Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.De vordering.
2.De procedure.
ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde feit.
ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde feit.
3.Inleiding en onderbouwing van de vordering
- op een tijdstip in de periode van 3 maart 2006 tot en met 8 maart 2006, een contant geldbedrag groot EURO 8.327.387,96 gestort op de bankrekening [nummer 1] name van klant [nummer 2] bij de [bank] en
- op twee tijdstippen in de periode van 26 januari 2007 tot en met 2 maart 2007, een geldbedrag tot een totaalbedrag groot EURO 9.500.000,- telkens gestort op de bankrekening [nummer 3] ten name van klant [nummer 4] bij de [bank] en
- op een tijdstip in de periode van 28 februari 2008 tot en met 29 februari 2008, een geldbedrag groot EURO 4.664.134,84 contant opgenomen vanaf de bankrekening [nummer 5] ten name van [bedrijf 5] (hierna: [bedrijf 5] ) bij de [Bank] en
- op een tijdstip in de periode van 28 februari 2008 tot en met 29 februari 2008, een geldbedrag groot EURO 2.819.907,- contant opgenomen vanaf de bankrekening [nummer 6] ten name van [bedrijf 2] bij de [Bank] en
- op tijdstippen in de periode van 19 mei 2008 tot en met 7 juli 2008 geldbedragen tot een totaalbedrag groot $ 2.963.805,- overgeboekt, althans doen of laten overboeken vanaf de bankrekening [nummer 7] ten name van [bedrijf 6] naar de bankrekening [nummer 8] name van [bedrijf 7] en
- op tijdstippen in de periode vanaf de maand juli 2008 tot en met 5 juli 2010, althans op of omstreeks 5 juli 2010, een vliegtuig, model Socata TBM 700 in gebruik en in bezit gehad,
margein rekening gebracht. De facturering van de personele kosten (loon + marge) die tussen [bedrijf 5] , [bedrijf 8] en [bedrijf 2] verliep, geschiedde voor dezelfde bedragen.
€ 7.848.815,03.
€ 9.120.926,00.
€ 7.910.443,85.
€ 26.074.389,78.
(nadere) conclusie van eisheeft de officier van justitie verduidelijkt dat de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel is gebaseerd op het tweede lid van artikel 36e Sr.
€ 1.585.750,29
conclusie van repliekheeft de officier van justitie het te ontnemen bedrag vermeerderd met voornoemde saldi op de subrekeningen van de vijf voornoemde tuinders. Dit bedrag wijkt enigszins af van het in de conclusie van eis genoemde bedrag en bedraagt:
€ 1.584,460,56.Omdat de aanpassingen in de onderliggende bedragen relatief gering en in het voordeel van de verdachte zijn, maakt de rechtbank hiervan geen punt.
4.De standpunten.
€ 27.658.850,34dient volgens de officier van justitie volledig te worden toegewezen.
5.De beoordeling van de rechtbank.
€ 1.584.460,56.Dit bedrag is rechtstreeks terug te voeren op de opzettelijk buiten de boeken gehouden omzet en dan ook aan te merken als wederrechtelijk verkregen voordeel uit soortgelijke feiten aan het bewezenverklaarde feit 1 waarover verdachte kan beschikken. Verdachte zou over dit bedrag in het geheel niet hebben kunnen beschikken indien de verkoopprijzen in de contracten overeenkomstig de werkelijkheid waren geweest.
verdachteals wederrechtelijk verkregen dient te worden aangemerkt. Beide geldstromen (verborgen opbrengsten voor de tuinders versus een marge op de loonkosten voor verdachte) zijn immers van elkaar te onderscheiden tot en met de bestemming op de bankrekeningen in het buitenland (de saldibedragen in de boekhouding corresponderen met de bedragen die op de subrekeningen van de tuinders zijn gestort), De geldstromen kunnen dus los van elkaar bestaan.