ECLI:NL:RBOBR:2021:7193

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
6 oktober 2021
Publicatiedatum
24 maart 2022
Zaaknummer
71/255806-21
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevel tot gevangenhouding in strafzaak met ernstige bezwaren

Op 6 oktober 2021 heeft de Rechtbank Oost-Brabant in de raadkamer een bevel tot gevangenhouding uitgesproken in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1969 en momenteel gedetineerd in P.I. Grave. De rechter-commissaris had op 24 september 2021 al de bewaring bevolen. De officier van justitie heeft de gevangenhouding van de verdachte gevorderd, waarop de rechtbank kennis heeft genomen van het strafdossier en de betrokken partijen heeft gehoord, waaronder de verdachte en zijn raadsman, mr. J.G. Roethof. De verdediging heeft verzocht om opheffing en schorsing van de voorlopige hechtenis.

De rechtbank heeft na onderzoek vastgesteld dat de ernstige bezwaren en de gronden voor de bewaring nog steeds bestaan. Bij de beoordeling zijn onder andere een factuur van een medicijnbal en resultaten van een onderzoek naar een aangetroffen stof in overweging genomen. De rechtbank concludeert dat er sprake is van verdenking van een feit waarop een gevangenisstraf van twaalf jaren of meer is gesteld, en dat de rechtsorde door dit feit ernstig is geschokt. De rechtbank oordeelt dat de invrijheidstelling van de verdachte, zelfs onder bijzondere voorwaarden, tot maatschappelijke commotie zou leiden. Daarom zijn er geen zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden aangetoond die een schorsing van de voorlopige hechtenis rechtvaardigen.

De rechtbank heeft op basis van de artikelen 65, 66, 67, 67a, 78 en 80 van het Wetboek van Strafvordering besloten om de gevangenhouding van de verdachte voor een termijn van 90 dagen te bevelen en zowel het verzoek tot opheffing als het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen. Deze beslissing is genomen in raadkamer op 6 oktober 2021.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
parketnummer : 71-255806-21

bevel gevangenhouding van de raadkamer d.d. 06 oktober 2021

(artikel 65 Wetboek van Strafvordering)

in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1969 te [geboorteplaats] ,
inschrijvingsadres in de Basisregistratie Personen:
[adres] ,
nu gedetineerd in P.I. Grave.
Raadsman mr. J.G. Roethof (neemt waar voor mr. M.J.R. Roethof)

Procedure

De rechter-commissaris heeft op 24 september 2021 de bewaring bevolen.
De officier van justitie heeft de gevangenhouding van de verdachte gevorderd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafdossier en heeft de officier van justitie, de verdachte en de raadsman gehoord.
De verdediging heeft de opheffing van de voorlopige hechtenis verzocht.
De verdediging heeft de schorsing van de voorlopige hechtenis verzocht.

Beoordeling

Na onderzoek is gebleken dat de verdenking, de ernstige bezwaren en de grond(en) als bedoeld in artikel 67a van het Wetboek van Strafvordering, die tot het bevel tot bewaring van verdachte hebben geleid, ook op dit moment nog bestaan.
In aanvulling op de ernstige bezwaren neemt de rechtbank ten aanzien van feit 5 in aanmerking het aantreffen van een factuur van een medicijnbal (p. 178 proces-verbaal raadkamer) en ten aanzien van feit 7 de resultaten van het onderzoek naar de aangetroffen stof van het NFiDENT.
In aanvulling op de gronden is de rechtbank thans van oordeel er is sprake van verdenking van een feit waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van twaalf jaren of meer is gesteld en de rechtsorde is door dat feit ernstig geschokt.
Er is sprake van ernstige bezwaren voor een feit waardoor de rechtsorde ernstig is geschokt. Er valt redelijkerwijs te verwachten dat invrijheidstelling van de verdachte door een schorsing van de voorlopige hechtenis in deze fase van het onderzoek, ook onder oplegging van bijzondere voorwaarden, tot maatschappelijke commotie zal leiden. Onder die omstandigheden kan van een schorsing alleen sprake zijn als zich zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden voordoen. Daarvan is niet gebleken. Om die reden zal de rechtbank het verzoek van de verdachte afwijzen.
De rechtbank neemt de artikelen 65, 66, 67, 67a, 78 en 80 van het Wetboek van Strafvordering in aanmerking.

Beslissing

De rechtbank:
  • beveelt de gevangenhouding van de verdachte voor een termijn van
  • wijst het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis af;
  • wijst het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis af.
Deze beslissing is gegeven in raadkamer van deze rechtbank op 06 oktober 2021 door:
mr. C.A. Mandemakers, voorzitter,
mr. T. van de Woestijne en mr. M. Langstraat, rechters,
in tegenwoordigheid van Y. Hassouna, griffier.