ECLI:NL:RBOBR:2022:1196

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
29 maart 2022
Publicatiedatum
31 maart 2022
Zaaknummer
C/01/376392 / FA RK 21-5154
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beperkingen in gebruik van internet en telecommunicatiemiddelen binnen een TBS-instelling en de gevolgen voor de rechten van de betrokkene

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 29 maart 2022 uitspraak gedaan over een klacht van een betrokkene die zich beperkt voelde in het gebruik van internet en telecommunicatiemiddelen binnen een TBS-instelling. De betrokkene, die onder TBS met dwangverpleging valt, stelde dat de beperkingen die hem waren opgelegd in strijd waren met de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en dat deze beperkingen niet op basis van de huisregels, maar op basis van zijn zorgplan opgelegd moesten worden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beperkingen in het gebruik van internet en communicatiemiddelen voor alle cliënten binnen de instelling gelden en dat deze beperkingen zijn ingevoerd ter waarborging van de veiligheid en de ordelijke gang van zaken binnen de accommodatie. De rechtbank oordeelde dat de huisregels niet in strijd zijn met de Wvggz en dat de klacht van de betrokkene ongegrond is. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de betrokkene geen recht heeft op schadevergoeding, omdat de opgelegde beperkingen niet onterecht zijn en er voldoende mogelijkheden zijn voor de betrokkene om contact te onderhouden met de buitenwereld. De rechtbank heeft de klacht ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer : C/01/376392 / FA RK 21-5154
Uitspraak : 29 maart 2022
Beschikking over een verzoek om schadevergoeding ex artikel 10:7 jo. artikel 10:11 lid 2 Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz)
in de zaak van
[naam betrokkene] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende en verblijvende te [naam en adres instelling] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. M.J.J. Spieringhs,
tegen
Stichting [naam 1],
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: verweerster,
gemachtigden: [namen gemachtigden]

1.Het procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
  • het verzoekschrift (met bijlagen) van 10 november 2021, ter griffie ingekomen op 10 november 2021;
  • het verweerschrift van 23 november 2021;
  • een reactie op het verweerschrift, ter griffie ingekomen op 7 december 2021;
  • de e-mail van 16 december 2021 van mr. M.J.J. Spieringhs met de ontbrekende productie 6;
  • het schrijven van mr. M.J.J. Spieringhs van 2 maart 2022;
  • het schrijven van mr. M.J.J. Spieringhs van 10 maart 2022, inhoudende enkele wijzigingen op het verzoekschrift;
  • het schrijven van mr. M.J.J. Spieringhs van 11 maart 2022;
  • de volmacht van de zijde van verweerster, ter griffie ingekomen op 16 maart 2022.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft op 15 maart 2022 plaatsgevonden. De rechtbank heeft de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door mr. M.J.J. Spieringhs;
- stafmedewerker juridische zaken, [naam 2] , namens verweerster;
- gedragskundige, [naam 3] , namens verweerster;
- manager behandelzaken, [naam 4] , namens verweerster.

2.De feiten

2.1.
Ten tijde van de klacht is betrokkene met een strafrechtelijke titel, te weten TBS met dwangverpleging van overheidswege ex artikel 37a jo. 37b Wetboek van Strafrecht, opgenomen in [instelling] .
2.2.
In de geldende huisregels is onder meer het volgende bepaald:
“8. Telefoneren
Om zelf te telefoneren kunt u de telefoon die op de afdeling aanwezig is gebruiken. U kunt op de afdelingstelefoon gebeld worden. Het nummer kunt u vragen aan het behandelteam. Ook is het mogelijk om onder voorwaarden een individuele DECT-telefoon met prepaid tegoed te huren. U betaalt zelf uw beltegoed. De DECT-telefoon dient de afdeling niet te verlaten. Een eigen mobiele telefoon is niet toegestaan. De voorwaarden voor het gebruik staan in een protocol en zijn te vinden op de afdeling.
9. Internet
Binnen [instelling] zijn op een afdeling met beveiligingsniveau 3 computers en internet niet toegestaan.
Bank- en verzekeringszaken kunt u gezamenlijk met uw maatschappelijk werker via internet regelen. Indien het noodzakelijk is om essentiële levensbehoeften als bijvoorbeeld kleding online aan te schaffen kunt u dit ook gezamenlijk met uw maatschappelijk werker doen. Vooraf dient dit wel in een zorgovereenkomst gemotiveerd vastgelegd te worden.
[instelling] kan een tablet aan u ter beschikking stellen ter ondersteuning van de behandeling. U mag deze dan gebruiken mits u zich aan de daaraan gestelde voorwaarden houdt.”
2.3.
Betrokkene heeft op 24 augustus 2021 een klacht ingediend tegen de beperking van het gebruik van internet en telecommunicatiemiddelen vanaf zijn plaatsing in de accommodatie, zoals opgenomen in de huisregels van de afdeling waar betrokkene verblijft. Ook heeft betrokkene verzocht om een schadevergoeding.
2.4.
De klachtencommissie heeft bij beslissing van 11 oktober 2021 de klacht(en) ongegrond verklaard. De klachtencommissie heeft onder meer het volgende overwogen:
“Niet is gebleken dat de huisregels van [instelling] , waartegen de klacht zich richt in strijd zijn met artikel 8.15 Wvggz, het terzake van overheidswege gehanteerde model of de uitleg van de mate van beveiliging die in geval van beveiligingsniveau 3 dient te worden gehanteerd. Immers, in geval van beveiligingsniveau 3 is sprake van een hoog beveiligde omgeving, waarbij voor de hele afdeling en dus niet per individu, een beperkte bewegingsvrijheid bestaat in het kader van de veiligheid. Die beperkingen kunnen ook betrekking hebben op het gebruik van internet en het vrije gebruik van communicatiemiddelen, omdat die beperkingen inherent zijn aan een geringe bewegingsvrijheid en een hoge mate van veiligheid.
Evenmin is gebleken dat in het geval van klager, de beperkingen alleen voor hem zouden gelden en dus niet voor de andere bewoners van de betreffende afdeling, hetgeen door klager overigens ook niet wordt gesteld.
Wel is gebleken dat de verweerder bereid is, en ook heeft aangeboden, om samen met klager toe te werken naar een vrijer gebruik van het internet en de communicatiemiddelen, los van het feit dat het aan klager al is toegestaan om daarvan samen met het maatschappelijk werk onder bepaalde voorwaarden gebruik te maken. Na de mondelinge behandeling is getracht om in overleg tussen verweerder en klager te komen tot het maken van praktische afspraken daarover, hetgeen kennelijk niet is gelukt. De klachtencommissie is van mening dat gelet op het voorgaande ook is voldaan aan de vereisten van proportionaliteit, subsidiariteit, veiligheid en doelmatigheid.”

3.Het geschil

3.1.
Betrokkene verzoekt de rechtbank om de ongegrond verklaarde klacht alsnog gegrond te verklaren en aan hem ten laste van verweerster een billijke schadevergoeding toe te kennen.
3.2.
Betrokkene legt hieraan, zakelijk weergegeven, ten grondslag dat sprake is van een schending van de verplichtingen uit de Wvggz. Betrokkene wordt op grond van de huisregels beperkt in het gebruik van internet en telecommunicatiemiddelen. Deze beperking mag niet op grond van de huisregels worden opgelegd. Nu het leren omgaan met internet en telefoon een behandeldoel dient, moeten deze beperkingen volgen uit het zorgplan van betrokkene en op grond van artikel 9:9 lid 2 jo. 8:9 Wvggz bij wijze van verplichte zorg aan hem worden opgelegd. Bovendien gelden de beperkingen ten aanzien van het internet- en telefoongebruik niet voor iedereen op de afdeling, waardoor deze beperking evenmin in de huisregels mag worden opgenomen. Betrokkene stelt hierdoor immateriële schade te hebben geleden.
3.3.
Verweerster voert verweer en concludeert tot afwijzing van het verzoek. Verweerster voert, samengevat, aan dat betrokkene verblijft op beveiligingsniveau 3 en dat voor dit beveiligingsniveau geldt dat niemand vrijelijk gebruik mag maken van internet. Alleen voor essentiële zaken wordt onder begeleiding toegang tot internet geboden. Deze beperking is nodig voor de ordelijke gang van zaken en de veiligheid. Er stromen diverse forensische cliënten van buitenaf binnen. Indien cliënten enkel op hun kamer zouden zitten met telefoon en internet, krijgt de instelling geen goed beeld van cliënten. Voorts is het beperken van internetgebruik nodig om te voorkomen dat strafbare feiten worden gepleegd. Betrokkene heeft op bepaalde uren van de dag toegang tot een telefoon.
3.4.
Op de standpunten van partijen wordt, voor zover van belang, hierna verder ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het verzoekschrift is tijdig ingediend. De klacht richt zich tegen de huisregels, dan wel tegen het opleggen van beperkingen op grond van artikel 9:9 lid 3 Wvggz. Tegen beide nakomingen van een verplichting of beslissingen kan op grond van artikel 10:3, eerste lid, Wvggz een klacht ingediend worden bij de klachtencommissie. Betrokkene is zodoende ontvankelijk met onderhavig verzoek.
4.2.
Op grond van artikel 8:15 lid 1 Wvggz stelt de zorgaanbieder huisregels op voor de ordelijke gang van zaken en de veiligheid, passend bij de doelgroep, in de accommodatie. Uit lid 2 van dit artikel volgt dat huisregels algemeen van aard moeten zijn. Op de persoon gerichte beperkingen horen niet thuis in de huisregels, maar moeten onderdeel zijn van het zorgplan van een betrokkene (vgl. HR 19 juli 2019, ECLI:NL:HR: 2019:1282, r.o. 3.6.2).
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat vast is komen te staan dat de beperkingen in het gebruik van internet en communicatiemiddelen gelden voor alle cliënten die binnen [instelling] verblijven op beveiligingsniveau 3 en dat er geen uitzonderingen worden gemaakt op individueel niveau. Internetgebruik is onder omstandigheden toegestaan tijdens een verlof, maar dan alleen buiten de accommodatie, en valt daarmee buiten het bereik van de huisregels. De klacht dat de beperkingen niet voor iedereen gelden, slaagt niet.
4.4.
De rechtbank is verder van oordeel dat verweerster met voldoende feiten en omstandigheden heeft onderbouwd dat de omstreden bepalingen uit de huisregels zien op de ordelijke gang van zaken en de veiligheid in de accommodatie en passend zijn bij de doelgroep, waardoor de klacht op dit onderdeel evenmin slaagt. De rechtbank overweegt daartoe het volgende. Beveiligingsniveau 3 geldt voor de meest risicovolle cliënten. Uitgangspunt is dat het verblijf op dit beveiligingsniveau tijdelijk is. Hier worden vaak cliënten van andere instellingen ontvangen die tot behandeling veroordeeld zijn door de strafrechter. Omdat de instelling deze cliënten nog niet goed kent, moet voorkomen worden dat zij via het internet of per telefoon delicten kunnen plegen en daarmee de veiligheid in de accommodatie in het geding brengen. Door internetgebruik op de kamer toe te staan, kan de situatie ontstaan dat cliënten een groot deel van de dag op hun kamer zullen willen blijven, waardoor een behandeling wordt belemmerd.
4.5.
Anders dan betrokkene heeft aangevoerd, blijkt niet dat het gebruik van internet en telefoon op dit moment een behandeldoel dient. Uit het zorgplan blijkt immers niet dat dit onderdeel is van de behandeling. Dat betrokkene graag begeleiding wil bij het leren omgaan met telefoon en internet, maakt het nog geen behandeldoel. Zoals verweerster op de zitting heeft uitgelegd, kan dit op termijn wel een behandeldoel worden voor betrokkene, maar zo ver is hij nog niet. De klacht is ook op dit onderdeel ongegrond.
4.6.
Betrokkene heeft in zijn brief van 2 maart 2022 nog aangevoerd dat de alternatieven om contact met de buitenwereld te onderhouden inmiddels zo beperkt zijn geworden dat het recht op family life ex artikel 8 EVRM wordt geschonden. De mogelijkheid om vanaf de kamer te bellen is nu feitelijk onmogelijk, omdat de provider geen abonnementen meer aanbiedt. Reden hiervoor is dat veel cliënten hun telefoonrekening niet betalen, waardoor het voor de provider niet rendabel is om diensten aan te bieden. Cliënten kunnen enkel nog bellen met de afdelingstelefoon waarvan tien cliënten gebruik moeten maken.
4.7
Verweerster heeft aangevoerd dat cliënten wel gebeld kunnen worden op de vaste telefoon op hun kamer en dat bellen met een telefoon mogelijk is maar dan moet wel de rekening worden betaald.
4.8
De rechtbank is van oordeel dat de beperking van het telefoon- en internetverkeer niet dusdanig is dat het recht op family life ex artikel 8 EVRM wordt geschonden en overweegt daartoe het volgende. Hierboven is al aangegeven dat cliënten onder voorwaarden met behulp van maatschappelijk werk gebruik kunnen maken van internet. Daarnaast kunnen cliënten bellen met de afdelingstelefoon en kunnen zij gebeld worden op de vaste telefoon op hun kamer. Cliënten kunnen aldus op verschillende manieren contact onderhouden met familie en met de buitenwereld.
4.9
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank de klacht ongegrond verklaren.
5. Nu de rechtbank de klacht ongegrond zal verklaren, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan betrokkene een schadevergoeding toe te kennen.

6.De beslissing

De rechtbank
verklaart de klacht van betrokkene ongegrond;
wijst het verzoek tot schadevergoeding af.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.C.M. de Klerk, mr. J.M.P. Willemse- Schwering en mr. F. Kooijman, rechters, en in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2022 in aanwezigheid van de griffier.
Conc: SvdB
Tegen de beslissing op de klacht staat het rechtsmiddel van cassatie open.
Tegen de beslissing over de schadevergoeding staat hoger beroep open op grond van artikel 358 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.