ECLI:NL:RBOBR:2021:6165

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
29 november 2021
Publicatiedatum
26 november 2021
Zaaknummer
02-183427-19
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in smaadschriftzaak wegens gebrek aan bewijs van opzet en bijdrage aan publicatie

In de zaak tegen de verdachte, geboren in 1957 en wonende te [adres], heeft de rechtbank Oost-Brabant op 29 november 2021 uitspraak gedaan. De verdachte was beschuldigd van smaadschrift, omdat hij samen met medeverdachten een manifest had opgesteld en verspreid dat de eer en goede naam van [slachtoffer] zou hebben aangetast. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte ontkende het manifest met de bedoeling van publiciteit te hebben opgesteld en dat er geen overtuigend bewijs was dat hij een wezenlijke bijdrage had geleverd aan de bekendmaking ervan. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, waardoor de verdachte van het tenlastegelegde werd vrijgesproken. Tevens werd de benadeelde partij, [slachtoffer], niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte werd vrijgesproken van de beschuldigingen. De uitspraak volgde na een onderzoek ter terechtzitting op 15 november 2021, waarbij de rechtbank kennisnam van de vordering van de officier van justitie en de verdediging van de verdachte. De rechtbank concludeerde dat de dagvaarding geldig was en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging. De rechtbank vernietigde de eerder uitgevaardigde strafbeschikking en sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 02.183427.19
Datum uitspraak: 29 november 2021
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboortejaar] 1957,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 15 november 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt middels een oproeping van verdachte d.d. 9 januari 2020 om ter terechtzitting te verschijnen na het door verdachte instellen van verzet tegen een uitgevaardigde strafbeschikking.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 8 april 2019 tot en met 25 april 2019 te Goes en/of te Middelburg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, opzettelijk de eer en/of goede naam van [slachtoffer] heeft aangerand door telastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn medeverdachte(n), het door hem/hun geschreven manifest en/of de brief van 8 april 2019, aan de [naam 1] en/of [naam 2] , althans de media en/of aan de Commissaris van de Koning en de Statengriffier verspreid/verstrekt, welk manifest en/of welke brief passages bevatten die onder meer inhouden dat: die [slachtoffer]
- niks geleerd heeft van hoe slecht zijn graai-praktijken in de eerste Statenperiode zijn uitgevallen;
- tegen alle regels in duizenden euro’s geleend heeft uit het fractiebudget;
- zowel voor als achter de schermen praktisch niets gedaan heeft de afgelopen jaren;
- via zijn echtgenote declaraties gedaan worden die een Statenlid normaal niet mag doen en de [naam 3] gewaarschuwd is voor dit gedrag;
- zelf alle reiskosten declareert, terwijl zijn echtgenote een forfaitaire reiskostenvergoeding krijgt en ze altijd samen reizen;
- niet naar rede wil luisteren en iedereen wegjaagt en de [naam 4] eigenhandig afbreekt, dan dat hij moet stoppen met zijn malafide praktijken;
- zijn macht als fractievoorzitter misbruikt en mensen stelselmatig intimideert en onder dwang zijn wil oplegt;
- tegen de partijlijn in, zoveel mogelijk gemeenschapsgeld ten behoeve van zijn zichzelf verrijkende praktijken probeert toe te eigenen.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Het standpunt van de officier van justitie.

De officier van justitie heeft gevorderd het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen te verklaren.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

Het standpunt van de verdediging.

De raadsman heeft verzocht verdachte vrij te spreken van het tenlastegelegde. De raadsman heeft – kort gezegd – aangevoerd dat verdachte het Manifest van Wantrouwen (hierna: het Manifest), heeft opgesteld om als volksvertegenwoordiger en gelet op zijn grondrecht, de vrijheid van meningsuiting, een bijdrage te leveren aan het maatschappelijke debat en misstanden aan de kaak te stellen. Verdachte staat inhoudelijk nog steeds achter het Manifest en is van mening dat de inhoud van het Manifest op waarheid berust zoals ook blijkt uit het [naam 5] -onderzoek dat in opdracht van Provinciale Staten is verricht. De raadsman heeft aangevoerd dat er geen alternatief was voor het opstellen van het Manifest; alles zou al zijn geprobeerd om de misstanden een halt toe te roepen. De raadsman heeft verder aangevoerd dat verdachte in de veronderstelling was dat het Manifest naar de Commissaris van de Koning zou worden gezonden en dat achteraf bleek dat medeverdachte [medeverdachte] het Manifest ook naar de pers had gestuurd, terwijl verdachte geen ruchtbaarheid aan het Manifest had willen geven.

Het standpunt van de rechtbank.

Aangever [slachtoffer] heeft aangifte en klacht gedaan van onder andere smaadschrift. [slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 18 april 2019 een brief ontving van [medeverdachte] met in de bijlage een Manifest met een aaneenschakeling van beschuldigingen, dat hij vermoedt dat [medeverdachte] de brief naar de media heeft gestuurd en dat alle dagbladen, waaronder de [naam 1] en [naam 2] , het Manifest hebben gepubliceerd. [slachtoffer] heeft verder verklaard dat [medeverdachte] een e-mailbericht met in de bijlage het Manifest heeft gestuurd aan [persoon] , de Commissaris van de Koning van de provincie Zeeland, en aan de Statengriffier van de provincie. [slachtoffer] heeft verklaard dat door het handelen van [medeverdachte] zijn eer en goede naam is aangerand en dat hij tot op het bot gekrenkt en beledigd is.
Het Manifest tegen [slachtoffer] d.d. 17 april 2019, onder andere ondertekend door verdachte, houdt onder meer het volgende in.
- Dat [slachtoffer] dus niets geleerd heeft van hoe slecht zijn graai-praktijken in de eerste Statenperiode zijn uitgevallen;
- Hij tegen alle regels in duizenden euro’s geleend heeft uit het fractiebudget;
- Hij zowel voor als achter de schermen praktisch niets gedaan heeft de afgelopen jaren;
- Er via zijn echtgenote declaraties gedaan worden die een Statenlid normaal niet mag doen en de [naam 3] gewaarschuwd is voor dit gedrag;
- Dat [slachtoffer] zelf alle reiskosten declareert, terwijl zijn echtgenote een forfaitaire
reiskostenvergoeding krijgt en ze altijd samen reizen.
- Dat [slachtoffer] niet naar rede wil luisteren en iedereen wegjaagt en de [naam 4] eigenhandig afbreekt, dan dat hij moet stoppen met zijn malafide praktijken;
- Dat [slachtoffer] zijn macht als fractievoorzitter misbruikt en mensen stelselmatig intimideert en onder dwang zijn wil oplegt;
- Hij dus tegen de partijlijn in, zoveel mogelijk gemeenschapsgeld ten behoeve van zijn zichzelf verrijkende praktijken probeert toe te eigenen.
Medeverdachte [medeverdachte] is degene die het Manifest heeft verspreid. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij niet wist dat [medeverdachte] het Manifest aan de pers zou sturen. Naar het idee van verdachte zou het Manifest naar de Commissaris van de Koning worden gestuurd. Nu verdachte heeft ontkend dat hij het Manifest mede heeft opgesteld en ondertekend met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven en ook niet uit andere bewijsmiddelen blijkt dat verdachte een (wezenlijke) bijdrage heeft geleverd aan het bekendmaken van het Manifest binnen een bredere kring van willekeurige derden, acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, omdat verdachte van het hem ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
De benadeelde partij zal worden veroordeeld in de kosten door de verdachte in deze strafzaak gemaakt als na te melden.

DE UITSPRAAK

De rechtbank vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking en beslist als volgt.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] :
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding.
De rechtbank veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. Donkersloot, voorzitter,
mr. A. Bernsen en mr. C.M. Zandbergen, leden,
in tegenwoordigheid van mr. H. Wildeman, griffier,
en is uitgesproken op 29 november 2021.