belang om zich aan aanhouding te onttrekken heeft laten prevaleren boven de veiligheid van niet alleen de verbalisanten maar ook de veiligheid van andere weggebruikers, om wie verdachte zich in het geheel niet heeft bekommerd. Dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Dergelijke feiten kunnen leiden tot hevige gevoelens van angst en/of onveiligheid bij de bedreigde verbalisanten, hetgeen in dit geval ook daadwerkelijk het geval is geweest. Dat de feiten een grote impact hebben gehad op de politieambtenaren, blijkt onder meer uit de processen-verbaal van relaas, de aangiften en de toelichtingen op de vorderingen benadeelde partij, alsmede gelet op de aanwezigheid van de politieagenten op de terechtzitting. De rechtbank neemt het verdachte dan ook zeer kwalijk dat hij politieambtenaren op deze manier ernstig heeft bedreigd; zij moeten als ordehandhavers hun werk kunnen uitvoeren zonder daarbij geconfronteerd te worden met dergelijk gedrag en dienen daartegen juist beschermd te worden.
De rechtbank houdt in strafverzwarende zin ook rekening met de omstandigheid dat verdachte zeer hardleers is. Verdachte is vele malen eerder aangehouden voor het rijden zonder rijbewijs, hij is daar blijkens zijn strafblad zeven keer voor veroordeeld door de kantonrechter. Van al deze veroordelingen is de verdachte in hoger beroep gegaan, maar ook daarna is hij nog vele malen aangehouden voor rijden zonder rijbewijs. Ook maakt verdacht zich blijkens zijn justitiële documentatie en de processen-verbaal van de wijkagent schuldig aan allerlei andere verkeersovertredingen zoals het onverzekerd rondrijden in een auto, niet handsfree bellen tijdens het autorijden, snelheidsovertredingen en rijden onder invloed. Er zijn meerdere zogenoemde STOP-gesprekken met verdachte gevoerd om hem duidelijk te maken welke risico’s hij met zijn gedrag neemt. Dit alles heeft niet geleid tot gedragsverandering. Verdachte is telkens weer achter het stuur gestapt met uiteindelijke onderhavige feiten tot gevolg. Er zijn inmiddels zelfs al 15 auto’s onder verdachte in beslag genomen. Verdachte koopt iedere keer weer een nieuwe auto en gaat door met zijn onverantwoorde, criminele en uiterst gevaarlijke gedrag en is niet bereid om daar mee te stoppen. Uit het proces-verbaal van de wijkagent blijkt ook dat er al eerder een achtervolging heeft plaatsgevonden en dat verdachte steeds verder lijkt te gaan om zich aan controles te onttrekken.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging ook rekening gehouden met het omtrent verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van Novadic-Kentron van 15 februari 2022. Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
Wij zien middelengebruik en houding als risicofactoren. De heer [verdachte] is sinds vier jaar in Nederland. In die tijd heeft hij veelvuldig de Wegenverkeerswet overtreden. Er zijn vele boetes opgelegd, er zijn zogenaamde “stopgesprekken” met hem gevoerd door de politie en er is inmiddels vijftien keer een auto inbeslaggenomen. Ondanks deze interventies blijft hij recidiveren. Betrokkene is niet in het bezit van een rijbewijs en heeft ook geen poging ondernomen om een rijbewijs te gaan halen. Hij lijkt ongevoelig te zijn voor risico’s en de gevaarlijke situaties die hij veroorzaakt. Ook zijn houding ten opzichte van middelengebruik kenmerkt zich door onwetendheid en onverschilligheid. Betrokkene gebruikt alcohol, amfetamine en cannabis. De indruk is dat betrokkene hierover niet
volledige openheid geeft. Mogelijk is zijn sociale netwerk een beschermende factor. Betrokkene zelf geeft aan steun te ervaren van zijn vriendin en enkele vrienden. Tijdens zijn detentie heeft hij van hen hulp gekregen op praktische gebieden en ook willen zij hem helpen om in de toekomst mobiel te zijn zonder auto te hoeven rijden.
De reclassering acht het recidiverisico hoog. Betrokkene belooft beterschap, maar gezien zijn geschiedenis van hardnekkig recidiveren zal hij dit eerst in de praktijk moeten laten zien om het geloofwaardig te laten zijn. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een straf zonder bijzondere voorwaarden. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen. Betrokkene spreekt geen Nederlands of Engels, waardoor de taalbarrière te groot is om inhoud te
kunnen geven aan een reclasseringstoezicht.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op de Landelijke Oriëntatiepunten Voor Straftoemeting waarin tot uitdrukking komt dat voor bedreiging door het inrijden op een persoon met een auto een gevangenisstraf van vier maanden passend is.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf. Wel zal de rechtbank, nu de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt, een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf. Een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden acht de rechtbank, gelet op al het voorgaande, passend en geboden. De tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht zal daarop in mindering worden gebracht. De rechtbank wijst het verzoek van de raadsman tot opheffing van de voorlopige hechtenis af.
Daarnaast acht de rechtbank het noodzakelijk dat aan verdachte een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden wordt opgelegd. Door deze bijkomende straf wordt het gevaarzettend karakter van de gepleegde delicten in de bestraffing tot uitdrukking gebracht.
Omdat feit 7 een overtreding is, zal de rechtbank hiervoor een separate straf opleggen. Nu de raadsman zich ten aanzien van dit feit heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, zal de rechtbank overeenkomstig de eis van de officier van justitie hechtenis opleggen voor de duur van 1 week.
De vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] ,
[slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]
De rechtbank acht de vorderingen van de benadeelde partijen in haar geheel toewijsbaar als rechtstreeks door de bewezenverklaarde feiten onder 1 subsidiair respectievelijk 2 subsidiair toegebrachte schade. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de vorderingen voldoende onderbouwd en de raadsman heeft ten aanzien van de omvang van die vorderingen geen verweer gevoerd.
De rechtbank zal ten aanzien van de vorderingen telkens bepalen dat het toegewezen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partijen tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregelen.
De rechtbank zal telkens voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedings-maatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan de slachtoffers bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank telkens bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
18, 36f, 57, 63, 285 Wetboek van Strafrecht
8, 107, 176, 177, 179 Wegenverkeerswet 1994.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte onder 1 primair, 2 primair, 3, 4 primair, 4 subsidiair, 5 primair en 5 subsidiair is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het ten laste gelegde onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 6 en 7 bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1 subsidiair:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling
T.a.v. feit 2 subsidiair:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling
T.a.v. feit 6:
overtreding van artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994
Het bewezen verklaarde levert op de overtreding:
T.a.v. feit 7:
overtreding van het bepaalde in artikel 107 lid 1 Wegenverkeerswet 1994
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen en maatregelen.
T.a.v. feit 1 subsidiair, feit 2 subsidiair, feit 6:
Een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. feit 6:
Een
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
12 maanden.
T.a.v. feit 7:
Een
hechtenisvoor de duur van 1 week.
T.a.v. feit 1 subsidiair:
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van
[slachtoffer 1], van een bedrag van
€ 600,00, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 12 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade. De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 december 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1] , van een bedrag van
€ 600,00, bestaande uit immateriële schade. De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 december 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
T.a.v. feit 1 subsidiair:
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van
[slachtoffer 2], van een bedrag van
€ 650,00, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 13 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade. De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 december 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 2] , van een bedrag van
€ 650,00, bestaande uit immateriële schade. De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 december 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
T.a.v. feit 2 subsidiair:
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van
[slachtoffer 3], van een bedrag van
€ 600,00, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 12 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade.
De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 december 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 3] , van een bedrag van € 600,00, bestaande uit immateriële schade. De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 december 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
T.a.v. feit 2 subsidiair:
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van
[slachtoffer 4], van een bedrag van
€ 700,00, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 14 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade.
De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 december 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 4] , van een bedrag van € 700,00, bestaande uit immateriële schade. De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 december 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. Donkersloot, voorzitter,
mr. A.G.A.M. van de Ven en mr. L.P. Stapel, leden,
in tegenwoordigheid van mr. H. Wildeman, griffier,
en is uitgesproken op 04 april 2022.