Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[verdachte] ,
De tenlastelegging.
[bedrijf] op of omstreeks 16 oktober 2018 te Arnemuiden, gemeente Middelburg als werkgever, al dan niet opzettelijk handelingen heeft verricht en/of nagelaten in strijd met de Arbeidsomstandighedenwet en/of de daarop rustende bepalingen, immers heeft zij al dan niet opzettelijk
- in strijd met artikel 3.16 van het Arbeidsomstandighedenbesluit, bij het verrichten van arbeid door één of meer werknemers aan een in aanbouw zijnde woning op een bouwplaats aan de [adres 2] , waarbij gevaar bestond om 2.5 meter of meer te vallen, geen veilige steiger, stelling, bordes of werkvloer aangebracht of het gevaar tegengegaan door het aanbrengen van doelmatige hekwerken, leuningen of andere dergelijke voorzieningen en/of
- in strijd met artikel 8 lid 1 van de Arbeidsomstandighedenwet er niet voor gezorgd dat die werknemers doeltreffend werden ingelicht over de te verrichten arbeid op de bij die in aanbouw zijnde woning aangebrachte steiger en de daaraan verbonden risico's, alsmede over de maatregelen die erop gericht waren deze risico's te voorkomen of te beperken en/of
- in strijd met artikel 8 lid 4 van de Arbeidsomstandighedenwet niet heeft toegezien op de naleving van de instructies en voorschriften gericht op het voorkomen of beperken van de risico's bij die arbeid op de bij die in aanbouw zijnde woning aangebrachte steiger,
terwijl daardoor, naar zij wist of redelijkerwijs moest weten, levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van een of meer werknemers, te weten [slachtoffer] , ontstond of te verwachten was, hebbende hij, verdachte, tot dat feit opdracht gegeven en/of feitelijke leiding gegeven aan voormelde verboden gedraging;
[bedrijf] op of omstreeks 16 oktober 2018 te Arnemuiden, gemeente Middelburg grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam en/of nalatig als werkgever één of meer werknemers arbeid heeft laten verrichten op een bouwplaats aan de [adres 2] , waarbij gevaar bestond om van een hoogte van 2,5 meter of meer te vallen, immers was de steiger waarop of waarvan af die arbeid werd verricht, niet veilig door de afstand van ongeveer 70 centimeter tussen de steiger en de muur van de in aanbouw zijnde woning en/of door het ontbreken van één of meer consoles van die steiger en/of door het ontbreken van een leuning aan de binnenzijde van die steiger, in elk geval was bij die arbeid geen veilige steiger, stelling bordes of werkvloer aangebracht of het gevaar tegengegaan door het aanbrengen van doelmatige hekwerken, leuningen of andere dergelijke voorzieningen en/of heeft zij als werkgever die werknemers niet of onvoldoende ingelicht over die te verrichten arbeid en de daaraan verbonden risico's en/of onvoldoende toezicht gehouden op het veilig verrichten van die arbeid, waardoor het aan haar schuld te wijten is dat de werknemer [slachtoffer] van of door de aangebrachte steiger is gevallen en daarbij zodanig letsel heeft bekomen dat hij aan de gevolgen daarvan is overleden, hebbende hij, verdachte, tot dat feit opdracht gegeven en/of feitelijke leiding gegeven aan voormelde verboden gedraging.
De formele voorvragen.
De beoordeling van de ten laste gelegde feiten.
Het beoordelingskader.
De bewijsmiddelen.
Het ongeval.
Nadere overwegingen van de rechtbank.
De toerekening.
Heeft [bedrijf] opzettelijk (feit 1) en culpoos (feit 2) gehandeld?
De tussenconclusie.
Heeft verdachte aan deze verboden gedragingen feitelijk leiding gegeven?
De bewezenverklaring.
[bedrijf] op 16 oktober 2018 te Arnemuiden, gemeente Middelburg als werkgever, opzettelijk handelingen heeft verricht en/of nagelaten in strijd met de Arbeidsomstandighedenwet en de daarop rustende bepalingen, immers heeft zij opzettelijk
- in strijd met artikel 3.16 van het Arbeidsomstandighedenbesluit, bij het verrichten van arbeid door één of meer werknemers aan een in aanbouw zijnde woning op een bouwplaats aan de [adres 2] , waarbij gevaar bestond om 2.5 meter of meer te vallen, geen veilige steiger, stelling, bordes of werkvloer aangebracht of het gevaar tegengegaan door het aanbrengen van doelmatige hekwerken, leuningen of andere dergelijke voorzieningen en
- in strijd met artikel 8 lid 1 van de Arbeidsomstandighedenwet er niet voor gezorgd dat die werknemers doeltreffend werden ingelicht over de te verrichten arbeid op de bij die in aanbouw zijnde woning aangebrachte steiger en de daaraan verbonden risico's, alsmede over de maatregelen die erop gericht waren deze risico's te voorkomen of te beperken en
- in strijd met artikel 8 lid 4 van de Arbeidsomstandighedenwet niet heeft toegezien op de naleving van de instructies en voorschriften gericht op het voorkomen of beperken van de risico's bij die arbeid op de bij die in aanbouw zijnde woning aangebrachte steiger,
terwijl daardoor, naar zij wist redelijkerwijs moest weten, levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van een werknemer, te weten [slachtoffer] , te verwachten was, hebbende hij, verdachte, feitelijke leiding gegeven aan voormelde verboden gedraging.
[bedrijf] op 16 oktober 2018 te Arnemuiden, gemeente Middelburg aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam en nalatig als werkgever één of meer werknemers arbeid heeft laten verrichten op een bouwplaats aan de [adres 2] , waarbij gevaar bestond om van een hoogte van 2,5 meter of meer te vallen, immers was de steiger waarop of waarvan af die arbeid werd verricht, niet veilig door de afstand van ongeveer 70 centimeter tussen de steiger en de muur van de in aanbouw zijnde woning en door het ontbreken van één of meer vloerdelen van die steiger en door het ontbreken van een leuning aan de binnenzijde van die steiger en heeft zij als werkgever die werknemers niet of onvoldoende ingelicht over die te verrichten arbeid en de daaraan verbonden risico's en onvoldoende toezicht gehouden op het veilig verrichten van die arbeid, waardoor het aan haar schuld te wijten is dat de werknemer [slachtoffer] van of door de aangebrachte steiger is gevallen en daarbij zodanig letsel heeft bekomen dat hij aan de gevolgen daarvan is overleden, hebbende hij, verdachte, feitelijke leiding gegeven aan voormelde verboden gedraging.
De strafbaarheid van het feit.
De strafbaarheid van verdachte.
Oplegging van straf.
Toepasselijke wetsartikelen.
DE UITSPRAAK
overtreding van het bepaalde bij artikel 32 van de Arbeidsomstandighedenwet, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, terwijl verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging.
aan zijn schuld de dood van een ander te wijten zijn, begaan door een rechtspersoon, terwijl verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging.
taakstrafvoor de duur
van 100 uren[honderd uren] te vervangen door 50 dagen hechtenis indien veroordeelde deze taakstraf niet of niet naar behoren verricht.
40 uren[veertig uren]
niet ten uitvoer zal worden gelegd, te vervangen door 20 dagen hechtenis indien veroordeelde deze taakstraf niet of niet naar behoren verricht, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat veroordeelde zich voor het einde van een
proeftijd van drie jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.