Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
uitspraak van de meervoudige kamer van 23 maart 2022 in de zaak tussen
[eiser] , uit Valkenswaard, eiser
het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Brabant, verweerder
[naam bedrijf]te Valkenswaard
Procesverloop
Overwegingen
- De derde-partij exploiteert een bedrijf waar varkens en melkrundvee worden gehouden aan de [adres] te Valkenswaard. Het bedrijf is in de loop der jaren meermalen gewijzigd.
- Eiser woont tegenover het bedrijf en heeft ook een agrarisch perceel op circa 200 meter van de beek de Tongelreep.
- In 2000 werd het Natura 2000-gebied Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux (gedeeltelijk) als Vogelrichtlijngebied aangewezen. In 2004 werd het gebied als Habitatrichtlijngebied aangewezen. De Tongelreep maakt onderdeel uit van het Natura 2000-gebied.
- Op 9 november 1993 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Valkenswaard (B&W) aan derde-partij een vergunning verleend op basis van de (voormalige) Hinderwet. De destijds vergunde veestapel (waaronder 70 melkkoeien) was gehuisvest in traditionele stallen en veroorzaakte een emissie van 2.478,5 kg ammoniak per jaar.
- Op 21 augustus 2001 heeft B&W aan derde-partij een revisievergunning verleend op basis van het (voormalige) artikel 8.4 van de Wet milieubeheer (Wm). Hierbij is onder meer een nieuwe stal voor vleesvarkens vergund. Derde-partij heeft geen bouwvergunningen aangevraagd of verleend in verband met deze vergunning.
- Op 13 september 2004 heeft B&W opnieuw een revisievergunning verleend.
- Vervolgens zijn enkele andere omgevingsvergunningen verleend. De laatste betreft de omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM) van 7 november 2016 ten behoeve van de huidige veebezetting. De hierin vergunde veestapel veroorzaakt een emissie van 2.261,75 kg ammoniak per jaar.
- Op 2 februari 2016 heeft verweerder de derde-partij een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw 1998) verleend voor het bedrijf. In een uitspraak van 29 mei 2019
- Bij besluit van 29 december 2020 heeft verweerder aan de derde-partij een vergunning verleend als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb.
- Hiertegen hebben eiser en een derde afzonderlijk beroep ingesteld. Het beroep van eiser is geregistreerd onder zaaknummer SHE 21/308, dat van de derde onder zaaknummer SHE 21/368.
- Bij besluit van 20 juli 2021 heeft verweerder besloten de op grond van artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb aangevraagde vergunning te weigeren. De verleende vergunning is daarbij ingetrokken.
- In de uitspraak van heden in zaken SHE 21/308 en SHE 21/368 heeft de rechtbank de beroepen van eiser en de derde-partij gegrond verklaard, de vergunning als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb en de (positieve) weigering van deze vergunning vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van de derde-partij.
- in rechtsoverweging 20 beschouwt de Afdeling het bemesten op zichzelf als een project of andere handeling. De gevolgen daarvan worden dus niet zoals bij het weiden van vee in samenhang met de exploitatie, oprichting of uitbreiding van een agrarisch bedrijf beoordeeld, maar op zichzelf;
- in rechtsoverweging 22 oordeelt de Afdeling (samengevat) dat het bemesten, zoals dat plaatsvond voor de referentiedatum niet zonder meer kan worden gezien als één-en-hetzelfde project, als gevolg van wijzigingen in de regelgeving en wijzigingen in de toegepaste methoden en technieken van bemesten. Dat neemt niet weg dat van belang is dat de Afdeling ook van oordeel is dat het bemesten vóór de referentiedatum rechtmatig plaatsvond en dat daarmee wordt voldaan aan de voorwaarde dat voor het project naar nationaal recht toestemming was verleend vóór de relevante referentiedatum;
- in rechtsoverweging 24 oordeelt de Afdeling dat agrarische bedrijven voor het op of in de bodem brengen van meststoffen een Wnb-vergunning nodig hebben, als het bemesten - kort gezegd - een verslechterend of significant verstorend effect kan hebben op stikstofgevoelige natuurwaarden in een Natura 2000-gebied.
- verweerder zal in het nieuwe besluit moeten duiden waar het nieuwe weideperceel ligt;
- als het perceel vlakbij het Natura 2000-gebied ligt, zal verweerder moeten onderzoeken of het gebruik van dit perceel voor beweiden leidt tot een toename van stikstofdepositie op het nabijgelegen Natura 2000-gebied;
- verweerder zal moeten onderzoeken welke percelen werden bemest voor de referentiedatum en of er nu ook andere percelen worden bemest;
- als nu ook andere percelen worden bemest dan op de referentiedatum, zal verweerder moeten onderzoeken of het gebruik van deze andere percelen voor bemesten kan leiden tot significante gevolgen op nabijgelegen Natura 2000-gebieden;
- indien uit het onderzoek naar de percelen blijkt dat op dit moment percelen worden bemest die ook werden bemest voor de referentiedatum, zal verweerder moeten onderbouwen dat het bedrijf van de derde-partij nu minder mest aanwendt voor bemesten dan ten tijde van de referentiedatum en of op basis van deze dalende trend significante gevolgen voor nabijgelegen Natura 2000-gebieden zijn uitgesloten, omdat sprake is van een afname van stikstofdepositie;
- gesteld dat de huiskavel of andere percelen direct naast het Natura 2000-gebied ook werden gebruikt voor bemesten en nog steeds worden gebruikt voor bemesten, zal verweerder naast stikstofdepositie ook de gevolgen van eventuele andere effecten moeten onderzoeken.