ECLI:NL:RBOBR:2021:6983

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
29 december 2021
Publicatiedatum
13 januari 2022
Zaaknummer
C/01/376910 / HA ZA 21-817
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekvonnis in civiele procedure met betrekking tot betaling van beslagkosten en wettelijke rente

In deze civiele procedure, die plaatsvond voor de Rechtbank Oost-Brabant, is op 29 december 2021 een verstekvonnis uitgesproken. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.C.M. Braun, vorderde betaling van beslagkosten en wettelijke rente van de gedaagden, ZEP HOLDING B.V., die niet in de procedure verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering tot betaling van de beslagkosten toewijsbaar is, met een totaalbedrag van € 2.176,06 voor verschotten en € 2.491,00 voor salaris advocaat. De gevorderde wettelijke handelsrente werd echter afgewezen, omdat de vaststellingsovereenkomst niet als een handelsovereenkomst kon worden gekwalificeerd. De wettelijke rente over de hoofdsom werd wel toegewezen, conform artikel 6:119 BW.

De rechtbank heeft de gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 187.845,04, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding, en € 2.653,45 voor buitengerechtelijke incassokosten. Daarnaast zijn de gedaagden veroordeeld in de beslagkosten, begroot op € 4.667,06, en in de proceskosten, die aan de zijde van de eiser tot op heden zijn begroot op € 3.953,18. De rechtbank heeft ook de nakosten toegewezen, onder bepaalde voorwaarden, en verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad. Het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Dit vonnis is openbaar uitgesproken en ondertekend door mr. E.J.C. Adang, die de uitspraak heeft gedaan in de zittingsplaats 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/376910 / HA ZA 21-817
Vonnis van 29 december 2021
in de zaak van
[eiser],
handelend onder de naam
[handelsnaam eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. E.C.M. Braun te 's-Hertogenbosch,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ZEP HOLDING B.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • het tegen gedaagden verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Eiser vordert gedaagden te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in art. 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden begroot op € 2.176,06 voor verschotten en € 2.491,00 voor salaris advocaat (1 rekest x € 2.491,00).
2.2.
De gevorderde wettelijke handelsrente over de hoofdsom zal worden afgewezen. Eiser vordert nakoming van een vaststellingsovereenkomst. Die overeenkomst kan niet worden gekwalificeerd als een handelsovereenkomst als bedoeld in artikel 6:119a lid 1 BW. De wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW is wel toewijsbaar.
2.3.
Het gevorderde komt de rechtbank voor het overige niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal als volgt worden toegewezen.
2.4.
Gedaagden zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van eiser worden begroot op:
- dagvaarding € 105,18
- overige explootkosten 0,00
- griffierecht 1.357,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat
2.491,00(1,0 punt × tarief € 2.491,00)
Totaal € 3.953,18
2.5.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan eiser te betalen een bedrag van € 187.845,04, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van de dag van de dagvaarding (17 november 2021) tot de dag van volledige betaling;
3.2.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan eiser te betalen een bedrag van € 2.653,45 wegens buitengerechtelijke incassokosten;
3.3.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de beslagkosten, tot op heden begroot op € 4.667,06;
3.4.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van eiser tot op heden begroot op € 3.953,18;
3.5.
veroordeelt gedaagden in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat gedaagden niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak;
3.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.C. Adang en in het openbaar uitgesproken op 29 december 2021.