ECLI:NL:RBOBR:2022:1193

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
30 maart 2022
Publicatiedatum
31 maart 2022
Zaaknummer
C/01/363278 / HA ZA 20-645
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid vervoerder voor schade aan varkensvlees tijdens transport naar Polen

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, staat de aansprakelijkheid van een vervoerder centraal voor schade aan varkensvlees dat van Nederland naar Polen werd vervoerd. De eiseressen, PALI GELDROP B.V. en CHUBB EUROPEAN GROUP SE, stelden de vervoerder aansprakelijk voor de schade die was ontstaan tijdens het transport. De rechtbank heeft vastgesteld dat het varkensvlees op 24 juni 2019 beschadigd in Polen aankwam en door de ontvanger werd geweigerd. De schade werd veroorzaakt door een combinatie van factoren, waaronder een verkeerde stuwing door de afzender en contaminatie met vliegen en maden. De rechtbank oordeelde dat de vervoerder aansprakelijk was voor de schade die was ontstaan door de contaminatie, maar dat de verkeerde stuwing ook een rol speelde. De rechtbank heeft de vervoerder in de gelegenheid gesteld om tegenbewijs te leveren tegen de stelling dat de schade was veroorzaakt door de verkeerde stuwing. De zaak is aangehouden voor verdere bewijslevering en discussie over de aansprakelijkheid en schadevergoeding.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/363278 / HA ZA 20-645
Vonnis in hoofdzaak van 30 maart 2022
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres sub 1],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PALI GELDROP B.V.,
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
3. vennootschap naar buitenlands recht
CHUBB EUROPEAN GROUP SE,
gevestigd te Courbevoie (Frankrijk),
eiseressen,
advocaat mr. V.R. Pool te Rotterdam,
tegen
vennootschap naar buitenlands recht
[gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. J.B. Houtappel te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiseressen] (eiseressen gezamenlijk) en [gedaagde] worden genoemd. Eiseressen zullen afzonderlijk [eiseres sub 1] , Pali en Chubb worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 9 juni 2021, en de daarin genoemde stukken;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 16 december 2021, en de daarin genoemde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres sub 1] en Pali zijn onderdeel van de Pali Group. Deze groep houdt zich bezig met de productie en handel in vlees. Pali is een varkensslachterij in Geldrop. Chubb is de verzekeraar van Pali en [eiseres sub 1] .
2.2.
[gedaagde] is een transport- en logistiek bedrijf dat gespecialiseerd is in het vervoer van onder meer (verse) etenswaren.
2.3.
[gedaagde] heeft in opdracht van Pali op 21 juni 2019 varkensvlees vervoerd van Geldrop naar Slawa in Polen. Voor het vervoer van het varkensvlees is een vrachtbrief van 21 juni 2019 opgemaakt volgens het Verdrag betreffende de overeenkomst tot internationaal vervoer van goederen over de weg (hierna: het CMR-Verdrag).
2.4.
Op 24 juni 2019 is (een deel van) het varkensvlees beschadigd aangekomen in Slawa, en geweigerd door de ontvanger. Het transport is toen weer retour naar Nederland gekomen.
2.5.
Pali heeft [gedaagde] dezelfde dag aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden schade.
2.6.
Op 25 juni 2019 heeft het schade-expertise bureau [naam 1] (hierna: [naam 1] ) de vrachtwagen en het varkensvlees onderzocht in Nederland. [naam 1] heeft op 10 juli 2019 haar conclusies gerapporteerd (hierna: het rapport van [naam 1] ). Het rapport van [naam 1] vermeldt over de schade-oorzaak het volgende:
“[p.7] Cause of the damage
During transport from Geldrop to Slawa, the pork was fallen off the hooks and landed on the trailer floor as a result of a hard brake manoeuvre, possibly an emergency stop. The pork got bruised causing the meat juices and blood to extract. The meat juices and blood ran over the trailer floor towards the lower end of the trailer, towards the trailer doors. Since the trailer door rubbers were torn and preventing the doors to close properly, the meat juices and blood poured from the trailer and attracting flies.”
2.7.
[naam 1] heeft de schade aan het varkensvlees beraamd op € 34.304,65.
2.8.
Op 29 augustus 2019 heeft Chubb het bedrag van € 34.054,65 (€ 34.304,65 minus het eigen risico van € 250) uitgekeerd aan [eiseres sub 1] en Pali, en is daarmee in hun rechten gesubrogeerd.
2.9.
Vervolgens heeft [eiseressen] [gedaagde] op 16 juni 2020 nogmaals aansprakelijk gesteld, en gesommeerd voornoemd schadebedrag aan haar te betalen. [gedaagde] heeft wederom haar aansprakelijkheid afgewezen, waarop [eiseressen] [gedaagde] heeft gedagvaard.

3.Het geschil

3.1.
[eiseressen] vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, samengevat, [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 34.304,65, vermeerderd met rente en kosten, waaronder de expertisekosten.
3.2.
[eiseressen] legt aan haar vorderingen het volgende ten grondslag. [gedaagde] heeft in opdracht van Pali varkensvlees vervoerd naar Polen. Tijdens het vervoer is (een deel van) het varkensvlees gevallen, en daarna heeft contaminatie van het varkensvlees met vliegen en maden plaatsgevonden. Als gevolg hiervan is het (geheel) geweigerd door de ontvanger. [gedaagde] is als vervoerder op grond van artikel 17 lid 1 van het CMR-Verdrag aansprakelijk voor de beschadiging van het vlees. Zij is daarom aansprakelijk voor de door [eiseressen] geleden schade, die is begroot op € 34.304,65. Daarnaast is zij aansprakelijk voor de expertisekosten.
3.3.
[gedaagde] is het niet eens met de vorderingen van [eiseressen] [gedaagde] betwist allereerst dat de schade is ontstaan tijdens het transport. Volgens [gedaagde] is de schade voorafgaand aan het transport ontstaan doordat vliegen voor het laden van het varkensvlees al naar binnen zijn gevlogen. Als gevolg hiervan is zij niet aansprakelijk voor de ontstane schade. Daarnaast doet [gedaagde] een beroep op artikel 17 lid 4 CMR-Verdrag. Volgens [gedaagde] is zij ook niet aansprakelijk voor de schade omdat de beschadiging een gevolg is van de verkeerde (wijze van de) stuwing door Pali. [gedaagde] stelt dat Pali de blokkade(n) niet goed heeft ingesteld, zodat het vlees op de grond kon vallen. Verder heeft [gedaagde] een beroep gedaan op artikel 17 lid 5 CMR-Verdrag, op grond waarvan de gestelde schade moet worden gedeeld. Tot slot heeft [gedaagde] nog een aantal procedurele verweren gevoerd, waaronder een beroep op rechtsverwerking van [eiseressen]
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Toepasselijk recht

4.1.
Op grond van artikel 1 van het CMR-Verdrag is het Verdrag van toepassing op iedere overeenkomst voor het vervoer van goederen over de weg, wanneer de plaats van inontvangstneming van de goederen en de plaats waar de goederen worden afgeleverd gelegen zijn in twee verschillende landen. Niet in geschil is dat het varkensvlees in opdracht van Pali door [gedaagde] is vervoerd van Geldrop in Nederland, naar Slawa in Polen. Tevens is niet in geschil dat een CMR-vrachtbrief op het vervoer van toepassing is. De rechtbank is daarom met partijen eens dat het toepasselijk recht het CMR-Verdrag is.
Bevoegdheid rechtbank
4.2.
Op grond van artikel 31 lid 1 sub b CMR-Verdrag in samenhang met artikel 630 Rv is het gerecht van de plaats van inontvangstneming van de te vervoeren goederen (absoluut en relatief) bevoegd kennis te nemen van het geschil. Vast staat dat het varkensvlees in Geldrop in ontvangst is genomen door [gedaagde] . De rechtbank is om die reden bevoegd.
Sprake van rechtsverwerking
4.3.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat [eiseressen] haar rechten heeft verwerkt omdat zij op 5 september 2019 [gedaagde] heeft bericht dat zij zou afzien van haar vordering. [gedaagde] mocht, gelet op deze mededeling, er vanuit gaan dat zij niet meer aansprakelijk zou worden gehouden.
4.4.
Vast staat dat Pali op 5 september 2019 [gedaagde] het volgende bericht heeft gestuurd:
“Dear Sirs, with reference to the liability claim with reference 2019-2406 (Balcerzak damage) I herewith inform you that management PALI Geldrop B.V. has decided to refrain from further actions.(…)
Pali Geldrop B.V.(…)
CC: [A] , managing director”
4.5.
[eiseressen] heeft niet betwist dat het bericht van 5 september 2019 afkomstig is van zowel Pali als [eiseres sub 1] . Tevens heeft zij niet betwist dat dit bericht ziet op de schadevordering ten aanzien van het transport door [gedaagde] op 21 juni 2019. [eiseressen] betwist dat [gedaagde] op basis van dit bericht er vanuit mocht gaan dat zij haar vorderingen niet meer zou vervolgen. Pali en [eiseres sub 1] hadden namelijk op dat moment niets meer te zeggen over die vorderingen. Chubb was toen al gesubrogeerd in de rechten van [eiseres sub 1] en Pali.
4.6.
Om rechtsverwerking te kunnen aannemen is het nodig dat [eiseressen] zich heeft gedragen op een manier die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onverenigbaar is met het vervolgens geldend maken van haar recht. Naar vaste rechtspraak van de Hoge Raad moet sprake zijn van bijzondere omstandigheden op grond waarvan bij [gedaagde] het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat [eiseressen] haar aanspraak niet meer geldend zou maken, of waardoor de positie van [gedaagde] onredelijk verzwaard of benadeeld zou worden indien zij dat alsnog zou doen. Daarnaast volgt uit vaste rechtspraak dat de rechthebbende door verklaringen die verband houden met de rechtsuitoefening de indruk kan wekken dat hij van rechtsuitoefening afziet (zie o.a.: HR 1 juli 1983, ECLI:NL:HR:1983:AB7666; Hof ‘s-Hertogenbosch 6 augustus 2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:2956). In dat geval moet [eiseressen] met die verklaring (of houding) bij [gedaagde] het gerechtvaardigd vertrouwen hebben gewekt dat zij zou afzien van die rechtsuitoefening.
4.7.
Volgens [gedaagde] betreft de e-mail van 5 september 2019 een mededeling op grond waarvan [gedaagde] gerechtvaardigd mocht vertrouwen dat [eiseres sub 1] c.s niet alsnog haar rechten zou uitoefenen.
4.8.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [gedaagde] voldoende onderbouwd dat Pali en [eiseres sub 1] de – hen nog toekomende – vorderingsrechten hebben verwerkt.
4.9.
Vast staat dat Chubb op 29 augustus 2019 het bedrag van € 34.054,65 (€ 34.304,65 minus het eigen risico van € 250) heeft uitgekeerd aan [eiseres sub 1] en Pali. Op dat moment is Chubb dus in hun rechten getreden met betrekking tot deze schadevordering. Op 5 september 2019 hadden Pali en [eiseres sub 1] daarom geen vorderingsrechten meer ten aanzien van die schade. Zij hadden hooguit nog vorderingsrechten ten aanzien van andere – met deze schadevordering samenhangende – schade, zoals bijvoorbeeld de gestelde expertisekosten en het eigen risico.
4.10.
Naar het oordeel van de rechtbank mocht [gedaagde] op basis van het bericht van 5 september 2019 erop vertrouwen dat Pali en [eiseres sub 1] ten aanzien van die resterende vorderingsrechten geen verdere stappen meer zouden ondernemen tegen [gedaagde] . Pali en [eiseres sub 1] hebben door middel van het gebruik van de woorden “to refrain from further actions” duidelijk en ondubbelzinnig aangeven dat zij die rechten niet meer zouden uitoefenen. Bovendien heeft Pali [gedaagde] op 24 juni 2019 aansprakelijk gesteld onder verwijzing naar de referentie “2019-2406”. Onder vermelding van diezelfde referentie berichten Pali en [eiseres sub 1] [gedaagde] vervolgens dat zij afzien van verdere actie. Pali heeft dus [gedaagde] eerst uitdrukkelijk aansprakelijk gesteld, en vervolgens hebben Pali en [eiseres sub 1] uitdrukkelijk afgezien van verdere actie. [gedaagde] mocht er daarom vanuit gaan dat Pali en [eiseres sub 1] niet alsnog een vordering zouden instellen ten aanzien van de hen resterende vorderingsrechten. Ter zitting is bovendien onduidelijk gebleven welke vorderingsrechten Pali en [eiseres sub 1] nog toekomen, anders dan een vordering tot vergoeding van het eigen risico. De advocaat van [eiseressen] heeft desgevraagd ter zitting toegelicht dat de expertisekosten ook al zijn vergoed door Chubb.
4.11.
Anders dan [gedaagde] meent, mocht [gedaagde] op basis van het bericht van 5 september 2019 er niet op vertrouwen dat ook Chubb zou afzien van het instellen van een vordering. Nergens blijkt uit dat Pali en [eiseres sub 1] met dit bericht hebben bedoeld om aan te geven dat ook Chubb geen verdere stappen zou ondernemen tegen [gedaagde] . Als zij dat al bedoeld zouden hebben, dan is de vraag of (en hoe) die mededeling aan Chubb kan worden toegerekend. Hierover is ook niets door [gedaagde] gesteld. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [gedaagde] daarom onvoldoende onderbouwd dat Chubb haar rechten heeft verwerkt.
4.12.
Gelet op hetgeen hierboven is overwogen, hebben Pali en [eiseres sub 1] hun rechten verwerkt ten aanzien van de hen nog resterende vorderingsrechten. Het verweer van [gedaagde] slaagt daarom deels.
4.13.
De vorderingen van Pali en [eiseres sub 1] zullen om die reden worden afgewezen. Om die reden hoeft de rechtbank het door [gedaagde] gevoerde niet-ontvankelijkheidsverweer ten aanzien van Pali en [eiseres sub 1] niet meer te beoordelen. In het hierna volgende gedeelte zal de rechtbank daarom alleen nog verwijzen naar Chubb als het gaat om de vorderingen.
Beoordeling hoofdvordering
4.14.
Niet in geschil is dat het varkensvlees beschadigd is aangekomen in Slawa, Polen, en daarom geweigerd is door de ontvanger. Partijen verschillen van mening over de vraag wat de oorzaak van de schade is, wanneer die schade is ontstaan, en wie aansprakelijk is voor die schade.
4.15.
Op grond van artikel 17 lid 1 CMR-Verdrag is de vervoerder onder meer aansprakelijk voor beschadiging van de goederen, die is ontstaan tussen het ogenblik van de inontvangstneming van de goederen en het ogenblik van de aflevering daarvan.
4.16.
[gedaagde] heeft allereerst betwist dat de schade tijdens het transport is ontstaan. Volgens [gedaagde] is de schade ontstaan
voorde in ontvangstneming van het varkensvlees, toen vliegen, die hebben gezorgd voor de contaminatie van het varkensvlees, naar binnen zijn gekomen. Die vliegen kunnen volgens [gedaagde] niet
tijdenshet vervoer naar binnen zijn gekomen omdat de deur van de koeltrailer hermetisch afgesloten was. De rechtbank begrijpt dat [gedaagde] bedoelt dat de schade aan het varkensvlees vanwege het risico van contaminatie al is ontstaan met het binnenkomen van de vliegen, en dat het varkensvlees daardoor bij ontvangstneming al niet in goede staat verkeerde.
4.17.
Daarnaast heeft [gedaagde] een beroep gedaan op de ontheffingsgrond als bedoeld in artikel 17 lid 4 sub c jo artikel 18 lid 2 CMR-Verdrag. Volgens [gedaagde] is de oorzaak van de schade gelegen in de verkeerde stuwing door Pali. Met verkeerde stuwing bedoelt [gedaagde] de wijze waarop het varkensvlees in de koeltrailer is geplaatst en is vastgezet. Tijdens de stuwing is Pali vergeten de blokkaden in te stellen, als gevolg waarvan een deel van het vlees op de grond is gevallen.
4.18.
Ter zitting is duidelijk geworden dat de contaminatie met vliegen en maden van het varkensvlees voor een belangrijk deel heeft bijgedragen aan de schade. Niet in geschil is dat bij aankomst van het transport in Polen zich al (enkele) maden op (een deel van) het vlees bevonden, waardoor het vlees (mede) is geweigerd.
4.19.
De rechtbank zal daarom eerst ingaan op de vraag wanneer de schade veroorzaakt door de contaminatie met vliegen en maden is ontstaan.
Wanneer is de schade ontstaan?
4.20.
De rechtbank stelt voorop dat Chubb op grond van artikel 150 Rv moet stellen, en waar nodig moet bewijzen, dat de schade is ontstaan na inontvangstneming en voor aflevering van het varkensvlees. Vast staat dat het varkensvlees beschadigd is afgeleverd in Slawa, Polen. Dat betekent dat Chubb moet stellen, en waar nodig moet bewijzen, dat het varkensvlees in goede staat in ontvangst is genomen door [gedaagde] in Geldrop.
4.21.
Om die reden moet eerst het moment van ontvangst van het varkensvlees worden vastgesteld.
4.22.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat zij het varkensvlees (pas) in ontvangst heeft genomen na belading en vastzetten (stuwing) daarvan door Pali. Volgens [gedaagde] was Pali verantwoordelijk voor het inladen en het vastzetten van het varkensvlees, waaronder de controle van de koeltrailer, en heeft zij die controle, belading en stuwing ook feitelijk verricht. De chauffeur van [gedaagde] heeft de koeltrailer vervolgens beladen en verzegeld meegenomen vanaf de parkeerplaats bij Pali, en verder niet meer gecontroleerd (zie ook de verklaring van de chauffeur, productie 12 bij conclusie van antwoord). Het voorgaande is niet door Chubb betwist. De heer [B] (hierna: [B] ), commercieel directeur van Pali, heeft namens Chubb ter zitting toegelicht dat de koeltrailer van [gedaagde] , na controle daarvan, aan de fabriek van Pali wordt gekoppeld. Daarna worden de stukken vlees via een (automatisch) railsysteem richting/in de koeltrailer geleid en vastgezet. Na het inladen van het vlees wordt de trailer ontkoppeld van dat systeem, en op de parkeerplaats gezet om opgepikt te worden door de chauffeur van [gedaagde] .
4.23.
Gelet hierop, stelt de rechtbank vast dat Pali de belading en de stuwing van het varkensvlees heeft verricht, waarna het varkensvlees vervolgens door [gedaagde] (op de parkeerplaats) in ontvangst is genomen. De inontvangstneming van het varkensvlees heeft dus na de belading en stuwing door Pali plaatsgevonden. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat [gedaagde] de (inhoud van de) koeltrailer niet heeft gecontroleerd, en dat verder tussen partijen niet ter discussie staat of [gedaagde] die controle had moeten verrichten.
4.24.
Zoals hiervoor overwogen, moet Chubb daarom stellen, en waar nodig bewijzen, dat het varkensvlees, na de belading en stuwing daarvan door Pali, in goede staat in ontvangst is genomen op de parkeerplaats van Pali in Geldrop.
4.25.
Niet in geschil is dat de betreffende koeltrailer op 20 juni 2019 om 16:15 uur is afgeleverd op het terrein van Pali om te worden gelost, waarbij de koelinstallatie is uitgezet en de deuren van de trailer zijn opengezet, opdat de trailer kon drogen. De volgende ochtend rond 6:00 uur is de koeling weer aangezet om te beginnen met laden vanuit de fabriek. Evenmin is in geschil dat dit een gebruikelijke wijze van lossen en laden is.
4.26.
Chubb heeft er allereerst op gewezen dat op een schone, lege trailer geen vliegjes afkomen. Daarnaast heeft zij verwezen naar de paklijst, die onbetwist op 21 juni 2018, voorafgaand aan het transport, is opgemaakt. Deze paklijst vermeldt bij de vraag “
truck clean? Yes”. Volgens Chubb betekent dit dat de (wanden, vloeren, en koeling van de) koeltrailer voorafgaand aan de belading en stuwing gecontroleerd zijn, en “schoon” zijn bevonden. Chubb heeft daarnaast aangevoerd dat in de fabriek, waar de belading en de stuwing plaatsvinden, hoge hygiënestandaarden gelden, en de temperatuur nooit boven de 12 graden Celsius uitkomt. Er zijn daarom in de fabriek ook geen vliegen die de koeltrailer binnen kunnen komen. Tot slot heeft Chubb verwezen naar het rapport van [naam 1] , waaruit volgt dat de vliegen juist
tijdenshet transport naar binnen konden komen omdat de rubbers van de deuren van de koeltrailer versleten waren.
4.27.
[gedaagde] heeft betwist dat zij het varkensvlees in goede staat in ontvangst heeft genomen. [gedaagde] heeft daarbij verwezen naar een verklaring van professor [C] (hierna: [C] ), die, volgens zijn verklaring, verbonden is aan het Instituut voor Zoölogie aan de universiteit van Poznan. Volgens [C] moeten de vliegen al zijn binnengekomen na het lossen van de eerdere lading en voor het laden van de onderhavige lading. Daarnaast heeft [gedaagde] verwezen naar de verklaring van de producent van de koeltrailer, Thermo King, waaruit, volgens [gedaagde] , volgt dat de vliegen niet tijdens het vervoer naar binnen konden komen.
4.28.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [gedaagde] met voornoemde onderbouwing onvoldoende gemotiveerd betwist dat het varkensvlees bij inontvangstneming in goede staat was. Dat licht de rechtbank hieronder toe.
4.29.
Allereerst kan de (inhoud van de) verklaring van [C] niet in aanmerking worden genomen als onderbouwing voor de betwisting van [gedaagde] . De vraagstelling van [gedaagde] is namelijk zeer onduidelijk, en onvolledig, waardoor [C] uitgaat van onjuiste aannames, en zijn summiere antwoorden om die reden al terzijde moeten worden geschoven. Zo luidt vraag één:
“Wanneer ontwikkelde zich de vliegenlarven in het oplegger: A. In de pauze tussen lossen (20.06. omstreeks 16.00), en laden 21.06., omstreeks 6.00) – de oplegger stond vochtig, open met uitgeschakelde koelaggregaat bij buitentemperatuur van 30-35 graden. B. Of tijdens vervoer van het vlees waar de temperatuur van O tot +2,5 bedroeg?
4.30.
[C] heeft op die vraag geantwoord:

[…] de optie A [is] biologisch gerechtvaardigd. De aangegeven temperatuur is gunstig bij kolonisatie van deze insecten en het aanwezig biologisch materiaal (vlees, bloed, water met mengsel daarvan) maakt het nog aantrekkelijker voor de vliegen. Deze omstandigheden zijn gunstig voor leggen van eieren en ontwikkeling van de larven.”
4.31.
Uit dit antwoord blijkt dat [C] ervan uitging dat in situatie A, tussen het lossen en laden, zich ook al varkensvlees (“vlees, bloed, water met mengsel daarvan”) in de vrachtwagen bevond. Niet in geschil is dat de koeltrailer echter leeg was tussen het lossen en het laden daarvan. Daarnaast heeft [gedaagde] in de vraagstelling niet aangegeven dat in situatie B het varkensvlees zich meerdere dagen in de koeltrailer bevond, te weten vanaf 21 juni 2019 tot de dag van aflevering op 24 juni 2019. Deze belangrijke gegevens heeft [C] dus ook niet in zijn antwoord kunnen betrekken, hetgeen het gegeven antwoord nóg onbetrouwbaarder maakt. Bovendien vraagt [gedaagde] naar “de ontwikkeling van de larven in de oplegger” tussen lossen en laden, hetgeen impliceert dat de vliegen dus al in die tijd eitjes moeten hebben gelegd, waaruit larven zijn gekomen. Ter zitting heeft [gedaagde] echter alleen gesproken over het binnenvliegen van vliegen in die periode. Om die reden is de vraagstelling ook onbegrijpelijk.
4.32.
Ook de tweede vraag aan [C] is onduidelijk, net zoals het antwoord. De tweede vraag luidt “
of uit de vlieg te zien op bijgevoegd foto (bijlage vlieg) [kunnen] zich in de door ons beschreven omstandigheden zo snel vliegenlarven [kunnen] ontwikkelen”. Gelet op het feit dat [gedaagde] verzuimd heeft bij vraag één om de duur van het transport aan te geven, is de aanduiding “zo snel” in de vraag misleidend. Tevens is onduidelijk naar welke “beschreven omstandigheden” [gedaagde] verwijst. Bovendien is het antwoord van de professor, in het licht van het antwoord op vraag één, ook onbegrijpelijk, en volgt daaruit niet dat de vliegen tussen het lossen en laden van de koeltrailer naar binnen zijn gekomen. Volgens de professor is “
voor de ontwikkeling – in de goede temperatuuromstandigheden – [is] het minimaal 1 etmaal nodig voor het uitkomen van de larven uit de eieren”. Afgaande op dit antwoord van [C] , kunnen de larven/maden zich dus ook niet (volledig) ontwikkeld hebben gedurende het lossen en laden, want dat was nog geen etmaal (maximaal 16 uur). Dat zou betekenen, volgens het antwoord van [C] , dat de larven zich hoe dan ook tijdens het transport verder moeten hebben ontwikkeld. Dit ondermijnt de stelling van [gedaagde] dat het onmogelijk is dat vliegenlarven zich ontwikkelen onder lage temperaturen in de koeltrailer.
4.33.
Kortom, behalve dat om voornoemde redenen de antwoorden van [C] al terzijde moeten worden geschoven, volgt uit die antwoorden ook niet dat de vliegen vóór het laden van het varkensvlees naar binnen zijn gekomen. In het licht van de onderbouwing van Chubb, met name de paklijst waaruit volgt dat de koeltrailer voor het laden schoon was bevonden, had het op de weg gelegen van [gedaagde] om toe te lichten dat Chubb die controle, die zij kennelijk altijd verricht, deze keer (opeens) niet goed heeft verricht. Daarnaast had het op haar weg gelegen om toe te lichten dat (en hoe) de vliegen zijn afgekomen op een lege koeltrailer (zonder varkensvlees), en dat de larven/maden zich niet hebben kunnen ontwikkelen gedurende een transport van vier dagen.
4.34.
Daar komt nog bij dat naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende uit de verklaring van Thermo King blijkt dat vliegen niet door de hermetisch afgesloten koeldeuren konden vliegen.
4.35.
Vast staat dat zowel voor als tijdens het transport sprake was (zeer) hoge buitentemperaturen, tot wel 35 graden Celsius. Daarnaast is niet in geschil dat uit de gevallen bundels vlees bloed- en vleessappen door/langs de koeldeuren zijn gestroomd. Naar het oordeel van de rechtbank is daarnaast algemeen bekend dat vliegjes afkomen op de geur van voedsel, en dus ook op bloed- en vleessappen, te meer bij hoge temperaturen.
4.36.
In het rapport van [naam 1] wordt geconstateerd dat enkele rubbers gescheurd waren, en daardoor verhinderden dat de deuren goed sloten (zie pagina 4: “
some rubbers were torn and preventing the doors from closing properly”). Op de bijgevoegde (en uitvergrootte) foto’s van het rapport van [naam 1] , is duidelijk te zien dat de rubbers aan de binnenzijde van de rechterdeur fors gescheurd zijn/los zitten. Op die foto’s is tevens te zien dat de sappen uit (met name) de rechterdeur zijn gestroomd, en dat met (met name) bij de binnenzijde van die koeldeur maden zitten.
4.37.
[gedaagde] ontkent niet dat die rubbers kapot/versleten zijn. Zij heeft zich echter op het standpunt gesteld dat, ook met deze beschadiging, de deuren nog steeds goed sloten, en vliegen niet naar binnen konden komen. Zij heeft daarbij verwezen naar een verklaring van de producent van de koeltrailer, Thermo King, waarin Thermo King heeft verklaard dat de beschadiging van de rubbers enkel ziet op een “
omvouwing van de hoek/beschadiging van de binnenstrip”, hetgeen “
geen invloed [heeft] op de aansluiting van het hele systeem”. Tevens heeft [gedaagde] verwezen naar het afgegeven certificaat van goedkeuring voor het vervoer van (verse) etenswaren.
4.38.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit die verklaring echter onvoldoende dat de koeltrailer, ondanks deze beschadiging, geschikt was voor het vervoer van vers vlees onder de omstandigheid dat (een deel van) het vlees op de vloer van de trailer lag, waaruit sappen stroomden, die vliegjes aantrokken, in combinatie met de hoge temperaturen. Afgaande op de foto’s bij het rapport van [naam 1] , is de beschadiging meer dan enkel “een omvouwing van de hoek/beschadiging van de binnenstrip”. Daarnaast geeft de verklaring van Thermo King geen antwoord op de vraag hoe het kan dat sappen naar buiten konden stromen, maar kleine vliegjes niet naar binnen konden komen. Vast staat dat de deuren van de koeltrailer pas voor het eerst geopend zijn bij aankomst van de vrachtwagen op 24 juni 2019 in Polen. Tevens vormt de verklaring geen antwoord op de vraag hoe het kan dat juist bij/rondom de beschadiging van de rubbers van de rechterdeur zich de meeste maden bevonden.
4.39.
Dat de trailer daarna nog in dezelfde staat zou zijn gebruikt, zoals [gedaagde] heeft aangevoerd, maakt dit oordeel niet anders. In die situaties was geen sprake van dezelfde omstandigheden, namelijk gevallen vlees, waaruit sappen stroomden, die vliegen aantrokken. Om die reden heeft dit risico van contaminatie zich waarschijnlijk ook niet gerealiseerd.
4.40.
Gelet hierop, heeft [gedaagde] naar het oordeel van de rechtbank, in het licht van de onderbouwing van Chubb, onvoldoende gemotiveerd betwist dat het varkensvlees in uiterlijke goede staat was bij inontvangstneming. Daarmee heeft [gedaagde] dus ook onvoldoende gemotiveerd betwist dat de vliegen na inontvangstneming de trailer binnen zijn gekomen. Het rapport van [C] noch de verklaring van Thermo King bieden, gelet op de eerder genoemde redenen, daarvoor voldoende onderbouwing.
4.41.
Gelet op hetgeen hierboven is overwogen, moet er daarom van worden uitgegaan dat de vliegen na inontvangstneming van het varkensvlees de trailer zijn binnengekomen, en de beschadiging van het varkensvlees vanwege de vliegen en maden dus
tijdenshet transport is ontstaan. [gedaagde] is daardoor in elk geval aansprakelijk voor het deel van de schade dat is veroorzaakt door de contaminatie met de vliegen en maden.
Beroep op artikel 17 lid 4 sub c CMR-Verdrag
4.42.
Zoals hiervoor overwogen, is vast komen te staan dat de schade aan het varkensvlees vanwege contaminatie tijdens het transport is ontstaan. [gedaagde] heeft zich (subsidiair) op het standpunt gesteld dat in dat geval ervan uit gegaan moet worden dat de sappen van het gevallen vlees, vliegjes hebben aangetrokken. Ook Chubb heeft zich in de dagvaarding op dit standpunt gesteld. Als het vlees dus niet zou zijn gevallen (en gekneusd), waren er ook geen vliegen op de sappen afgekomen die eitjes zouden hebben gelegd. Daarmee heeft het vallen van het vlees ook bijgedragen aan de schade. Gelet hierop, zal de rechtbank het beroep van [gedaagde] op artikel 17 lid 4 sub c CMR-Verdrag beoordelen.
4.43.
Voor zover [gedaagde] ook nog heeft bedoeld een beroep te doen op artikel 17 lid 4
sub dCMR-Verdrag, heeft zij dit beroep onvoldoende onderbouwd. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt nergens uit hoe de beschadiging het gevolg heeft kunnen zijn van de
aardvan het varkensvlees.
4.44.
Artikel 17 lid 4 sub c CMR-Verdrag bepaalt dat de vervoerder ontheven is van zijn aansprakelijkheid, wanneer de beschadiging een gevolg is van de bijzondere gevaren, eigen aan één of meer van de volgende omstandigheden: […] c) behandeling, lading, stuwing of lossing van de goederen door de afzender, de geadresseerde of personen, die voor rekening van de afzender of de geadresseerde handelen.
4.45.
Artikel 18 lid 2 CMR-Verdrag bepaalt dat wanneer de vervoerder aantoont, dat, gelet op de omstandigheden van het geval, de beschadiging een gevolg heeft kunnen zijn van een of meer van de in artikel 17 lid 4 genoemde bijzondere gevaren, wordt vermoed dat deze daarvan de oorzaak zijn. De rechthebbende kan evenwel bewijzen, dat de schade geheel of gedeeltelijk niet door een van deze gevaren veroorzaakt is.
4.46.
Volgens de Hoge Raad kan de vervoerder, die zich op het bepaalde in artikel 17 lid 4 sub c CMR-Verdrag beroept, volstaan met, in geval van betwisting, te bewijzen dat (i) de behandeling, lading, stuwing of lossing van de goederen is gedaan door (personen van) de afzender of de geadresseerde, en (ii) gelet op de omstandigheden van het geval, het verlies of de beschadiging daarvan het gevolg heeft kunnen zijn (zie: HR 18 mei 1979, ECLI:NL:PHR:1979:AC6586).
4.47.
[gedaagde] hoeft dus niet aan te tonen dat de verkeerde stuwing de
oorzaakwas van de beschadiging, maar zij moet feiten en omstandigheden aandragen, waaruit af te leiden is dat de beschadiging het gevolg heeft
kunnenzijn van de verkeerde stuwing.
4.48.
Wanneer [gedaagde] het hiervoor beschreven bewijs levert, wordt vermoed dat de schade voortkomt uit de verkeerde stuwing. Het is dan vervolgens aan Chubb om dit bewijsvermoeden te ontzenuwen door middel van het leveren van tegenbewijs. Als Chubb hierin slaagt, moet [gedaagde] alsnog bewijzen dat de verkeerde stuwing de oorzaak was van de schade.
Ad (i)
4.49.
Niet in geschil is dat onder afzender de contractuele wederpartij van [gedaagde] , in dit geval Pali, wordt verstaan. Daarnaast heeft de rechtbank hiervoor onder rov. 4.23 vastgesteld dat Pali verantwoordelijk was voor de stuwing en deze ook feitelijk heeft verricht.
Ad (ii)
4.50.
Volgens [gedaagde] is het vlees gevallen doordat de blokkaden die moeten voorkomen dat het vlees van de bevestigingsstangen afvalt, bij het laden van het vlees niet zijn ingesteld. [gedaagde] heeft daarbij gewezen op de volgende omstandigheden:
- Het vlees lag volgens de foto’s van [naam 1] opgestapeld tegen de achterdeur van de trailer. Bij een noodstop of hard remmen, zoals Chubb heeft betoogd, zou het vlees op basis van de natuurwetten juist door de hele koeltrailer zijn verspreid;
- Er zaten nog haken in het vlees. Dat wijst er op dat de haken uit de rails zijn gegleden doordat de blokkaden niet waren ingesteld. Bij hard remmen of een noodstop zou alleen het vlees zelf (of de plastic meat bracket, waarmee het vlees aan de haak wordt gehangen) afscheuren;
- Op productie 12 bij de dagvaarding is de hoek van de trailer zichtbaar. Niet zichtbaar is dat de blokkaden juist zijn ingesteld. Te zien is dat alleen de laatste haken eraf zijn gevallen, omdat kennelijk daar de blokkade niet is ingesteld. Dit wordt ook bevestigd door Thermo King:
“[…] dit betekent dat diegene die de trailer hebben geladen nagelaten hebben om de blokkade van de laatste rij af te sluiten”.
- Omdat waarschijnlijk alleen de laatste blokkade of blokkaden niet is/zijn ingesteld, is het volgens [gedaagde] waarschijnlijk dat het vlees al is gevallen vanaf het moment van ontkoppelen van de trailer: ‘
As a result, the meat at the departure of the trailer from the ramp, whose driveway is titled at an angle, fell at the door and formed a stable pyramid’ (productie 5 en 6 bij conclusie van antwoord, verklaring van [gedaagde] ).
- De chauffeur heeft de koeltrailer ongeopend, deze was verzegeld, meegenomen, en heeft niet kunnen controleren of het vlees gevallen is (zie productie 12 bij conclusie van antwoord, de verklaring van de chauffeur).
4.51.
De rechtbank begrijpt dat [gedaagde] zich op het standpunt stelt dat Pali (in elk geval) de laatste blokkade(n) niet goed heeft ingesteld, waardoor de (euro)haken, en het vlees, al bij het wegrijden eraf hebben kunnen vallen.
4.52.
Chubb heeft dit gemotiveerd betwist. Volgens Chubb was de stuwing in orde. [B] heeft ter zitting, onder verwijzing naar een overgelegd filmpje, verklaard dat de stuwing van vlees een routinematige handeling betreft. Na elke 3 of 4 (euro)haken wordt de beveiliging of stuwing dichtgedaan door middel van het slaan/tikken hiertegen met een stok. Als de klem van de stuwage er niet goed op zit, glijdt de eurohaak terug, en valt de haak met het vlees eraf. Als de trailer vol is, wordt het railsysteem losgekoppeld van de trailer, en wordt de laatste stuwing ook dicht gedaan. Mocht de laatste stuwing niet goed dicht zitten, dan valt bij het wegrijden van de trailer al de laatste 3 of 4 (euro)haken met het vlees eruit. Bij het ontkoppelen van het systeem, is er volgens hem geen vlees uitgevallen, hetgeen [gedaagde] heeft weersproken (zie onder rov. 4.50). Zoals overwogen in rov. 4.22, heeft Chubb niet betwist dat de chauffeur van [gedaagde] de trailer verzegeld heeft meegenomen, en niet heeft kunnen controleren.
4.53.
Chubb heeft ook niet betwist dat er nog twee (euro)haken in het vlees zaten. Volgens [B] is het niet de bedoeling, wanneer de blokkaden zijn ingesteld, dat die (euro)haken uit de rails glijden. Dit kan echter gebeuren bij een (extreme) noodstop, hetgeen ook volgens het rapport van [naam 1] de oorzaak van het vallen moet zijn geweest. Als de blokkaden niet waren ingesteld, zouden er volgens [B] meer haken uit de rails moeten zijn gegleden. [B] heeft desgevraagd toegelicht dat als een aantal bundels vlees op de grond valt, door de ruimte die ontstaat, de overige bundels vlees meer gaan schommelen, waardoor er nog meer meat brackets uit de euro(haken) vallen (het zogenaamde domino-effect). Volgens [B] lag circa 30-40% van het vlees op de grond. Chubb heeft verder verwezen naar productie 12, waaruit volgens haar volgt dat de blokkaden juist waren ingesteld. [gedaagde] heeft dit weersproken (zie onder rov. 4.50).
4.54.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [gedaagde] voldoende onderbouwd dat, gelet op de omstandigheden van het geval, het vallen van het vlees het gevolg heeft
kunnenzijn van een verkeerde stuwing. Uit de door [gedaagde] gestelde feiten en omstandigheden, met name het tegen de achterdeur opgestapelde vlees met twee haken erin, volgt dat het niet instellen van de laatste blokkade(n) tot gevolg
kanhebben dat de (euro)haken uit de rails glijden, en het vlees valt. Door de ruimte die ontstaat kan er vervolgens nog meer vlees vallen, zoals door [B] toegelicht. Gelet hierop, wordt vermoed dat de verkeerde stuwing het vallen van het vlees heeft veroorzaakt.
4.55.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat Chubb dit bewijsvermoeden vooralsnog onvoldoende heeft ontkracht, met haar toelichting door [B] ter zitting, de overgelegde video, en productie 12.
4.56.
Omdat Chubb, in het kader van de betwisting, voldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld, wordt zij toegelaten tot het leveren van tegenbewijs tegen voornoemd bewijsvermoeden.
4.57.
[gedaagde] heeft daarnaast een beroep gedaan op artikel 17 lid 5 CMR-Verdrag. Dit artikel bepaalt dat de vervoerder slechts aansprakelijk is in evenredigheid tot de mate, waarin de factoren waarvoor hij op grond van dit artikel aansprakelijk is, tot de schade hebben bijgedragen.
4.58.
In geval dat naast de schade-oorzaak, zoals genoemd in rov. 4.41 (contaminatie met vliegen en maden), ook de verkeerde stuwing door Pali als schade-oorzaak wordt aangenomen, draagt de rechtbank Chubb op om zich alvast bij akte uit te laten over de vraag in welke mate beide schadeveroorzakende factoren hebben bijgedragen aan de schade. [gedaagde] krijgt daarna de gelegenheid om hierop te reageren.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
draagt Chubb op tegenbewijs te leveren tegen de voorshands bewezen geachte stelling dat het vallen van het varkensvlees is veroorzaakt door een verkeerde stuwing door Pali,
5.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
13 april 2022voor uitlating door Chubb of zij tegenbewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
5.3.
bepaalt dat Chubb, indien zij geen tegenbewijs door getuigen wil leveren maar wel
bewijsstukkenwil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
5.4.
bepaalt dat Chubb, indien zij
getuigenwil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op maandagen, dinsdagen, woensdagen en donderdagen in de periode augustus tot en met december 2022 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.5.
bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van E.J.C. Adang in het gerechtsgebouw te 's-Hertogenbosch aan de Leeghwaterlaan 8,
5.6.
bepaalt dat, als een getuigenverhoor wordt gehouden, beide partijen daarbij aanwezig moeten zijn om eventueel aansluitend aan het verhoor de zaak te bespreken en om te bekijken of een schikking mogelijk is,
5.7.
bepaalt dat Chubb de gelegenheid krijgt om zich bij akte op de rol van
27 april 2022uit te laten als bedoeld in rov. 4.58,
5.8.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.M. Janssen en in het openbaar uitgesproken op 30 maart 2022