ECLI:NL:RBOBR:2021:6534

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
24 november 2021
Publicatiedatum
16 december 2021
Zaaknummer
C/01/364866 FA RK 20-5710
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheidingsprocedure met verzoek tot terugverhuizing van de vrouw met kinderen naar de echtelijke woning

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 24 november 2021 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw, waarbij de man verzocht om als nevenvoorziening te bepalen dat de vrouw met de kinderen terug moet verhuizen naar de echtelijke woning. De man stelde dat de vrouw zonder overleg met hem was verhuisd naar de omgeving van [plaats1], wat de zorgregeling tussen hem en de kinderen negatief beïnvloedde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man en vrouw gehuwd zijn en dat zij samen de zorg hebben voor hun minderjarige kinderen. De rechtbank oordeelde dat de vrouw ten onrechte had nagelaten om overleg te plegen met de man over haar verhuizing en dat dit in strijd was met de belangen van de kinderen. De rechtbank heeft de echtscheiding uitgesproken en bepaald dat de vrouw met de kinderen uiterlijk voor het einde van de kerstvakantie 2021/2022 terug moet verhuizen naar [plaats]. De rechtbank heeft het verzoek van de man om een dwangsom te verbinden aan de terugverhuizing afgewezen, omdat dit de verhouding tussen partijen verder zou verscherpen, wat niet in het belang van de kinderen is. De rechtbank heeft beide partijen erop gewezen dat zij hun ouderlijke verantwoordelijkheden moeten nemen en samen moeten werken aan een verbetering van hun communicatie en verstandhouding.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
locatie 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rekestnummer: C/01/364866 / FA RK 20-5710
Beschikking d.d. 24 november 2021 betreffende de echtscheiding
in de zaak van:
[verzoeker] ,
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. J. El Hannouche, gevestigd te Utrecht,
tegen
[verweerder] ,
wonende te [plaats1] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. F.J.J. Baars, gevestigd te Alkmaar.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van de man, ingekomen op 10 november 2020;
- het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek;
- het verweerschrift op het zelfstandig verzoek;
- de correspondentie waaronder:
 een brief met bijlagen d.d. 30 september 2021 van mr. Baars;
 een brief met bijlagen d.d. 4 oktober 2021 van mr. El Hannouche;
 een brief met bijlagen d.d. 7 oktober 2021 van mr. El Hannouche;
 een brief met bijlagen d.d. 9 oktober 2021 van mr. El Hannouche.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 oktober 2021.
Verschenen zijn: partijen bijgestaan door hun advocaten.
1.3.
Hoewel behoorlijk opgeroepen is namens de raad voor de kinderbescherming niemand op de mondelinge behandeling verschenen.

2.De beoordeling

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd op [huwelijksdatum] te [huwelijksplaats] .
2.2.
De minderjarige kinderen van partijen zijn:
- [naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;
- [naam minderjarige1] , geboren op [geboortedatum1] te [geboorteplaats] .
2.3.
Beide partijen hebben zowel de Nederlandse als de Marokkaanse nationaliteit, zodat de zaak een internationaal privaatrechtelijk karakter heeft.
2.4.
Scheiding
2.4.1.
Partijen hebben verzocht de echtscheiding tussen hen uit te spreken. Zij hebben gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht.
2.4.2.
Nu ten tijde van de indiening van het verzoekschrift beide partijen in ieder geval de Nederlandse nationaliteit bezaten, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe om te oordelen over het verzoek tot echtscheiding.
2.4.3.
Op grond van artikel 10:56 van het Burgerlijk Wetboek is Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding van toepassing.
2.4.4.
Op grond van artikel 815, lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), voor zover hier van belang, dient een (inleidend) verzoekschrift tot echtscheiding een ouderschapsplan te bevatten ten aanzien van de minderjarige kinderen van partijen over wie zij al dan niet gezamenlijk het gezag uitoefenen. Nu het ouderschapsplan in de wet is geformuleerd als een processuele eis bij een verzoek tot echtscheiding heeft de rechtbank de bevoegdheid een echtgenoot in het verzoek tot echtscheiding niet-ontvankelijk te verklaren, tenzij er redenen zijn om aan te nemen dat het ouderschapsplan redelijkerwijs niet kan worden overgelegd (artikel 815, lid 6 Rv).
2.4.5.
Door partijen is geen ouderschapsplan overeenkomstig artikel 815, lid 2 Rv overgelegd. Zoals hierna zal blijken hebben partijen een fundamenteel geschil over de invulling van de zorgregeling in relatie tot de woonplaats van de vrouw met de kinderen.
De rechtbank is van oordeel dat partijen op dit moment redelijkerwijs niet in staat zijn om een door beiden akkoord bevonden ouderschapsplan over te leggen. De rechtbank zal partijen ontvangen in het verzoek tot echtscheiding.
2.4.6.
Het verzoek tot echtscheiding zal, als op de wet gegrond, worden toegewezen.
2.5.
Terug verhuizing vrouw
2.5.1.
De man heeft verzocht te bepalen dat de vrouw binnen vier weken na datum van deze beschikking met de kinderen dient terug te verhuizen naar de echtelijke woning in [plaats] onder verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per dag of dagdeel dat de vrouw in gebreke blijft daaraan te voldoen, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen dwangsom, tot een maximum van € 10.000,00.
2.5.2.
De man stelt, met verwijzing naar de jurisprudentie, dat er geen noodzaak was voor de vrouw om te verhuizen met de kinderen en dat deze verhuizing niet is doordacht en voorbereid. Volgens de man heeft de vrouw hem voorgehouden dat zij met de kinderen drie weken op vakantie zou gaan bij haar ouders, maar zij is na die drie weken niet teruggekeerd. Zonder overleg met de man heeft zij er voor gekozen om in (de omgeving van) [plaats1] te gaan wonen en heeft zij de kinderen op een plaatselijke school ingeschreven. De vrouw heeft geen rekening gehouden met de belangen van de man op onbeperkt contact met de kinderen. Door de reisafstand wordt de zorgregeling tussen de man en de kinderen beperkt.
Het is in het belang van de kinderen dat zij kunnen opgroeien in hun vertrouwde omgeving. Door de verhuizing is hun sociale leven verstoord en weggevallen. De man heeft de echtelijke woning verlaten, zodat de vrouw met de kinderen in die woning kan gaan wonen. Als de vrouw wederom haar intrek neemt in de echtelijke woning is een normale zorgregeling mogelijk tussen de man en de kinderen. Voor de verdere ontwikkeling van de kinderen is het van belang dat zij in de nabijheid van hun vader wonen.
Volgens de man weigert de vrouw een compensatie te bieden in de vorm van een ruime zorgregeling en weigert zij een aandeel te leveren in het halen en brengen van de kinderen, waardoor de gevolgen van de verhuizing van de vrouw met de kinderen volledig voor rekening van de man komen.
2.5.3.
De vrouw heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de man. De vrouw stelt dat de jurisprudentie waarnaar de man verwijst geen toepassing kan vinden in deze zaak. Deze jurisprudentie heeft betrekking op omgangscontacten na een scheiding, waarbij problemen ontstaan als de partner bij wie de kinderen hoofdverblijf hebben een nieuwe partner krijgt. In het onderhavige geval is sprake van een scheidingsproblematiek, waarvoor partijen een gezamenlijke verantwoordelijkheid dragen om daarvoor een oplossing te vinden. De vrouw heeft daarbij een keuze moeten maken en is bij haar familie in de omgeving van [plaats1] gaan wonen, waar partijen voorheen ook woonden. Voorts stelt de vrouw dat door tijdsverloop sprake is van een situatie waarin de kinderen inmiddels gewend zijn aan hun nieuwe woonomgeving. Het is in het belang van de kinderen dat die situatie kan voortduren.
2.5.4.
De rechtbank overweegt als volgt.
Nu de gewone verblijfplaats van de minderjarigen in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar het recht van Nederland te beslissen op het verzoek tot vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen.
2.5.5.
Op grond van het bepaalde in artikel 1:253a Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechtbank in een geschil over de verhuizing van een ouder met de kinderen over wie de ouders het gezamenlijk gezag hebben een zodanige beslissing nemen als de rechtbank in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Uit vaste jurisprudentie volgt dat, hoezeer het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn, bij de te verrichten afweging van belangen, andere belangen zwaarder kunnen wegen.
2.5.6.
De rechtbank zal bij de beslissing alle omstandigheden van het geval in acht dienen te nemen, waaronder:
  • de noodzaak om te verhuizen;
  • de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
  • de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarige en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
  • de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
  • de rechten van de andere ouder en de minderjarige op onverminderd contact met elkaar in een vertrouwde omgeving;
  • de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
  • de frequentie van het contact tussen de minderjarige en de andere ouder voor en na de verhuizing;
  • de leeftijd van de minderjarige, zijn mening en de mate waarin de minderjarige geworteld is in zijn omgeving of juist extra gewend is aan verhuizingen;
  • de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
2.5.7.
Anders dan de vrouw meent is de rechtbank van oordeel dat de lijn in de jurisprudentie omtrent een verhuizing van een gezagsouder met de kinderen eveneens van toepassing is in het onderhavige geval. De vraag naar de aard en de omvang van omgangscontacten is niet leidend. Dit is enkel een, niet onbelangrijk, gevolg van een verhuizing dat in de beoordeling moet worden betrokken. Van belang is dat er sprake is van twee ouders die samen het gezag hebben over hun kinderen. Zij hebben samen een wederzijdse plicht om de banden van het kind met de andere ouder te bevorderen, waarmee de andere ouder ook een corresponderend recht heeft. Dit is juist van belang bij een echtscheiding en voor de wetgever reden geweest een ouderschapsplan verplicht te stellen. Het ligt dan ook op de weg van beide ouders om afspraken te maken over hun kinderen. De keuzevrijheid, zoals de vrouw die benoemt, wordt dan ook begrensd indien dit leidt tot een beperking van het recht van de man om een goede band met zijn kinderen te behouden. Dit gaat verder dan alleen omgangscontacten. Dit leidt geen uitzondering indien sprake is van een tijdelijke oplossing in het kader van een echtscheiding.
2.5.8.
De rechtbank overweegt dat beide partijen uitgebreid standpunten innemen over de feiten en omstandigheden die ertoe hebben geleid dat zij vanuit de regio [plaats1] naar de regio [plaats2] zijn verhuisd, over de feiten en omstandigheden die hebben geleid tot de relatiebreuk en over de feiten en omstandigheden waaronder de vrouw de echtelijke woning heeft verlaten en naar de regio [plaats1] is vertrokken. Deze standpunten staan haaks op elkaar. Beide partijen hebben een eigen beleving over die omstandigheden.
2.5.9.
De noodzaak om te verhuizen is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Door de vrouw is op de mondelinge behandeling enkele malen gerefereerd aan mishandeling. De man betwist dit en door de vrouw wordt van haar stelling geen nadere onderbouwing gegeven of stukken in het geding gebracht. Duidelijk is dat de echtelijke woning in [plaats] voor de vrouw beschikbaar was en is. Dat de vrouw niet in die woning wil blijven wonen is een keuze die voor haar rekening moet komen. De vrouw heeft er geen blijk van gegeven dat zij zich heeft ingespannen om in [plaats] of omgeving te zoeken naar woonruimte, teneinde de contacten tussen de man en de kinderen te waarborgen. Integendeel, zij zoekt definitieve woonruimte in de omgeving van [plaats1] . Het is wellicht voor de vrouw een logische keuze om naar de omgeving van [plaats1] terug te keren omdat het gezin daar in het verleden ook heeft gewoond en haar familie daar nog woont, maar dit noodzaakt op zichzelf genomen niet tot een verhuizing.
2.5.10.
Uit de verklaring van de vrouw op de mondelinge behandeling blijkt dat zij op enig moment de man heeft medegedeeld dat zij naar haar ouders ging. Of dit in het kader van de vakantie is gebeurd, zoals de man stelt, of dat dit definitief was, zoals de vrouw stelt kan uit de verklaringen van partijen niet worden vastgesteld. Vast staat wel dat de vrouw geen overleg heeft gehad met de man over een definitief vertrek naar de regio [plaats1] en de gevolgen daarvan voor het contact tussen de man en de kinderen. Zij heeft van de man geen toestemming gekregen om zich definitief met de kinderen in de regio [plaats1] te vestigen. Gelet op de eisen die op grond van jurisprudentie aan een verhuizing worden gesteld is de enkele mededeling “ik vertrek” of woorden van gelijke strekking niet voldoende. Het had op de weg van de vrouw gelegen om daarover met de man in overleg te treden en de gevolgen van de verhuizing met hem te bespreken. Zo de man niet zou instemmen had het op de weg van de vrouw gelegen vervangende toestemming te vragen aan de rechter. De rechtbank merkt op dat de vrouw ook in de onderhavige procedure geen verzoek tot vervangende toestemming heeft gedaan. De rechtbank is van oordeel dat op deze wijze geen sprake kan zijn van een doordachte en goede voorbereide verhuizing, gelet zowel op de belangen van de man als van de kinderen.
2.5.11.
Samenhangend met de verhuizing zijn partijen verwikkeld in een discussie over de zorgregeling. In het kader van de voorlopige voorzieningen hebben zij via mediation een vaststellingsovereenkomst gesloten. Echter, over de uitleg van die overeenkomst is een discussie ontstaan. Op grond van de eigen keuze van de vrouw is sprake van een enkele reisafstand van 163 kilometer, zoals door de man is gesteld. Daarnaast is sprake van schoolgaande kinderen. Dit betekent, vanuit de situatie dat de kinderen bij de vrouw wonen, dat er geen ruimte is om de omgangscontacten met de man uit te breiden met meer omgangscontacten op doordeweekse dagen. In het kader van de omgangscontacten streeft de vrouw in feite een tweewekelijkse weekendregeling na en gedeelde vakanties en feestdagen, enkele uitzonderingen daargelaten. Voorheen had de man dagelijks contact met de kinderen. De zorgregeling die de vrouw thans nastreeft doet dan ook geen recht aan de situatie die voorheen bestond. Daarbij moet in aanmerking worden genomen dat de uitvoering van de zorgregeling, er van uitgaande dat de vrouw in de regio [plaats1] woont, een lange reistijd met zich meebrengt die de kwalitatieve tijd die de man met de kinderen kan doorbrengen vermindert. Daar zou verandering in kunnen worden gebracht als de vrouw een deel van het halen en brengen voor haar rekening kan nemen en de daarmee gepaard gaande kosten, maar de vrouw is daartoe vooralsnog niet toe bereid gebleken. De vrouw heeft na de overeengekomen zorgregeling in de voorlopige voorzieningen procedure geen overleg gezocht en gehad met de man over de definitieve zorgregeling. Er is dan ook niet gebleken dat de vrouw de man alternatieven heeft aangeboden ter compensatie of verzachting van de verhuizing door de vrouw.
2.5.12.
Aannemelijk is dat de kinderen in [plaats] geworteld waren. Door de man is onweersproken gesteld dat de kinderen diverse sporten beoefenden en ook Arabisch onderwijs hadden en om die reden ook vriendjes en vriendinnetjes hadden. Het is ook aannemelijk dat de kinderen in de regio [plaats1] inmiddels vriendjes en vriendinnetjes hebben. De vraag is dan ook of van de kinderen verlangd kan worden dat zij wederom terugverhuizen en of dit ook in hun belang is. Daarmee hangt samen de stelling van de vrouw dat door tijdsverloop inmiddels een andere situatie is ontstaan, omdat zij al meer dan een jaar in de regio [plaats1] woont.
De rechtbank is van oordeel dat enkel tijdsverloop geen afbreuk kan doen aan het voorgaande. De man heeft aangetoond dat hij het van aanvang af niet eens was met de definitieve verhuizing van de vrouw naar de regio [plaats1] . In diverse procedures heeft de man gevorderd dat de vrouw terug moest verhuizen naar [plaats] . Uit de vaststellingsovereenkomst die in het kader van de voorlopige voorzieningen is gemaakt blijkt dat er ook is geprocedeerd in hoger beroep bij het gerechtshof Amsterdam. De vrouw kon er dan ook niet op vertrouwen dat de man alsnog zou berusten in de verhuizing.
2.5.13.
Uit de stellingen van partijen kan worden afgeleid dat zij eerder zijn verhuisd, namelijk van [plaats] naar de regio [plaats1] . Ook na het vertrek van de vrouw hebben de kinderen op meerdere adressen gewoond, eerst bij de ouders van de vrouw en daarna bij haar broer. Door de man is onweersproken gesteld, dat de kinderen opnieuw zullen moeten verhuizen buiten de regio [plaats1] als de vrouw een woning krijgt toegewezen, gelet op de plaatsen waar zij staat ingeschreven. Er is in dit verband dan ook geen sprake van een eindsituatie voor de kinderen. Door de vrouw is gesteld dat de kinderen van de verhuizing vanuit [plaats] naar de regio [plaats1] weinig last hebben gehad. Dat betekent naar het oordeel van de rechtbank dat zij ook van een terug verhuizing naar [plaats] slechts minimaal hinder hoeven te hebben.
2.5.14.
Dat de kinderen behoefte hebben aan begeleiding is duidelijk en heeft meerdere oorzaken. Op de mondelinge behandeling is gesproken over behandeling van de kinderen door een psycholoog. Over de reden waarom de kinderen naar een psycholoog moeten verschillen partijen ook van mening. De rechtbank stelt vast dat de ouders niet in staat zijn om met elkaar te communiceren over de kinderen. Dit wordt naar het oordeel van de rechtbank bemoeilijkt door de afstand tussen de woonplaatsen van beide ouders. Het is voor de man nagenoeg onmogelijk om de kinderen te begeleiden en op te vangen als dat nodig is. Door de man is in dit verband ook onweersproken gesteld dat het voor hem bijvoorbeeld onmogelijk is om ouderavonden te bezoeken. In dat verband verschillen partijen ook van mening over de rol die de man had bij de opvoeding van de kinderen. Wat daar ook van zij, de echtscheiding brengt daarin hoe dan ook al een wijziging en het is een taak van beide ouders om daarover afspraken te maken. Nu de vrouw is vertrokken, had het op de weg van de vrouw gelegen het overleg met de man aan te gaan over de invulling van zijn zorgtaken.
2.5.15.
De rechtbank is, alle belangen afwegend, van oordeel dat de vrouw ten onrechte heeft nagelaten om het overleg met de man aan te gaan over haar (definitieve) verhuizing naar [plaats1] en de gevolgen daarvan voor de zorgregeling tussen de man en de kinderen te bespreken. De vrouw moet dan ook met de kinderen terugverhuizen naar [plaats] . Zoals de vrouw op de mondelinge behandeling is medegedeeld dient de terug verhuizing uiterlijk in de kerstvakantie 2021/2022 te worden geëffectueerd. De kerstvakantie eindigt op 9 januari 2022.
Het verzoek van de man om een dwangsom te verbinden aan het bevel tot terug verhuizing wordt afgewezen. Dit zet de verhouding tussen partijen verder op scherp, hetgeen niet in het belang van de kinderen is.
2.5.16.
In de vaststellingsovereenkomst zijn partijen overeengekomen dat zij nadat de rechter een oordeel heeft gegeven over de terug verhuizing opnieuw met elkaar in gesprek gaan onder begeleiding van de mediator om definitieve afspraken te maken. De rechtbank is van oordeel dat beide partijen aan de afspraak kunnen worden gehouden. Dit betekent dat de rechtbank iedere verdere beslissing in deze zaak zal aanhouden tot de hierna te melden pro forma datum in afwachting van het verdere verloop van de procedure en de gesprekken bij de mediator. De rechtbank wijst beide partijen op hun ouderlijke verantwoordelijkheid die hen verplicht om samen te werken aan een verbetering van hun verstandhouding en communicatie en daarbij rekening te houden met elkaars belangen en de belangen van de kinderen.
2.5.17.
De rechtbank wijst partijen er op dat de zorgregeling zoals door partijen is overeengekomen bij de mediator en vastgelegd in de vaststellingsovereenkomst blijft doorlopen.
2.5.18.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de beslissing ten aanzien van de terug verhuizing niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Er zijn geen omstandigheden gesteld die daartoe zouden moeten leiden.
2.6.
Proceskosten
2.6.1.
Gelet op de aard van de procedure zal de rechtbank bepalen dat tot op heden elk van de partijen de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd te [huwelijksplaats] op [huwelijksdatum] ;
3.2.
bepaalt dat de vrouw met de kinderen uiterlijk voor het einde van de kerstvakantie 2021/2022, 9 januari 2022, met de kinderen terug moet verhuizen naar [plaats] ;
3.3.
verklaart de beslissing onder 3.2. uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst het verzoek van de man om aan de veroordeling onder 3.2. een dwangsom te verbinden af;
3.5.
houdt iedere beslissing
pro formaaan tot
24 februari 2022en verzoekt beide advocaten de rechtbank
uiterlijk 17 februari 2022over de stand van zaken en het vervolg van deze procedure;
3.6.
bepaalt dat elke partij de eigen kosten van deze procedure tot op heden draagt;
Deze beschikking is gegeven door mr. F.E. Roll, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 24 november 2021.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden en overeenkomstig artikel 820 lid 2 Rv openlijk bekend is gemaakt.