Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[verdachte] ,
Procedure
Beoordeling
Beslissing
- wijst de vordering van de officier van justitie af;
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte
mr. H.M. Hettinga en mr. S.F. Dijkman, rechters,
Rechtbank Oost-Brabant
Op 23 februari 2022 heeft de Rechtbank Oost-Brabant in een raadkamerzitting de vordering tot gevangenhouding van de verdachte afgewezen. De verdachte, geboren in 1975 en momenteel gedetineerd in P.I. Zwolle Zuid, was eerder in bewaring gesteld op 11 februari 2022. De officier van justitie had gevorderd om de verdachte voor 90 dagen gevangen te houden. De rechtbank heeft het strafdossier bestudeerd en zowel de officier van justitie als de raadsman, mr. A.G. van den Biezenbos, gehoord. De verdediging heeft verzocht om afwijzing van de vordering en, subsidiair, om schorsing van de voorlopige hechtenis.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de gronden voor de voorlopige hechtenis niet langer aanwezig zijn. De omstandigheden zijn veranderd ten opzichte van het moment van de eerdere bewaring. De rechtbank heeft vernomen dat de kinderen van de verdachte onder toezicht zijn gesteld en bij de vader wonen met een machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van 9 maanden. Tevens zijn er bijzondere maatregelen getroffen voor de omgang met de verdachte in het belang van de kinderen.
Gezien het gebrek aan gronden voor de voorlopige hechtenis heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie afgewezen en het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. Deze beslissing is genomen in raadkamer op 23 februari 2022.