Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
Stichting Bijzonder Jeugdwerk,
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.Het verzoek
4.Het verweer
5.De beoordeling
Stcrt.2015/12685) zijn daarvoor nadere regels gesteld (Ontslagregeling).
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 17 februari 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen Stichting Bijzonder Jeugdwerk (BJ) en een werknemer, aangeduid als [gedaagde]. De werknemer was gedetineerd na een veroordeling tot vier jaar gevangenisstraf voor zware mishandeling en het medeplegen van het opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven. BJ verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op basis van de h-grond, omdat de werknemer door zijn detentie niet in staat was om zijn werkzaamheden te verrichten. De kantonrechter oordeelde dat de omstandigheden van de detentie van de werknemer een ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigden. De rechter stelde vast dat de werknemer niet aan zijn verplichtingen kon voldoen en dat de detentie een ernstige vertrouwensbreuk veroorzaakte tussen BJ en de werknemer. Bovendien was het voor BJ van belang dat de goede naam van de organisatie niet in gevaar kwam door het handelen van de werknemer. De kantonrechter oordeelde dat er geen recht op een transitievergoeding bestond, omdat de ontbinding het gevolg was van ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer. De arbeidsovereenkomst werd met onmiddellijke ingang ontbonden, en de werknemer werd veroordeeld in de kosten van de procedure.