Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[handelsnaam eiser],
[gedaagde 2],
1.De procedure
- de dagvaarding;
- het tegen gedaagden verleende verstek.
2.De beoordeling
2.491,00(1,0 punt × tarief € 2.491,00)
Rechtbank Oost-Brabant
In deze civiele procedure, die plaatsvond voor de Rechtbank Oost-Brabant, is op 29 december 2021 een verstekvonnis uitgesproken. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.C.M. Braun, vorderde betaling van beslagkosten en wettelijke rente van de gedaagden, ZEP HOLDING B.V., die niet in de procedure verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering tot betaling van de beslagkosten toewijsbaar is, met een totaalbedrag van € 2.176,06 voor verschotten en € 2.491,00 voor salaris advocaat. De gevorderde wettelijke handelsrente werd echter afgewezen, omdat de vaststellingsovereenkomst niet als een handelsovereenkomst kon worden gekwalificeerd. De wettelijke rente over de hoofdsom werd wel toegewezen, conform artikel 6:119 BW.
De rechtbank heeft de gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 187.845,04, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding, en € 2.653,45 voor buitengerechtelijke incassokosten. Daarnaast zijn de gedaagden veroordeeld in de beslagkosten, begroot op € 4.667,06, en in de proceskosten, die aan de zijde van de eiser tot op heden zijn begroot op € 3.953,18. De rechtbank heeft ook de nakosten toegewezen, onder bepaalde voorwaarden, en verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad. Het meer of anders gevorderde werd afgewezen.
Dit vonnis is openbaar uitgesproken en ondertekend door mr. E.J.C. Adang, die de uitspraak heeft gedaan in de zittingsplaats 's-Hertogenbosch.