ECLI:NL:RBOBR:2021:6825

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
29 december 2021
Publicatiedatum
28 december 2021
Zaaknummer
01/242000-21
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorbereidingshandelingen voor mensensmokkel door verdachte met Griekse en Egyptische documenten

Op 29 december 2021 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van voorbereidingshandelingen voor mensensmokkel. De verdachte, geboren in 1979 en thans gedetineerd in P.I. Ter Apel, werd op 8 september 2021 op Eindhoven Airport aangehouden met een rugtas vol paspoorten en verblijfskaarten van verschillende personen, waaronder kinderen. Deze documenten waren echt en onvervalst en stonden op naam van personen met een Syrische achtergrond. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk deze documenten had verworven en voorhanden had gehad, met de bedoeling om deze te gebruiken voor mensensmokkel. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 30 maanden, wat de rechtbank uiteindelijk ook oplegde, met aftrek van voorarrest. De rechtbank achtte de voorbereidingshandelingen wettig en overtuigend bewezen, ondanks de verdediging die stelde dat de verdachte niet wist dat de documenten voor mensensmokkel gebruikt zouden worden. De rechtbank ging voorbij aan deze stelling en concludeerde dat de verdachte opzettelijk handelingen had verricht die bestemd waren voor het begaan van het misdrijf mensensmokkel. De rechtbank legde ook verbeurdverklaring van de in beslag genomen telefoon en simkaart op.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.242000.21
Datum uitspraak: 29 december 2021
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren [geboortejaar] 1979,
thans gedetineerd te: P.I. Ter Apel.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 15 december 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 18 november 2021.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 2 maart 2021 tot en met 8 september 2021 teEindhoven, althans in Nederland en/of in Luxemburg en/of in Duitsland en/of inGriekenland,tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen,(telkens) ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijvingeen gevangenis van acht jaren of meer is gesteld, te weten mensensmokkel invereniging gepleegd en/of waarvan gewoonte is gemaakt (artikel 197a lid 1 junctolid 4 van het Wetboek van Strafrecht),(telkens) opzettelijk één of meer voorwerpen en/of informatiedrager(s), te weten:- 34, althans één of meer, (vals(e)) paspoort(en) en/of identiteitsdocument(en) (teweten 16 Griekse vluchtelingenpaspoorten en/of 17 Griekse verblijfskaarten en/oféén Egyptisch paspoort) en/of- één of meer gegevensdrager(s), bevattende één of meer afbeelding(en) vanpaspoort(en) en/of identiteitsdocument(en) en/of verblijfskaart(en) en ofpasfoto(‘s),bestemd tot het begaan van dat misdrijf,heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/ofvoorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Inleiding.
Op 8 september 2021 is door de security op Eindhoven Airport onder verdachte een groot aantal Griekse paspoorten en verblijfskaarten en één Egyptisch paspoort aangetroffen. Dit betroffen documenten van zeventien verschillende personen, waaronder negen kinderen. Deze personen waren niet met verdachte op reis. De documenten waren echt en onvervalst en stonden op naam van personen met een Syrische achtergrond aan wie door de Griekse en Egyptische autoriteiten reis- en identiteitsdocumenten zijn verstrekt.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat met het aantreffen van de paspoorten en identiteitsbewijzen, de inhoud van de telefoon van verdachte, de vele reisbewegingen die verdachte heeft gemaakt en de ongeloofwaardige verklaringen van verdachte het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte wel de documenten in zijn bezit heeft gehad, maar dat hij nimmer wist of ernstige reden had te vermoeden dat deze documenten zouden worden gebruikt voor mensensmokkel. Evenmin kan volgens de verdediging worden bewezen dat verdachte het gronddelict mensensmokkel in vereniging met een ander of anderen heeft gepleegd en hij hier een gewoonte van heeft gemaakt, zodat er geen sprake is van een 8-jaarsfeit en verdachte dus van het plegen van de voorbereidingshandelingen dient te worden vrijgesproken.
Het oordeel van de rechtbank.
Op grond van de bewijsmiddelen acht de rechtbank de aan verdachte ten laste gelegde voorbereidingshandelingen van mensensmokkel in vereniging gepleegd wettig en overtuigend bewezen.
Omwille van de leesbaarheid van dit vonnis zijn de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen niet op deze plaats opgenomen, maar in een bijlage bij dit vonnis. Deze bijlage dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
In aanvulling op de bewijsmiddelen overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte is op de luchthaven van Eindhoven, terwijl hij wilde gaan inchecken voor een vlucht naar Griekenland, aangetroffen met een rugtas vol paspoorten en verblijfskaarten op naam van andere personen. Verdachte reisde alleen.
Gelet op het feit dat verdachte over deze documenten kon beschikken, de wijze waarop de paspoorten en de aan die documenten gekoppelde verblijfskaarten werden vervoerd, waaronder de verstrekking aan verdachte bewust buiten het zicht van de camera’s op de luchthaven van Luxemburg, in combinatie met de verklaring van verdachte dat de documenten bedoeld waren om andere mensen te kunnen laten reizen en dat mensen deze documenten konden uitlenen om anderen te laten reizen, acht de rechtbank bewezen dat de documenten bestemd waren tot het begaan van het misdrijf mensensmokkel. Dat verdachte later probeert deze belastende verklaring in te trekken of af te zwakken acht de rechtbank ongeloofwaardig, zodat de rechtbank hieraan voorbij gaat.
Uit het voorgaande volgt ook het opzet van verdachte. De stelling van de verdediging dat verdachte niet wist of kon vermoeden dat de documenten gebruikt zouden worden voor mensensmokkel vindt geen enkele grond in het dossier.
Nu verdachte de documenten in opdracht of op verzoek van een ander vervoerde en ze aan een derde in Griekenland moest overhandigen, in combinatie met de verklaring van verdachte dat ze bedoeld waren om aan andere personen uit te lenen om te reizen, is er tevens sprake van bewijs dat het om voorbereidingshandelingen ging voor het delict mensensmokkel in vereniging gepleegd.
Hoewel er aanwijzingen zijn dat de voorbereidingshandelingen ook zien op mensensmokkel waarvan gewoonte is gemaakt, de rechtbank denkt daarbij aan de in de telefoon van verdachte aangetroffen afbeeldingen van vele andere identiteitsdocumenten en de vele vliegbewegingen van verdachte door Europa, ontbreekt daarvoor sluitend bewijs. Voor dat deel van de tenlastelegging zal verdachte partieel worden vrijgesproken.
Aan het door de verdediging gevoerde Salduz -verweer zal de rechtbank voorbij gaan, reeds om reden dat zij voor het bewijs niet de verklaring van verdachte gebruikt die is afgelegd voordat hij een raadsman consulteerde.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
in de periode van 1 september 2021 tot en met 8 september 2021 in Nederland en/of Luxemburg en/of Duitsland,
tezamen en in vereniging met anderen, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten mensensmokkel in vereniging gepleegd (artikel 197a lid 1 juncto lid 4 van het Wetboek van Strafrecht),
opzettelijk voorwerpen, te weten:
- 34 paspoorten en identiteitsdocumenten (te weten 16 Griekse vluchtelingenpaspoorten en 17 Griekse verblijfskaarten en één Egyptisch paspoort),
bestemd tot het begaan van dat misdrijf,
heeft ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en voorhanden gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen en eist dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van het voorarrest, wordt opgelegd.
De onder verdachte in beslag genomen telefoon en simkaart dienen volgens de officier van justitie te worden verbeurdverklaard.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken en heeft verder geen strafmaatverweer gevoerd.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft, in ieder geval, in de periode van 1 september 2021 tot en met 8 september 2021 voorbereidingshandelingen voor mensensmokkel verricht. Hij is op 7 september 2021 van Griekenland naar Luxemburg gevlogen. Verdachte heeft verklaard dat hij in Luxemburg diverse paspoorten en verblijfskaarten in zijn bezit heeft gekregen met het doel om deze op 8 september 2021 weer mee terug te nemen naar Griekenland en over te dragen aan een ander die de documenten zou gaan gebruiken voor, in wezen, het smokkelen van mensen.
Door op deze manier mee te werken aan illegaal verblijf of een illegale doorreis van personen, heeft verdachte het belang van de openbare orde geschonden. Dat belang is gelegen in de mogelijkheid voor de overheid om een gereguleerd asielbeleid te voeren. Die mogelijkheid wordt doorkruist indien personen buiten de reguliere asielmogelijkheden om feitelijk verblijf gaan houden in Nederland of in een van de andere EU-lidstaten. Die doorkruising frustreert niet alleen het gewenste asielbeleid, maar schept ook ongelijkheid ten opzichte van hen die via de reguliere kanalen een asielverzoek doen maar wier verzoek wordt afgewezen.
De rechtbank acht vanuit een oogpunt van vergelding en ter beveiliging van de (internationale) maatschappij een vrijheidsbeneming van langere duur op zijn plaats.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van
30 maanden met aftrek van het voorarrest passend en geboden is. De rechtbank ziet, gelet op de ernst van het feit en de hiervoor genoemde omstandigheden, geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie.
De tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Beslag.

De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen in beslag genomen voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring. De rechtbank acht het niet wettig en overtuigend bewezen dat deze voorwerpen zijn gebruikt in het kader van de thans verweten voorbereidingshandelingen, maar acht het wel voorwerpen die, gelet op de op die voorwerpen aanwezige afbeeldingen, tot het begaan van het misdrijf zijn bestemd.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
33, 33a, 46, 197a Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
voorbereiding van: mensensmokkel, terwijl het feit wordt begaan door meerdere personen.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende (bijkomende) straffen:
Een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 maanden, met aftrekovereenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.

Verbeurdverklaring van de in beslag genomen goederen, te weten:

- 1 telefoontoestel, merk Samsung;
- 1 Simkaart.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S.A.E.M. van Dorst, voorzitter,
mr. C.A. Mandemakers en mr. T. van de Woestijne, leden,
in tegenwoordigheid van mr. T.F.M. Eijkhout , griffier,
en is uitgesproken op 29 december 2021.
de griffier is buiten staat deze
uitspraak te ondertekenen