Op 9 februari 2022 heeft de Rechtbank Oost-Brabant in een raadkamer een bevel tot gevangenhouding uitgesproken tegen een verdachte, geboren in 2002 en momenteel gedetineerd in P.I. Grave. De rechter-commissaris had eerder op 27 januari 2022 de bewaring bevolen. De officier van justitie heeft de gevangenhouding van de verdachte gevorderd, waarop de rechtbank kennis heeft genomen van het strafdossier en de betrokken partijen heeft gehoord, waaronder de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. F.L.C. Schoolderman. De verdediging heeft verzocht om schorsing van de voorlopige hechtenis.
De rechtbank heeft na onderzoek vastgesteld dat de verdenking en de ernstige bezwaren, zoals bedoeld in artikel 67a van het Wetboek van Strafvordering, nog steeds bestaan. De rechtbank verwijst naar het proces-verbaal van verhoor van een getuige, die verklaarde dat hij 10 tot 15 keer cocaïne heeft gekocht bij de verdachte. Gezien het strafvorderlijk belang heeft de rechtbank besloten dat dit zwaarder weegt dan het persoonlijk belang van de verdachte bij invrijheidstelling, en heeft daarom het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen.
De rechtbank heeft de artikelen 65, 66, 67, 67a en 78 van het Wetboek van Strafvordering in overweging genomen en heeft besloten de gevangenhouding van de verdachte te bevelen voor een termijn van 90 dagen. De beslissing is genomen in raadkamer op 9 februari 2022 door de voorzitter en twee rechters, in aanwezigheid van de griffier.