14.3De hoogte van de dwangsom moet in redelijke verhouding staat tot de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde werking van de dwangsomoplegging. Verweerder mag daarbij rekening houden met de omstandigheid dat er andere parkeerterreinen zijn die worden gebruikt om auto’s van klanten te parkeren en met de daarmee gegenereerde inkomsten. De opgelegde dwangsom is, gelet hierop, niet te hoog vastgesteld. De dwangsom dient een voldoende prikkel te zijn om de overtreding te beëindigen.
Uit de bestreden besluiten blijkt niet dat verweerder er rekening mee heeft gehouden dat de dwangsom door alle verzoekers afzonderlijk wordt verbeurd, waarmee de dwangsom feitelijk een factor vier hoger uitvalt. Weliswaar is sprake van afzonderlijke overtreders, maar de overtreding van een van hen leidt wel tot een betalingsverplichting van elk van hen. Iedere geconstateerde overtreding leidt voor verzoekers samen tot het verbeuren € 40.000,00 en tot een maximaal door verzoekers samen te verbeuren dwangsom van € 480.000,00.
Ter zitting heeft verweerder dit bevestigd, maar desgevraagd aangegeven geen aanleiding te hebben gezien om te bepalen dat het betalen van een verbeurde dwangsom bevrijdend werkt voor de andere overtreders.
Omdat, gelet hierop, niet kan worden uitgesloten dat de hoogte van de dwangsom disproportioneel is, had verweerder zich bij het opleggen van de dwangsommen over deze cumulatie moeten beraden en zijn besluiten op dit punt van een voldoende draagkrachtige motivering moeten voorzien, waarbij verweerder rekening had moeten houden met de onderlinge samenhang van de aangeschreven ondernemingen. Anders dan verweerder ter zitting heeft aangegeven is dit geen kwestie die (achteraf) bij de invordering bekeken zou moeten worden. Verweerder zal daarom in de beslissing op bezwaar alsnog op dit aspect in moeten gaan.
De voorzieningenrechter wijst erop dat de door verzoekers ingebrachte verklaring van de account erg summier is. Van verzoekers mag worden verwacht dat zij hun standpunt nader onderbouwen met financiële stukken waaruit de draagkracht van de ondernemingen blijkt.
15. De voorzieningenrechter komt tot de conclusie dat de bestreden besluiten, gelet op wat is overwogen in de rechtsoverwegingen 8.6, 11.4, 12.3 en 14.3, niet van een voldoende draagkrachtige motivering zijn voorzien. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter staat niet op voorhand vast de bestreden besluiten geheel in stand kunnen blijven. Omdat niet valt uit te sluiten dat verzoekers zich, enkel om het financiële risico te beperken, genoodzaakt zullen zien om hun activiteiten te beëindigen, zonder dat hun bezwaren inhoudelijk voldoende behandeld zijn, ziet de voorzieningenrechter bij afweging van alle betrokken belangen aanleiding om de verzoeken toe te wijzen en de voorlopige voorziening te treffen dat de bestreden besluiten geheel worden geschorst tot de beslissing op bezwaar. Met het oog op eventuele vervolgprocedures komt het de voorzieningenrechter geraden voor dat verweerder voor iedere overtreder afzonderlijk, maar wel gelijktijdig, een beslissing op bezwaar neemt.
16. Omdat de verzoeken worden toegewezen, zal de voorzieningenrechter bepalen dat verweerder verzoekers het door hen betaalde griffierecht moet vergoeden.
17. Omdat de verzoeken worden toegewezen, krijgen verzoekers eveneens een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt, met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting). Die punten hebben een waarde van € 748,00, bij een wegingsfactor van 1,5, omdat van samenhangende zaken sprake is. Toegekend wordt daarom een bedrag van € 2.244,00.