ECLI:NL:RBOBR:2021:6788

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
27 december 2021
Publicatiedatum
24 december 2021
Zaaknummer
01-009798-21
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een verdachte voor ontuchtige handelingen met een minderjarige leerlinge

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 27 december 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich gedurende bijna twee jaar schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met een leerlinge van de school waar hij werkte. Het slachtoffer was in de betreffende periode tussen de 15 en 17 jaar oud, terwijl de verdachte tussen de 42 en 44 jaar oud was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, door misbruik te maken van zijn positie en de afhankelijkheid van het slachtoffer, meerdere ontuchtige handelingen heeft gepleegd. De verdachte heeft de tenlastelegging erkend en de rechtbank heeft op basis van de bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van de verdachte en het proces-verbaal van aangifte, geoordeeld dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem ten laste gelegde feiten.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, en een taakstraf van 240 uren. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij, die een schadevergoeding van € 8.234,93 vorderde, volledig toegewezen. Dit bedrag bestond uit € 1.734,93 aan materiële schade en € 6.500,00 aan immateriële schade. De rechtbank heeft ook een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, zodat de Staat de schadevergoeding aan het slachtoffer kan bevorderen. De uitspraak is gedaan in het belang van de normhandhaving en om te voorkomen dat de verdachte opnieuw strafbare feiten pleegt. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn deelname aan een behandeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.009798.21
Datum uitspraak: 27 december 2021
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboortedatum] 1973,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 13 december 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 23 november 2021.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij,
meermalen, althans eenmaal,
in of omstreeks de periode van 08 maart 2016 tot en met 30 juni 2018 te 's-Hertogenbosch en/of Waalwijk en/of Oss, in elk geval in Nederland,
door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, een persoon te weten:
[slachtoffer] , geboren op [datum] ,
van wie hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
(telkens) opzettelijk heeft bewogen een of meer ontuchtige handelingen te plegen en/of van verdachte te dulden,
te weten (telkens):
- het (tong)zoenen van die [slachtoffer] en/of
- het vingeren, in elk geval betasten van de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het betasten van het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- het laten aftrekken, in elk geval betasten van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer] en/of
- het (laten) versturen van naaktfoto's door en/of naar die [slachtoffer] en/of
- het brengen van zijn, verdachtes, penis in de mond en/of vagina van die [slachtoffer] ,
en bestaande dat uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht uit (onder meer):
- het (grote) leeftijdsverschil tussen verdachte en die [slachtoffer] en/of
- de afhankelijkheidsrelatie tussen hem, verdachte en die [slachtoffer] en/of
- de kwetsbare positie van die [slachtoffer] .

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Verdachte heeft het ten laste gelegde feit erkend.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
De rechtbank zal, gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De gebezigde bewijsmiddelen:
de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 13 december 2021;
het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] de dato 27 mei 2019, p. 18-27;
het proces-verbaal van verhoor van verdachte de dato 14 december 2020, p. 121.
Nu aangeefster heeft verklaard dat de tenlastegelegde ontuchtige handelingen voor het eerst in september 2016 hebben plaatsgevonden en niet is gebleken dat voordien strafbare handelingen zijn gepleegd, zal de rechtbank verdachte (partieel) vrijspreken voor de periode 8 maart 2016 tot 1 september 2016.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
meermalen,
in de periode van 1 september 2016 tot en met 30 juni 2018 te 's-Hertogenbosch en Waalwijk en Oss,
door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, een persoon te weten:
[slachtoffer] , geboren op [datum] ,
van wie hij, verdachte, wist dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
telkens opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen en van verdachte te dulden,
te weten telkens:
- het (tong)zoenen van die [slachtoffer] en/of
- het vingeren van die [slachtoffer] en/of
- het betasten van het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- het laten aftrekken door die [slachtoffer] en/of
- het (laten) versturen van naaktfoto's door en naar die [slachtoffer] en/of
- het brengen van zijn, verdachtes, penis in de mond en/of vagina van die [slachtoffer] ,
en bestaande dat uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht uit (onder meer):
- het grote leeftijdsverschil tussen verdachte en die [slachtoffer] en
- de afhankelijkheidsrelatie tussen hem, verdachte en die [slachtoffer] en
- de kwetsbare positie van die [slachtoffer] .

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft de oplegging gevorderd van een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Namens verdachte is gepleit voor het opleggen van 1 dag gevangenisstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf en een forse taakstraf.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van bijna twee jaren schuldig gemaakt aan -kort gezegd- het plegen van verregaande ontuchtige handelingen met een leerlinge van de school waar hij destijds werkte, terwijl het slachtoffer in de betreffende periode tussen de 15 en 17 jaar was. Verdachte was in die periode tussen de 42 en 44 jaar.
De rechtbank neemt het verdachte in het bijzonder kwalijk dat hij het minderjarige meisje heeft bewogen tot het verrichten en dulden van de seksuele handelingen, terwijl hij wist dat het slachtoffer een kwetsbaar en (van hem) afhankelijk meisje was dat veel vertrouwen in hem stelde. Verdachte was een luisterend oor voor het slachtoffer, maar heeft op grove wijze misbruik gemaakt van de situatie waarin zij hem als haar steun en toeverlaat beschouwde bij de door haar ervaren problemen. Verdachte heeft zich niets aangetrokken van het feit dat de schoolleiding het contact tussen hem en het slachtoffer heeft verboden, omdat dit ongepast werd geacht. Hoewel verdachte tijdens een gesprek met school had toegezegd ermee te zullen stoppen, zijn de contacten in werkelijkheid juist intensiever geworden en gingen zij gepaard met seksuele handelingen.
Verdachte heeft daarmee een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer en haar lichamelijke integriteit aangetast. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan en in hun gezonde en evenwichtige ontwikkeling. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring blijkt dat dit ook in deze zaak het geval is.
Het minderjarige slachtoffer bevond zich in een afhankelijke positie van verdachte, zij kampte met psychische problemen en zij was weinig weerbaar. Gelet op het grote leeftijdsverschil had verdachte de keuze moeten maken met het contact – en zeker met de seksuele handelingen – te stoppen. Van het slachtoffer kon immers niet worden verwacht dat zij op dat moment de laakbaarheid van het handelen van verdachte en de gevolgen voor zichzelf op de langere termijn van de seksuele ‘relatie’ tussen hen kon overzien.
Sinds de periode waarbinnen de strafbare feiten zijn gepleegd, is geruime tijd verstreken en niet is gebleken dat verdachte zich sindsdien schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten.
Verdachte is uit eigen beweging een behandeling bij Kairos gestart en volgt deze ook thans nog. Hij wil hiermee onder meer een antwoord krijgen op de vraag hoe hij tot zijn handelen heeft kunnen komen. Hiermee zal de rechtbank in het voordeel van verdachte rekening houden bij de strafoplegging.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf met daarbij een taakstraf van de maximale duur.
Echter, de rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de combinatie van straffen die de rechtbank zal opleggen passender is gelet op hetgeen hiervoor ten nadele en ten voordele van verdachte is overwogen.
De rechtbank zal de gevangenisstraf voor een gedeelte voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de gehele vordering toewijsbaar.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft geen van de onderdelen van de vordering betwist.
Beoordeling.
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar.
Met betrekking tot de materiële schade (de posten alternatieve geneeswijze 445,-, eigen risico psychologisch traject 1 € 367,14, eigen risico psychologisch traject 2 € 385,-, eigen rekening traject 1 € 537,79, totaal € 1.734,93), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 november 2021 tot de dag der algehele voldoening.
Met betrekking tot de immateriële schade (€ 6.500,-), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2018 tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Met betrekking tot de materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 november 2021 tot de dag der algehele voldoening.
Met betrekking tot de immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2018 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 248a van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht een persoon van wie hij weet dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen te plegen of zodanige handelingen van hem te dulden, meermalen gepleegd.
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straffen:
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 maandenwaarvan
3 maanden voorwaardelijkmet een proeftijd van 3 jaren;
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
 een
taakstrafvoor de duur van
240 urensubsidiair 120 dagen hechtenis;
legt op de volgende maatregel:
 legt aan de verdachte op de
verplichting tot betaling aan de Staatten behoeve van [slachtoffer] , van een bedrag van
€ 8.234,93, bij gebreke van betaling en verhaal kan
gijzeling worden toegepast van maximaal 76 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit € 1.734,93 materiële schade en € 6.500,00 immateriële schade.
De materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 november 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer] , van een bedrag van
€ 8.234,93, bestaande uit € 1.734,93 materiële schade en € 6.500,00 immateriële schade.
De materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 november 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. G.M. Blanken, voorzitter,
mr. L. Soeteman en mr. W.F. Koolen, leden,
in tegenwoordigheid van mr. H.J.G. van der Sluijs, griffier,
en is uitgesproken op 27 december 2021.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, Zedenlocatie ‘s-Hertogenbosch, genummerd OBRC19098/16, gesloten op 6 januari 2021.