ECLI:NL:RBOBR:2021:6807
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging Ziektewetuitkering na melding toegenomen arbeidsongeschiktheid en medisch onderzoek
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 27 januari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. I. Winia, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), vertegenwoordigd door mr. T.P.A.W. Hanenberg. Eiseres had een Ziektewet (ZW) uitkering ontvangen, maar het UWV besloot op 17 juni 2019 dat zij per 18 juni 2019 geen recht meer had op deze uitkering. Dit besluit werd in een later besluit van 19 september 2019 bevestigd, waarop eiseres beroep instelde.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV zijn besluit heeft gebaseerd op een zorgvuldig medisch onderzoek. Eiseres had zich op 24 december 2018 opnieuw ziek gemeld, maar het UWV concludeerde dat zij, rekening houdend met haar beperkingen, in staat was om minimaal 65% van haar eerdere inkomen te verdienen. Eiseres betwistte deze conclusie en voerde aan dat haar beperkingen waren onderschat. De rechtbank oordeelde dat het UWV voldoende zorgvuldig had gehandeld en dat de medische rapportages van de verzekeringsarts niet inconsistent waren.
Eiseres verzocht om de benoeming van een onafhankelijke deskundige, maar de rechtbank wees dit verzoek af. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de rapportages van de verzekeringsartsen en dat de geduide functies voor eiseres geschikt waren. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en bevestigde het besluit van het UWV dat eiseres per 18 juni 2019 geen recht meer had op een ZW-uitkering. De uitspraak werd openbaar gedaan op 27 januari 2021.