Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
uitspraak van de meervoudige kamer van 3 december 2021 in de zaak tussen
[naam] , te [vestigingsplaats] , eiseres
het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Brabant, verweerder
mr. A. Speekenbrink).
[naam], te [vestigingsplaats] (vergunninghoudster), gemachtigde: mr. L. Bier.
Procesverloop
[naam] en [naam] verschenen.
25 februari 2021 (verder: het herstelbesluit). Daarbij heeft hij het bestreden besluit gewijzigd, in die zin dat hij tevens toestemming heeft verleend als bedoeld in
artikel 2.1, onder i, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), in samenhang met artikel 2.2aa van het Besluit omgevingsrecht (Bor).
Overwegingen
1 juli 2015. Verweerder kon evenmin volstaan met een verwijzing naar het Programma Aanpak Stikstof en daarom is het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd.
artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zich tegen een inhoudelijke behandeling van deze beroepsgrond.”
- In de passende beoordeling wordt voor het habitattype ‘oude eikenbossen’ aangegeven dat de landelijke staat van instandhouding matig ongunstig is en dat stikstofdepositie bij dit habitattype leidt tot verruiging en vergrassing. Daarna worden de beheermaatregelen beschreven. In het Natura 2000-gebied Kampina hebben de ‘oude eikenbossen’ een kleine oppervlakte van 0,7 hectare, zijn er geen knelpunten en ondanks de overschrijding van de kritische depositiewaarde wordt aangegeven dat de bijdrage van de voorgenomen activiteit dermate gering is dat de realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen niet in gevaar komt. Uit de aanvullende passende beoordeling blijkt dat volgens de gebiedsanalyse uit de PAS de oppervlakte gelijk is gebleven, de kwaliteit matig is en dat er sprake is van een stabiele tot afnemende kwaliteit.
- In de passende beoordeling uit 2014 staat bij het habitattype ‘droge heiden’ in de Kampina de staat in 2014 beschreven, de knelpunten (opslag van bos en veel recreatie) en de beheermaatregelen (kappen bos, begrazing en aanpassen van de ontsluiting ter beperking van de recreatie). De kritische depositiewaarde wordt overschreden maar in de passende beoordeling wordt geconstateerd dat de bijdrage als gevolge van de TRI dermate gering is dat deze niet zal leiden tot meetbare effecten en geen invloed heeft op de plagfrequentie. Uit de aanvullende passende beoordeling blijkt dat de instandhoudingsdoelstellingen van dit habitattype in het Natura 2000-gebied Kampina zijn gericht op een toename van de oppervlakte en de kwaliteit, dat de kwaliteit matig is maar stabiel en dat de oppervlakte van 155 hectare is toegenomen.
De rechtbank is van oordeel dat eiseres de conclusies in de passende beoordeling in samenhang met de aanvullende passende beoordeling onvoldoende heeft bestreden. In de door eiseres overgelegde rapportage wordt aangegeven dat de effecten van langdurige stikstofdepositie complex zijn en dat het wetenschappelijk gezien zeer onwaarschijnlijk is dat bij een aanhoudende hoge stikstofbelasting met zelfs een kleine toename geen negatieve effecten optreden in gevoelige habitattypes. Daargelaten dat in de notitie in het midden wordt gelaten of dit negatieve effect een significant gevolg oplevert, wordt de kwantitatieve conclusie in de passende beoordeling (namelijk dat bijdrage van de TRI dermate gering is dat deze niet van (meetbare) invloed is), niet bestreden. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat in de door eiseres overgelegde rapportage ook wordt gesteld dat zeer aannemelijk is dat de aanhoudende stikstofdepositie al tot negatieve effecten heeft geleid. Verweerder heeft de passende beoordeling en de aanvullende passende beoordeling ten grondslag kunnen leggen aan het herstelbesluit en heeft hierin vergunning kunnen verlenen voor de TRI op basis van artikel 2.7, tweede lid van de Wnb omdat als gevolg van de TRI geen significante gevolgen zullen optreden op de nabijgelegen Natura 2000-gebieden.
Beslissing
- verklaart het beroep voor zover gericht tegen het bestreden besluit gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- verklaart het beroep voor zover gericht tegen het herstelbesluit ongegrond;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 333,00 aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 20,00.
De uitspraak is in het openbaar geschied op 3 december 2021.