Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.De procedure
2.De beoordeling
3.De beslissing
geenrechtsmiddel open (artikel 39 lid 5 Rv).
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 7 december 2021 een beslissing genomen over een wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr. A.G.M.H. Bennenbroek, die als kantonrechter betrokken was bij de behandeling van een civiele procedure. Het wrakingsverzoek werd ingediend op 6 december 2021, voorafgaand aan een geplande mondelinge behandeling op 8 december 2021. De rechtbank heeft vastgesteld dat er eerder een wrakingsverzoek was afgewezen, waarbij was bepaald dat een volgend verzoek niet in behandeling zou worden genomen wegens misbruik van het wrakingsinstrument. Dit was het geval in een eerdere beslissing van 11 juni 2020, waarin het verzoek van de verzoeker werd afgewezen en een nieuw verzoek niet in behandeling zou worden genomen. De rechtbank concludeert dat het huidige wrakingsverzoek moet worden aangemerkt als een volgend verzoek in de zin van het wrakingsprotocol, waardoor het niet-ontvankelijk wordt verklaard. De beslissing is genomen door de meervoudige wrakingskamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, en is in aanwezigheid van de griffier gegeven. Tegen deze beslissing staat rechtsmiddel open volgens artikel 39 lid 5 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.