ECLI:NL:RBOBR:2022:1095

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
9 februari 2022
Publicatiedatum
24 maart 2022
Zaaknummer
01/344807-21
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevel tot verlenging van de gevangenhouding en afwijzing van het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis

Op 9 februari 2022 heeft de Rechtbank Oost-Brabant in de zittingsplaats 's-Hertogenbosch een bevel tot verlenging van de gevangenhouding van de verdachte uitgesproken. De verdachte, geboren in 1985 en momenteel gedetineerd in P.I. Grave, had eerder op 5 januari 2022 een bevel tot gevangenhouding gekregen. De officier van justitie heeft verzocht om verlenging van de geldigheidsduur van dit bevel. Tijdens de zitting heeft de rechtbank het strafdossier bestudeerd en zowel de officier van justitie, de verdachte als de raadsvrouw, mr. W.E.R. Geurts, gehoord. De verdediging heeft verzocht om schorsing van de voorlopige hechtenis.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de ernstige bezwaren en de gronden voor de gevangenhouding, zoals bedoeld in artikel 67a van het Wetboek van Strafvordering, nog steeds van toepassing zijn. De verdenking betreft een ernstige vorm van belaging, waaronder het door de brievenbus gooien van (knal)vuurwerk en het vernielen van eigendommen van de aangeefster en haar familie. De rechtbank oordeelt dat het strafvorderlijk belang zwaarder weegt dan het persoonlijk belang van de verdachte bij invrijheidstelling. Daarom is het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen.

De rechtbank heeft de artikelen 65, 66, 67, 67a, 78 en 80 van het Wetboek van Strafvordering in overweging genomen en heeft besloten de termijn van het bevel tot gevangenhouding met 60 dagen te verlengen. Deze beslissing is genomen in raadkamer op 9 februari 2022 door de voorzitter en de rechters, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
parketnummer : 01-344807-21

bevel verlenging gevangenhouding van de raadkamer d.d. 09 februari 2022

(artikel 66 Wetboek van Strafvordering)

in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] ,
inschrijvingsadres in de Basisregistratie Personen:
[adres] ,
nu gedetineerd in P.I. Grave.
Raadsvrouw mr. W.E.R. Geurts.

Procedure

Op 05 januari 2022 is tegen de verdachte een bevel tot gevangenhouding verleend.
De officier van justitie heeft verlenging van de geldigheidsduur van dit bevel gevorderd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafdossier en heeft de officier van justitie, de verdachte en de raadsvrouw gehoord.
De verdediging heeft de schorsing van de voorlopige hechtenis verzocht.

Beoordeling

Na onderzoek is gebleken dat de verdenking, de ernstige bezwaren en de grond(en) als bedoeld in artikel 67a van het Wetboek van Strafvordering, die tot het bevel tot gevangenhouding van de verdachte hebben geleid, ook op dit moment nog bestaan.
De rechtbank is van oordeel dat een situatie als bedoeld in artikel 67a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering op dit moment nog niet aan de orde is. De verdenking betreft een zeer ernstige vorm van belaging, onder meer bestaande uit het tot tweemaal toe door de brievenbus gooien van (knal)vuurwerk en het vernielen van eigendommen van aangeefster en haar familie.
De rechtbank is van oordeel dat het strafvorderlijk belang zwaarder weegt dan het persoonlijk belang van de verdachte bij invrijheidstelling en zal daarom het mondeling verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afwijzen.
De rechtbank neemt de artikelen 65, 66, 67, 67a, 78 en 80 van het Wetboek van Strafvordering in aanmerking.

Beslissing

De rechtbank:
  • verlengt de termijn van het bevel tot gevangenhouding van de verdachte voor een termijn van
  • wijst het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis af.
Deze beslissing is gegeven in raadkamer van deze rechtbank op 09 februari 2022 door:
mr. R.M.L. Heemskerk-Pleging, voorzitter,
mr. T. van de Woestijne en mr. J. Woestenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van C. Lochten, griffier.