ECLI:NL:RBOBR:2021:6122

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
29 oktober 2021
Publicatiedatum
25 november 2021
Zaaknummer
C/01/375505 FA RK 21-4657
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging tot verplichte zorg voor betrokkene in het kader van geestelijke gezondheidszorg

Op 29 oktober 2021 heeft de Rechtbank Oost-Brabant een beschikking gegeven inzake een zorgmachtiging voor betrokkene, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]. De officier van justitie had op 13 oktober 2021 een verzoek ingediend voor een machtiging tot het verlenen van verplichte zorg voor de duur van zes maanden, naar aanleiding van een eerder verleende zorgmachtiging die op 10 november 2020 was afgegeven. Betrokkene was op dat moment feitelijk zonder vaste woon- of verblijfplaats en had zich onttrokken aan een detox-opname. De behandeling van het verzoek vond plaats via een Skypeverbinding vanwege COVID-19, waarbij betrokkene niet aanwezig was.

De rechtbank heeft diverse betrokkenen gehoord, waaronder de advocaat van betrokkene, mr. B.G.M. Frencken, en behandelaars van de zorginstellingen. Uit de stukken bleek dat betrokkene ernstig nadeel ondervond door zijn psychische problemen, waaronder chronisch cannabisgebruik en vermoedelijk andere middelen. Er waren serieuze incidenten van seksueel grensoverschrijdend gedrag en betrokkene had zijn beschermde woonplek verloren. De rechtbank concludeerde dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis waren en dat verplichte zorg noodzakelijk was om het ernstig nadeel af te wenden.

De rechtbank verleende een zorgmachtiging voor de duur van zes weken, met de mogelijkheid tot tijdelijke overplaatsing naar een forensische zorginstelling indien nodig. De beschikking werd openbaar uitgesproken op 29 oktober 2021 door rechter mr. W. Schoorlemmer, en tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open. De beslissing op het verzoek voor de periode daarna werd aangehouden tot een volgende mondelinge behandeling.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer : C/01/375505 / FA RK 21-4657
Uitspraak : 29 oktober 2021

Beschikking betreffende een machtiging tot het verlenen van verplichte zorg

van de rechtbank Oost-Brabant naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie van de [naam gemeente] , op het adres [straatnaam+huisnummer] ,
feitelijk zonder vaste woon- of verblijfplaats
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. B.G.M. Frencken.

Het procesverloop

Bij beschikking van 10 november 2020 is ten aanzien van betrokkene een zorgmachtiging verleend tot en met 10 november 2021.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 13 oktober 2021, heeft de officier van justitie verzocht om een machtiging tot het verlenen van verplichte zorg voor de duur van zes maanden.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de medische verklaring van 12 oktober 2021;
  • het zorgplan, opgesteld op 27 september 2021;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur van 12 oktober 2021;
  • de relevante politiegegevens en een uittreksel justitiële documentatie;
  • gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wvggz.
De behandeling van het verzoek heeft op 29 oktober 2021 via een Skypeverbinding plaatsgevonden, omdat als gevolg van het COVID-19-virus geen mondelinge behandeling in elkaars aanwezigheid op de verblijfplaats van betrokkene kan plaatsvinden.
De rechtbank heeft de volgende personen gehoord:
  • mr. B.G.M. Frencken, advocaat van betrokkene;
  • [naam officier] , officier van justitie;
  • [naam behandelaar] , behandelaar [naam instelling] ;
  • [naam casemanager] , casemanager [naam instelling1] ;
  • [naam casemanager1] , casemanager [naam instelling1] .
Betrokkene is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet bij de mondelinge behandeling verschenen.
Betrokkene was tot 13 oktober 2021 opgenomen krachtens een zorgmachtiging bij [naam instelling] op haar locatie te [plaats] aan de [adres] in het kader van een detox-opname. Doordat betrokkene zich sedert 13 oktober 2021 aan deze opname heeft onttrokken was het niet mogelijk voor de rechter om hem op het verzoek van de officier van justitie te horen. Ter zake deze onttrekking is door [naam instelling] op 14 oktober jl. een melding gedaan op voet van artikel 13:3 Wvggz. Gelet op de ernst van de problematiek en de klaarblijkelijk onderliggende stoornis en het ernstig nadeel, zoals dit uit de stukken naar voren komt en tijdens de mondelinge behandeling is toegelicht door de behandelaars van [naam instelling] en [naam instelling1] , ziet de rechtbank aanleiding om, ondanks het feit dat betrokkene niet kan worden gehoord, het verzoek van de officier van justitie te behandelen.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken, is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van ernstig nadeel, door het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstige psychische-, materiële- en financiële schade alsook algehele maatschappelijke teloorgang.
Betrokkene zet zijn familie onder druk om hem in zijn verslaving te voorzien en dwingt geld van hen af. De familie ervaart veel stress hierdoor. Er is sprake van chronisch cannabisgebruik en daarnaast het vermoeden dat betrokkene ook andere middelen gebruikt. Er hebben zich serieuze incidenten voorgedaan waarbij sprake was van forse seksueel grensoverschrijdende gedragingen van betrokkene naar vrouwelijke personeelsleden van de locatie van beschermd wonen. Hij heeft zijn beschermde woonplek verloren. Ook heeft betrokkene tijdens een opname seksueel grensoverschrijdend gedrag vertoond aan medepatiënten en pleegde hij aanzienlijke vernielingen op de HIC, alwaar hij opgenomen was teneinde zich aan de opname te kunnen onttrekken. Het beveiligingsniveau binnen de zorginstellingen is volstrekt ontoereikend om te voorkomen dat betrokkene zich aan opname met het oog op noodzakelijk geachte detox onttrekt. Betrokkene verzorgt zich verder slecht en loopt vaak ongewassen rond.
Het ernstige vermoeden bestaat dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag van betrokkene dat voortvloeit uit een psychische stoornis. Er is bij betrokkene sprake van een stoornis in het gebruik van cannabis en – al dan niet – door drugs geïnduceerde psychoses.
Om het ernstig nadeel af te wenden of de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen of de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn.
Betrokkene houdt zich niet aan afspraken met het FACT behandelteam. Hij komt afspraken zoals medicatietoediening niet na en verschijnt niet op behandel- en begeleidingscontacten.
Vanwege het feit dat betrokkene doorlopend onder invloed verkeerd van cannabis (en mogelijk andere verdovende middelen) is het nodig om betrokkene te laten ontgiften zodat nader diagnostisch onderzoek kan plaatsvinden naar eventueel onderliggende psychiatrische of persoonlijkheidsproblematiek. Probleem is dat betrokkene zich telkens (nu al meerdere keren) aan een dergelijke opname heeft weten te onttrekken door – onder meer – het aanrichten van vernielingen, waaronder op de intensive care unit. Betrokkene ontkent – zelfs met een joint in de hand – dat sprake is van cannabisgebruik of enig ander probleem Om die reden is verplichte zorg nodig. Ter zitting gaven de vertegenwoordigers van [naam instelling1] en [naam instelling] aan dat het binnen de GGZ-instellingen te bieden beveiligingsniveau ontoereikend is om patiënten zoals betrokkene op te nemen onder voor henzelf, hun medepatiënten en de betrokken zorgmedewerkers verantwoorde omstandigheden. Zij voeren aan dat een forensische opname-accommodatie nodig is om betrokkene op een verantwoorde en veilige manier een ontgiftingsprogramma te laten ondergaan. Onder het huidige regime is het separeren van betrokkene de enige manier om te voorkomen dat betrokkene zich aan een detox-opname onttrekt, maar tegelijk wordt erkend dat de separeer daarvoor niet is bedoeld.
De in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur. Deze vormen van zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
  • toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
  • beperken van bewegingsvrijheid;
  • insluiten;
  • onderzoek aan kleding of lichaam;
  • onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
  • controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
  • aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
  • beperken van het recht op het ontvangen van bezoek;
  • opnemen in een accommodatie.
De verzochte vorm van verplichte zorg ‘toedienen van vocht en voeding’ zal worden afgewezen, omdat tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat voor toewijzing hiervan geen noodzaak bestaat.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
De zorgmachtiging zal voorlopig, voor de duur van 6 weken worden verleend, in de verwachting dat binnen deze termijn een voortgezette behandeling kan plaatsvinden waarbij – met betrokkene – kan worden gesproken over de noodzaak om een zorgmachtiging voor de periode daarna te verlenen en zo ja of daartoe alle thans toegewezen vormen van verplichte zorg ook noodzakelijk zijn. Dat betekent dat de beslissing op het verzoek wat dat aangaat zal worden aangehouden.
Ter zitting is uitvoerig gesproken over de problematiek dat betrokkene zich bij herhaling heeft weten te onttrekken aan de noodzakelijk geachte detox-opname als gevolg van het ontoereikende beveiligingsniveau van de opname-accommodatie, waardoor nadere diagnostiek naar de onderliggende problemen (en een eventueel daarop gebaseerd behandelaanbod) almaar niet van de grond komt. In verband daarmee zal de rechtbank, om de op dit punt ontstane impasse te doorbreken, onder toepassing van artikel 6:4 lid 3 van de Wvggz bepalen dat betrokkene in het kader van een opname tijdelijk kan worden overgeplaatst naar een instelling als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, of artikel 3.3, eerste lid, van de Wet Forensische zorg, indien de geneesheer-directeur dit noodzakelijk acht vanwege de veiligheid binnen de accommodatie, waarbij de duur van de tijdelijke overplaatsing beperkt zal zijn tot acht weken.

De beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
  • toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
  • beperken van bewegingsvrijheid;
  • insluiten;
  • onderzoek aan kleding of lichaam;
  • onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
  • controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
  • aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
  • beperken van het recht op het ontvangen van bezoek;
  • opnemen in een accommodatie;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 10 december 2021;
bepaalt, onder toepassing van artikel 6:4 lid 3 van de Wvggz, dat betrokkene in het kader van een opname in een accommodatie tijdelijk kan worden overgeplaatst naar een instelling als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, of artikel 3.3, eerste lid, van de Wet Forensische zorg, indien de geneesheer-directeur dit noodzakelijk acht vanwege de veiligheid binnen de accommodatie, met dien verstande dat de duur van de tijdelijke overplaatsing beperkt zal zijn tot acht weken;
verklaart, voor het geval de geneesheer-directeur gebruik maakt van de hem hiervoor gegeven bevoegdheid om betrokkene tijdelijk over te plaatsen naar een instelling als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, of artikel 3.3, eerste lid, van de Wet Forensische zorg, voor de duur van die opname de artikelen 7, eerste en derde lid, 42, vijfde lid, en 44, alsmede de hoofdstukken V, VI en VII van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden van toepassing;
houdt de beslissing op het verzoek voor het overige aan tot de mondelinge behandeling van
26 november 2021 om 09.00 uur.
Deze beschikking is gegeven door mr. W. Schoorlemmer, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 29 oktober 2021 in aanwezigheid van de griffier.
Conc: PJ(OB
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.