Op 9 februari 2022 heeft de Rechtbank Oost-Brabant in de zittingsplaats 's-Hertogenbosch een bevel tot verlenging van de gevangenhouding van de verdachte uitgesproken. De verdachte, geboren in 1985 en momenteel gedetineerd in P.I. Grave, had eerder op 5 januari 2022 een bevel tot gevangenhouding gekregen. De officier van justitie heeft verzocht om verlenging van de geldigheidsduur van dit bevel. Tijdens de zitting heeft de rechtbank het strafdossier bestudeerd en zowel de officier van justitie, de verdachte als de raadsvrouw, mr. W.E.R. Geurts, gehoord. De verdediging heeft verzocht om schorsing van de voorlopige hechtenis.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de ernstige bezwaren en de gronden voor de gevangenhouding, zoals bedoeld in artikel 67a van het Wetboek van Strafvordering, nog steeds van toepassing zijn. De verdenking betreft een ernstige vorm van belaging, waaronder het door de brievenbus gooien van (knal)vuurwerk en het vernielen van eigendommen van de aangeefster en haar familie. De rechtbank oordeelt dat het strafvorderlijk belang zwaarder weegt dan het persoonlijk belang van de verdachte bij invrijheidstelling. Daarom is het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen.
De rechtbank heeft de artikelen 65, 66, 67, 67a, 78 en 80 van het Wetboek van Strafvordering in overweging genomen en heeft besloten de termijn van het bevel tot gevangenhouding met 60 dagen te verlengen. Deze beslissing is genomen in raadkamer op 9 februari 2022 door de voorzitter en de rechters, in aanwezigheid van de griffier.