ECLI:NL:RBOBR:2021:6644

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
23 december 2021
Publicatiedatum
22 december 2021
Zaaknummer
01/880112-19
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in ontuchtzaak met minderjarige na onvoldoende bewijs

In de zaak tegen de verdachte, die ten laste was gelegd dat hij op 28 juli 2019 in Valkenswaard ontuchtige handelingen heeft verricht met een minderjarig meisje, heeft de rechtbank Oost-Brabant op 23 december 2021 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het betalen voor seksuele handelingen met een 16-jarig meisje, dat zich beschikbaar stelde voor prostitutie. Tijdens de rechtszitting op 22 november en 9 december 2021 is het bewijs tegen de verdachte besproken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat er onvoldoende wettig bewijs is voor de beschuldigingen. De verklaringen van het slachtoffer waren niet overtuigend genoeg om te bewijzen dat de verdachte zijn penis in de mond van het slachtoffer heeft gebracht of dat er andere ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat het slachtoffer tijdens haar verhoor heeft verklaard dat zij de verdachte heeft geprobeerd te pijpen, maar dat dit niet is gelukt. Bovendien was er geen bewijs dat de verdachte zijn penis door het slachtoffer heeft laten aanraken of betasten.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten en heeft de benadeelde partij, het slachtoffer, niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding. De kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt in deze strafzaak zijn op nihil vastgesteld. Deze uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken, vooral wanneer het gaat om delicten met minderjarigen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/880112-19
Datum uitspraak: 23 december 2021
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren [geboortejaar 1] 1982,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22 november 2021 en 9 december 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 7 juni 2021.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 juli 2019 te Valkenswaard, althans in Nederland, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] , geboren [geboortejaar 2] 2002,
die zich beschikbaar stelde tot het verrichten van een of meer seksuele handelingen met een derde tegen betaling en die de leeftijd van zestien jaren maar nog niet de leeftijd van achttien jaren had bereikt, te weten:
- het brengen en/of houden van zijn (verdachtes) penis in de mond van die [slachtoffer] en/of
- het door die [slachtoffer] laten aanraken en/of betasten van zijn (verdachtes) penis,

althans een of meer ontuchtige handelingen.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak.

Inleiding.
Op 2 augustus 2019 vindt een prostitutiecontrole plaats naar aanleiding van de seksadvertentie op [internetsite 1] van de, volgens die advertentie, 21-jarige [alias slachtoffer] . Door één van de verbalisanten wordt een afspraak met ‘ [alias slachtoffer] ’ gemaakt in een hotel in Eindhoven. ‘ [alias slachtoffer] ’ legitimeert zich bij de controle met een foto op haar telefoon van een paspoort. Later, na onderzoek in het politiesysteem, blijkt dat de politie met de minderjarige [slachtoffer] , verder te noemen [slachtoffer] , te maken had en dat zij een foto van het paspoort van haar meerderjarige zus heeft getoond bij de controle. Ten tijde van de prostitutiecontrole was [slachtoffer] 16 jaar.
Vervolgens is nader onderzoek verricht, met name aan de telefoon van [slachtoffer] . Uit dit onderzoek zijn in totaal 27 verdachten naar voren gekomen. [slachtoffer] heeft tegen deze verdachten geen aangifte willen doen, maar is wel meerdere malen gehoord over deze verdachten. Tijdens de verhoren heeft [slachtoffer] verklaard dat zij vrijwillig in de prostitutie werkt en dat zij eerst via [internetsite 2] in contact kwam met sommige klanten en sinds kort een advertentie heeft op [internetsite 1] . Ook verklaarde zij dat zij verschillende werknamen heeft gebruikt, dat zij altijd tegen haar klanten via [internetsite 2] zei dat ze 18 of 19 jaar oud was en dat bij haar advertentie op [internetsite 1] de leeftijd van 21 jaar stond vermeld. Uiteindelijk zijn er 21 verdachten vervolgd, onder wie verdachte.
Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij heeft betaald voor het door [slachtoffer] laten verrichten van ontuchtige handelingen, bestaande uit het zich laten pijpen en het aanraken en/of betasten van zijn penis op 28 juli 2019 in Valkenswaard.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht hetgeen aan de verdachte ten laste is gelegd wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het hem ten laste gelegde feit heeft begaan.
De verdediging heeft betoogd dat op basis van het dossier niet is komen vast te staan dat verdachte een seksafspraak met [slachtoffer] heeft gehad dan wel dat tijdens deze afspraak ontuchtige handelingen, zoals ten lastegelegd, zouden zijn verricht door [slachtoffer] bij verdachte, nu [slachtoffer] heeft verklaard dat zij verdachte heeft ‘geprobeerd te pijpen’ en zij niet heeft verklaard over het betasten van de penis van verdachte.
Het oordeel van de rechtbank.
Uit de inhoud van het strafdossier leidt de rechtbank af dat verdachte via de website [internetsite 1] in contact is gekomen met [slachtoffer] . Er vindt Whatsapp-contact plaats met [slachtoffer] en een telefoonnummer dat geregistreerd staat op de naam van het eenmansbedrijf van verdachte. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat verdachte degene is die berichten met dit telefoonnummer heeft verzonden. Vervolgens wordt door verdachte een afspraak gemaakt met [slachtoffer] om elkaar te ontmoeten op 28 juli 2019 in Valkenswaard.
Door [slachtoffer] is verklaard dat zij door verdachte in Valkenswaard is opgehaald en dat de afspraak een
cardatebetrof. Zij verklaart verder dat zij heeft geprobeerd verdachte te pijpen, maar dat dit niet is gelukt, aangezien verdachte geen stijve penis kreeg, Ten slotte verklaart zij dat verdachte haar 170 euro heeft betaald.
Verder blijkt uit de chatgesprekken van 28 juli 2019 dat verdachte en [slachtoffer] elkaar proberen te ontmoeten op de afgesproken locatie. Verdachte stuurt daarbij een foto van de locatie waar hij staat te wachten. [slachtoffer] vraagt hem zijn live-locatie te delen en de koplampen van zijn auto aan te doen, zodat zij hem kan vinden. Kort daarna stopt het Whatsappgesprek.
Verdachte heeft bij het verhoor bij de politie en de behandeling ter terechtzitting een beroep gedaan op zijn zwijgrecht.
Anders dan de officier van justitie en met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende wettig bewijs bestaat voor hetgeen ten laste is gelegd aan verdachte. Zij overweegt daartoe het volgende.
Uit de Whatsapp-gesprekken blijkt dat een afspraak tussen verdachte en [slachtoffer] heeft plaatsgevonden, aangezien uit de chats naar voren komt dat verdachte en [slachtoffer] naar elkaar op zoek zijn waarna het Whatsapp-contact abrupt ten einde komt nadat verdachte een live-locatie heeft gedeeld en zijn koplampen heeft aangedaan. Hieruit maakt de rechtbank op dat verdachte en [slachtoffer] elkaar hebben kunnen vinden.
[slachtoffer] verklaart tijdens haar verhoor dat verdachte bijna een uur lang aan het praten was en dat zij geen seks met hem heeft gehad. Verder verklaart zij: ‘Ik heb hem geprobeerd om te pijpen maar hij werd niet stijf, hij is er niet eens in geweest, hij werd niet stijf. Ik kon niet eens een condoom bij hem omdoen’. Daar komt nog bij dat uit de chatgesprekken blijkt dat [slachtoffer] geen seksuele handelingen verricht zonder gebruik van een condoom.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet is komen vast te staan dat verdachte zijn penis in de mond van [slachtoffer] heeft gebracht en/of gehouden.
Daarnaast kan de rechtbank op basis van het onderhavige dossier niet vaststellen dat de andere concreet ten laste gelegde ontuchtige handeling, namelijk het aanraken en/of betasten van de penis van verdachte door [slachtoffer] , dan wel enige andere ontuchtige handeling heeft plaatsgevonden. De door [slachtoffer] afgelegde verklaring geeft onvoldoende inzicht in de feitelijke handelingen die zij bij verdachte heeft verricht, nu zij niets heeft verklaard over het aanraken dan wel betasten van de penis van verdachte. Ook heeft er geen Whatsapp-contact na de afspraak plaatsgevonden waaruit kan worden opgemaakt dat [slachtoffer] enige ontuchtige handeling heeft verricht.
Alles overwegende acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte ten laste is gelegd, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij vordert een bedrag van € 1.000,- aan immateriële schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Nu verdachte van het hem ten laste gelegde feit wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De rechtbank zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten, door de verdachte in deze strafzaak gemaakt, als na te melden.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

Spreekt verdachte vrij van hetgeen hem ten laste is gelegd.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] :
Bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten, door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. T. Kraniotis, voorzitter,
mr. J.H.P.G. Wielders en mr. A.E. de Kryger, leden,
in tegenwoordigheid van mr. F.H.R.M. Robbers, griffier,
en is uitgesproken op 23 december 2021.