Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[naam vergunninghoudster] ., te [vestigingsplaats] , vergunninghoudster
(gemachtigde: mr. M.W. van Nijendaal).
[naam] , bijgestaan door de gemachtigde.
4 december 2019 verleend. Het daartegen gemaakte bezwaar is ongegrond verklaard bij besluit van 2 juli 2020. Tegen de beslissing op bezwaar van 2 juli 2020 hebben eisers beroep ingesteld, dat is geregistreerd onder nummer SHE 20/2241.
Op 5 november 2019 heeft vergunninghoudster een vergunning aangevraagd voor de uitbreiding van de supermarkt met 45 m2 aan de noordwestzijde van het pand, waarmee de nu nog open hoek wordt opgevuld. Ten behoeve van het bouwplan zullen
76 parkeerplaatsen worden gerealiseerd.
Het perceel [adres] ligt op grond van de ter plaatse geldende beheersverordening “Heiakker e.o./Noordrand” (de beheersverordening), voor zover hier van belang, binnen het besluitvlak “Gemengd” met besluitsubvlak “Detailhandel”.
BeroepsgrondenStrijd met beheersverordening5. Eisers voeren aan dat het bouwplan niet past binnen de beheersverordening, omdat er geen sprake is van herbouw ter plaatse van het bestaande hoofdgebouw als bedoeld in artikel 6.2.2, onder a, van de beheersverordening en de uitbreiding ook niet past binnen de maatvoeringseisen als genoemd in artikel 6.2.2, onder b tot en met j. Daarbij wijzen eisers erop dat het bestaande gebouw al groter is dan op grond van die maatvoeringseisen is toegestaan en de uitbreiding daar nog bij komt. Volgens eisers worden de bouwmogelijkheden uitputtend bepaald door artikel 6.2 van de beheersverordening. Anders dan verweerder stelt, is artikel 6.4.2 een gebruiksregel en geen bouwregel, zodat het bouwplan niet op deze grondslag kan worden vergund. Deze bepaling is evident bedoeld om de verhouding in brutovloeroppervlakte (bvo) ten gunste van de functie detailhandel tussen de verschillende aanwezige functies op één perceel te wijzigen ten opzichte van de bestaande situatie ten tijde van de vaststelling van de beheersverordening, aldus eisers.
Verweerder bestrijdt het standpunt van eisers dat artikel 6.4.2 een gebruiksregel zou zijn en wijst er daarbij op dat dit artikel specifiek verwijst naar artikel 6.2.1 van de beheersverordening, waarin een bouwregel is opgenomen.
Eisers hebben terecht gesteld dat artikel 6.4.2 van de beheersverordening een gebruiksregel is en geen bouwregel. Na de uitvoering van het bouwplan neemt de bvo die ten dienste van detailhandel zal worden gebruikt ten opzichte van de voorheen vergunde bvo toe met 45 m2. Deze toename is minder dan wat maximaal is toegelaten op grond van artikel 6.4.2 van de beheersverordening, te weten 267 m2, zodat verweerder er vanuit heeft kunnen gaan dat het bouwplan niet in strijd is met artikel 6.4.2 van de beheersverordening.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
AIM-melding van 11 december 2019, waarin melding wordt gemaakt van de koelinstallatie, is namelijk gevoegd bij de aanvraag. Zonder koelinstallatie kan de supermarkt niet worden geëxploiteerd.
Wet natuurbescherming (de Wnb), omdat bij de (Aerius)beoordeling van de stikstofdepositie als gevolg van het bouwplan op omliggende Natura 2000-gebieden geen rekening is gehouden met Natura 2000-gebied ‘De Bult’. De kortste afstand tussen de bouwlocatie en ‘De Bult’ bedraagt 3,75 km. Het bestreden besluit is op dit punt onvoldoende gemotiveerd.
te beschikken over 52 parkeerplaatsen en voor de realisatie van de vergunde uitbreiding zijn hiervoor nog drie aanvullende parkeerplaatsen nodig.
Ter zitting hebben eisers nog naar voren gebracht dat verweerder ten onrechte rekent met
76 beschikbare parkeerplaatsen, omdat er 11 parkeerplaatsen op gemeentegrond liggen en daarover met de gemeente is afgesproken dat die zijn bedoeld voor de buurtbewoners. De gemachtigden van verweerder hebben ter zitting aangegeven hiervan niet op de hoogte te zijn en dit te moeten nagaan.
De rechtbank stelt vast dat, wat daarvan ook zij, tussen partijen niet in geschil is dat ook met 65 parkeerplaatsen wordt voldaan aan de geldende parkeernorm, omdat die vereist dat er
55 parkeerplaatsen worden gerealiseerd bij realisatie van het bouwplan.
Deze beroepsgrond faalt.
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels.
a. Herbouw van hoofdgebouwen is toegestaan indien dit gebeurt ter plaatse van de bestaande hoofdgebouwen of indien voldaan wordt aan de navolgende regels.
b. De afstand van de voorgevel van het hoofdgebouw tot een perceelsgrens langs de openbare weg mag niet minder bedragen dan 3 meter en niet meer dan 7 meter.
c. De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag voor een vrijstaand hoofdgebouw aan beide zijden niet minder bedragen dan 3 meter.
d. De breedte van een hoofdgebouw mag niet minder bedragen dan 7 meter en niet meer dan 15 meter.
e. De goothoogte van een hoofdgebouw, niet zijnde een bedrijfsgebouw, mag niet meer bedragen dan 6 meter.
f. De bouwhoogte van een hoofdgebouw, niet zijnde een bedrijfsgebouw, mag niet meer bedragen dan 11 meter.
g. De diepte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 15 meter.
h. De goothoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen dan 4,5 meter.
i. De bouwhoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen dan 7,5 meter.
j. De gebouwen dienen vanaf de maximaal toegestane goothoogte te worden afgedekt met hellende dakvlakken, waarvan de helling niet minder dan 25 graden en niet meer dan 60 graden mag bedragen, met dien verstande dat:
1. tussen de toegestane (denkbeeldige) dakvlakken met een helling van 60 graden en de daaruit voortvloeiende maximale hoogte ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 60 graden en rechtopgaande gevelconstructies, waaronder ook de topgevels zijn toegestaan;
2. overschrijding van de (denkbeeldige) 60 graden-lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende delen van ondergeschikte betekenis.
k. Voor de molen gelden de bestaande maten.
De brutovloeroppervlakte van een detailhandelsvestiging mag met maximaal 25%, of in ieder geval met 40 m², worden uitgebreid ten opzichte van de brutovloeroppervlakte zoals aanwezig ten tijde van de vaststelling van de beheersverordening, met inachtneming van het bepaalde in artikel 6.2.1 lid b.
Wet milieubeheerArtikel 8.41aIndien activiteiten ten aanzien waarvan ingevolge het bepaalde krachtens artikel 8.41 een melding moet worden gedaan, tevens zijn aan te merken als activiteiten die behoren tot een categorie waarvoor ingevolge artikel 2.1 of 2.2, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een omgevingsvergunning is vereist, wordt, indien de melding nog niet gedaan is of de bij de melding te verstrekken gegevens niet volledig zijn, tegelijkertijd met de indiening van de aanvraag om een omgevingsvergunning een melding van die activiteiten overeenkomstig het bepaalde krachtens artikel 8.41 gedaan.
De bestuursrechter vernietigt een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.