Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.De procedure
2.Het geschil en de beoordeling
3.De beslissing
23 december 2021 te 09.00 uurvoor het nemen van een akte door [eiser] als bedoeld in randnummer 2.12.,
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak vordert eiseres, die letsel heeft opgelopen door een hondenbeet, schadevergoeding van gedaagde, de bezitter van de hond. Het incident vond plaats op 27 oktober 2019, toen eiseres een visitekaartje in de brievenbus van gedaagde deponeerde. Eiseres stelt dat zij door de hond van gedaagde is gebeten, wat resulteerde in een botbreuk en andere verwondingen. Gedaagde betwist de aansprakelijkheid, stellende dat zij geen hond bezat op het moment van het voorval. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde wel aansprakelijk is op basis van artikel 6:179 BW, dat de risicoaansprakelijkheid van de bezitter van een dier regelt. De rechter concludeert dat eiseres voldoende bewijs heeft geleverd van het letsel en de aansprakelijkheid van gedaagde. De schadevergoeding wordt echter lager begroot dan door eiseres gevorderd, omdat sommige schadeposten onvoldoende zijn onderbouwd. De kantonrechter wijst een tussenvonnis en geeft eiseres de gelegenheid om aanvullende bewijsstukken te overleggen ter onderbouwing van haar vorderingen. De zaak wordt aangehouden voor verdere behandeling.