ECLI:NL:RBOBR:2021:6862
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vervangende toestemming voor Covid-19 vaccinatie door minderjarige
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 7 december 2021 uitspraak gedaan over een verzoek van een minderjarige, geboren op 29 oktober 2006, om vervangende toestemming voor een Covid-19 vaccinatie. De minderjarige, die 15 jaar oud is, woont bij haar moeder en heeft een contactregeling met haar vader. De ouders hebben gezamenlijk het gezag over haar. De minderjarige had al de eerste vaccinatie ontvangen, maar de tweede vaccinatie werd afgelast omdat haar moeder weigerde toestemming te geven. De minderjarige heeft op 8 november 2021 een e-mail gestuurd naar de rechtbank met het verzoek om vervangende toestemming voor de tweede vaccinatie, omdat zij zichzelf en anderen wil beschermen tegen corona en wil deelnemen aan activiteiten waarvoor een QR-code vereist is.
De rechtbank heeft de zaak beoordeeld en gesproken met de minderjarige, haar ouders en een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming. De moeder is tegen de vaccinatie vanwege bezorgdheid over mogelijke gezondheidsschade, terwijl de vader de wens van de minderjarige steunt. De rechtbank heeft artikel 7:450 van het Burgerlijk Wetboek in overweging genomen, dat bepaalt dat voor een minderjarige tussen de 12 en 16 jaar de toestemming van de ouders vereist is, maar dat de vaccinatie ook kan plaatsvinden zonder toestemming van de ouders als deze nodig is om ernstig nadeel te voorkomen en de minderjarige goed heeft nagedacht over haar wens.
De rechtbank concludeert dat de minderjarige voldoende geïnformeerd is over de risico's van Covid-19 en de voordelen van vaccinatie. Gezien het advies van de Gezondheidsraad, dat vaccinatie voor adolescenten zinvol en verantwoord is, komt de rechtbank tot de beslissing dat de minderjarige zich kan laten vaccineren zonder toestemming van haar moeder. De rechtbank stelt vast dat de minderjarige geen toestemming van de rechtbank nodig heeft om de toestemming van haar moeder te vervangen en dat zij geen verzoek aan de rechtbank had hoeven doen.