ECLI:NL:RBOBR:2021:6399

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
8 december 2021
Publicatiedatum
9 december 2021
Zaaknummer
C/01/376278 / HA ZA 21-775
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

WAMCA-procedure en ontvankelijkheid in collectieve actie na fout in publicatiedatum

In deze zaak, die zich afspeelt in het civiele recht, hebben de vakbonden FNV en CNV op 5 november 2021 een dagvaarding uitgebracht tegen XPO Supply Chain Netherlands III B.V. De dagvaarding was gericht tegen een gedaagde die gevestigd is in Eindhoven. De zaak betreft een collectieve actie die is ingesteld na de inwerkingtreding van de Wet Afwikkeling Massaschade in Collectieve Actie (WAMCA) en heeft betrekking op gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden na 15 november 2016. De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van de eisers beoordeeld in het kader van artikel 1018c lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).

Bij de indiening van de dagvaarding is er een fout gemaakt door het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak, waarbij de publicatiedatum in het centraal register voor collectieve vorderingen ten onrechte als 26 oktober 2021 is genoteerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding op 5 november 2021 ter griffie is ingediend en dat de eisers dit met bewijsstukken hebben onderbouwd. De rechtbank concludeert dat aan de vereisten van artikel 1018c lid 2 Rv is voldaan en dat er geen grond is voor niet-ontvankelijkheid.

De rechtbank heeft de zaak verwezen naar de rol van 9 februari 2022 voor beraad over de voortgang van de procedure en heeft de griffier opgedragen om aantekening te maken van dit vonnis in het centraal register voor collectieve vorderingen. Dit vonnis is uitgesproken in het openbaar op 8 december 2021 door rechter M.E. Bartels.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats Eindhoven
zaaknummer / rolnummer: C/01/376278 / HA ZA 21-775
Vonnis van 8 december 2021
in de zaak van
1. de vereniging
FEDERATIE NEDERLANDSE VAKBEWEGING(hierna: FNV)
,
gevestigd te Utrecht,
2. de vereniging
CNV VAKMENSEN(hierna: CNV),
gevestigd te Utrecht,
eiseressen,
advocaat mr. M.H.D. Vergouwen te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
XPO SUPPLY CHAIN NETHERLANDS III B.V.,
gevestigd te Eindhoven,
gedaagde,
advocaat mr. R.J.C. Brouwer te Venlo.

1.De procedure

1.1.
Op 5 november 2021 hebben FNV en CNV een dagvaarding uitgebracht aan XPO Supply Chain Netherlands III B.V.. Zij hebben haar gedagvaard tegen 17 november 2021. Het exploot van de dagvaarding is op 5 november 2021 bij de griffie ingediend.
1.2.
De dagvaarding is aangetekend in het in artikel 3:305a lid 7 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bedoelde centraal register voor collectieve vorderingen. In dat register is (aanvankelijk) als datum van aantekening vermeld 26 oktober 2021.
1.3.
Bij brief van 17 november 2021 heeft de rechtbank partijen gelegenheid geboden zich uit te laten over de ontvankelijkheid van FNV en CNV in het kader van het bepaalde in artikel 1018c lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
1.4.
Bij afzonderlijke brieven van 22 november 2021 hebben partijen zich hierover uitgelaten.
1.5.
Tenslotte is een datum voor vonnis bepaald.

2.De overwegingen

2.1.
Deze zaak betreft een collectieve actie die is ingesteld na 1 januari 2020 en betrekking heeft op gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden na 15 november 2016. In deze zaak zijn daarop de artikelen 3:305a BW en 1018b e.v. Rv van toepassing zoals die zijn ingevoerd door de Wet Afwikkeling Massaschade in Collectieve Actie (WAMCA).
2.2.
In artikel 1018c lid 2 Rv is op straffe van niet ontvankelijkheid voorgeschreven dat het exploot van dagvaarding ter griffie wordt ingediend binnen twee dagen na de dagvaarding, onder gelijktijdige aantekening van de dagvaarding in het centraal register voor collectieve acties als bedoeld in artikel 3:305a lid 7 BW (hierna: het register).
2.3.
Na binnenkomst van de dagvaarding heeft de rechtbank het register geraadpleegd en vastgesteld dat een exemplaar van de dagvaarding daar stond aangetekend. Bij die aantekening in het register stond de datum 26 oktober 2021 vermeld, waaruit de rechtbank toen heeft geconcludeerd dat de aantekening in het register in afwijking van het bepaalde in artikel 1018c lid 2 Rv reeds 10 dagen vóór de datum van de dagvaarding en de indiening daarvan ter griffie had plaatsgevonden. De rechtbank heeft hierin aanleiding gezien partijen te vragen zich uit te laten over de ontvankelijkheid gelet op artikel 1018c lid 2 Rv.
2.4.
In hun brief van 22 november 2021 hebben FNV en CNV gemeld dat zij de dagvaarding niet op 26 oktober 2021 maar pas op 5 november 2021 aan het register hebben aangeboden, maar dat in het register per abuis de datum van 26 oktober 2021 als publicatiedatum is vermeld. FNV en CNV stellen dat dit berust op een fout van het register en zij hebben dit met stukken onderbouwd.
2.5.
Uit de door FNV en CNV overgelegde stukken, waaronder berichten van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR) van 5 en 19 november 2021, blijkt naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam dat FNV en CNV de dagvaarding op 5 november 2021 ter plaatsing in het register hebben aangeboden en dat deze dagvaarding op diezelfde dag is ontvangen en in het register is geplaatst. De rechtbank stelt vast dat de vermelding van de publicatiedatum 26 oktober 2021 een fout moet zijn geweest van het LDCR. Deze fout is inmiddels hersteld en in het register staat nu de datum 5 november 2021 vermeld.
2.6.
De rechtbank concludeert dat aan de voorschriften van artikel 1018c lid 2 Rv is voldaan. Voor een niet ontvankelijkverklaring ziet de rechtbank geen grond.
2.7.
De behandeling van de zaak zal worden voortgezet nadat de in artikel 1018d lid 1 Rv bedoelde termijn is verlopen.
2.8.
De rechtbank zal de griffier opdragen van dit vonnis aantekening te maken in het centraal register voor collectieve vorderingen. Voor beslissingen op de voet van artikel 1018c lid 2 Rv schrijft de wet aantekening in dit register weliswaar niet voor, maar gelet op de aard en het doel van het register acht de rechtbank aantekening hiervan geboden.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
verwijst de zaak naar de rol van 9 februari 2022 voor beraad voortgang procedure,
3.2.
draagt de griffier op van dit vonnis aantekening te maken in het centraal register voor collectieve vorderingen,
3.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Bartels en in het openbaar uitgesproken op 8 december 2021.