ECLI:NL:RBOBR:2021:592

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
16 februari 2021
Publicatiedatum
15 februari 2021
Zaaknummer
20/351
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersbesluit ter voorkoming van sluipverkeer in Waalre met betrekking tot de Heikantstraat

Op 16 februari 2021 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, wonende in Waalre, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waalre. De zaak betreft een verkeersbesluit dat op 8 juli 2019 door het college is genomen, waarin een linksafverbod is ingesteld op de kruising van de Heikantstraat met de Burgemeester Uijenstraat om sluipverkeer te voorkomen. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, dat op 18 december 2019 ongegrond is verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, die op 4 mei 2020 is toegewezen, waardoor de werking van het verkeersbesluit is geschorst.

De rechtbank oordeelt dat het college deugdelijk heeft gemotiveerd dat de verkeersveiligheid ter hoogte van de uitrit van eisers perceel niet in het geding is. Het college heeft toegelicht dat het ontwerp van de verkeersmaatregelen is gemaakt volgens de richtlijnen van de ASVV 2012 en dat een gecertificeerd veiligheidsauditor het ontwerp heeft getoetst. De rechtbank concludeert dat er geen nieuwe uitzicht belemmerende obstakels zullen ontstaan en dat de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast. Eiser heeft niet kunnen onderbouwen dat de middengeleiders hem belemmeren in het veilig kunnen betreden en verlaten van de weg.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand. Dit betekent dat het verkeersbesluit rechtmatig is, en er geen grond is voor schadevergoeding of proceskostenvergoeding aan eiser. De rechtbank heeft de uitspraak openbaar gedaan en het griffierecht aan eiser vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 20/351

uitspraak van de meervoudige kamer van 16 februari 2021 in de zaak tussen

[eiser] , in [woonplaats] , eiser,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waalre, het college

(gemachtigden: mr. T.E.P.A. Lam en A.C.M. Schoester).

Procesverloop

Bij besluit van 8 juli 2019 heeft het college een verkeersbesluit genomen met kenmerk 2019-09 (het verkeersbesluit).
Eiser heeft tegen het verkeersbesluit bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 18 december 2019 (het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van (onder meer) eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ook heeft eiser de
voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek is
geregistreerd met zaaknummer SHE 20/350.
Eiser heeft bij brief van 8 februari 2020 beroepsgronden ingediend.
Bij uitspraak van 4 mei 2020 heeft de voorzieningenrechter het verzoek toegewezen, inhoudende dat de werking van het bestreden besluit en het verkeersbesluit is geschorst tot zes weken na de uitspraak op het beroep.
Bij brief van 24 mei 2020 heeft eiser aanvullende beroepsgronden en nadere stukken ingediend.
Bij brief van 16 juni 2020 heeft het college de motivering van het bestreden besluit aangevuld.
Bij brieven van 10 juli 2020 en 12 november 2020 heeft eiser aanvullende beroepsgronden en nadere stukken ingediend.
De zitting heeft plaatsgevonden op 3 december 2020. Eiser is met zijn echtgenote op de zitting gekomen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

De aanleiding
1. In de preambule/overwegingen van het verkeersbesluit staat onder meer dat de raad zich, door de nota van uitgangspunten ‘Duurzaam door Waalre’ (nota van uitgangspunten) op 26 februari 2019 vast te stellen, unaniem uitspreekt voor maatregelen tegen sluipverkeer uit de woonstraten en dat de maatregelen de eerste stap zijn naar het verminderen van overlast door verkeer in het kader van het project ‘Duurzaam door Waalre’. Het verkeersbesluit houdt in dat er een verkeersbeperkende maatregel op de kruising van de Heikantstraat met de Burgemeester Uijenstraat wordt ingesteld ter voorkoming van sluipverkeer. Met de maatregel wordt het verboden om vanaf de Heikantstraat linksaf de Burgemeester Uijenstraat in te rijden (het linksafverbod). Dit wordt onder meer gerealiseerd door de aanleg van fysieke middengeleiders op de as van de (twee) rijbanen van de Heikantstraat.
2. Eiser is eigenaar van het perceel [adres] en de woning op dat perceel. De uitrit van dat perceel komt uit op de rijbaan van de [adres] in oostelijke richting.
3. Het college heeft ook op 8 juli 2019 het verkeersbesluit met kenmerk 2019-10 genomen. De commissie bezwaarschriften (de bezwaarschriftencommissie) heeft de bezwaren van de bezwaarmakers, waaronder eiser, tegen het verkeersbesluit en het verkeersbesluit met kenmerk 2019-10 gezamenlijk behandeld. Eiser is op 6 november 2019 naar aanleiding van zijn tegen het verkeersbesluit (met kenmerk 2019-09) gemaakte bezwaar door de bezwaarschriftencommissie gehoord. De bezwaarschriftencommissie heeft op 5 december 2019 advies uitgebracht. Volgens de bezwaarschriftencommissie bevatten de verkeersbesluiten een motiveringsgebrek. Uit de besluiten valt niet valt op te maken welk belang uit artikel 2 van de Wegenverkeerswet (WVW) aan de besluiten ten grondslag ligt. Ook zijn aard en de omvang van de maatregelen niet duidelijk omschreven, is niet duidelijk welke maatregelen tijdelijk zijn en welke maatregelen definitief en onder welke voorwaarden, en heeft er geen duidelijke belangenafweging plaatsgevonden, aldus de bezwaarschriftencommissie.
4. Onder verwijzing naar het advies van de bezwaarcommissie heeft het college bij het bestreden besluit en de brief van 16 juni 2020 de motivering van het verkeersbesluit aangevuld. Het college heeft toegelicht dat het onder meer voorlopige verkeersmaatregelen heeft genomen. Deze worden al dan niet definitief na een evaluatie. Eén van die voorlopige maatregelen betreft het linksafverbod. Met de maatregelen wordt sluipverkeer tegengegaan om zo het overmatige aantal verkeersbewegingen in de kern Waalre-dorp terug te dringen doordat er een andere acceptabele verdeling van verkeer in verblijfsgebieden ontstaat en de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft het college verwezen naar het advies van adviesbureau Kragten van 18 mei 2020.
5. Sinds de door de voorzieningenrechter op 4 mei 2020 bepaalde schorsing van het verkeersbesluit geldt feitelijk het linksafverbod, zij het alleen ondersteund door verkeersborden.
De wettelijke regels
6. De wettelijke regels zijn als bijlage bijgevoegd en maken onderdeel uit van de uitspraak.

De beoordeling van het bestreden besluit aan de hand van de aangevoerde gronden

Het beoordelingskader
7. Uit het systeem van de WVW en de krachtens die wet vastgestelde regels valt af te leiden dat verkeersbesluiten het doel moeten hebben het verkeer en de daarmee samenhangende aspecten te reguleren. Daarbij moet het algemeen belang uitgangspunt zijn, maar moeten in het kader van een zorgvuldige voorbereiding ook individuele belangen worden betrokken. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) moet het treffen van een verkeersmaatregel als een normale maatschappelijke ontwikkeling worden beschouwd, waar iedereen mee te maken kan krijgen en waarvan de nadelige gevolgen in beginsel voor rekening van betrokkenen moeten blijven. Het college heeft bij het nemen van een verkeersbesluit een ruime beoordelingsmarge. Het college hoeft niet de absolute noodzaak van een verkeersbesluit aan te tonen. Voldoende is dat met het verkeersbesluit de eraan ten grondslag gelegde belangen, bedoeld in artikel 2, eerste en tweede lid, van de WVW, worden gediend en dat inzichtelijk is gemaakt op welke wijze deze belangen tegen elkaar zijn afgewogen. De bestuursrechter toetst of de voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van het verkeersbesluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen. Het college heeft bovendien de plicht om het besluit zorgvuldig voor te bereiden, deugdelijk te motiveren en een evenredige belangenafweging te maken (zie de uitspraak van de Afdeling van 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1774).
Verkeersveiligheid
8. Eiser voert aan dat de middengeleiders hem belemmeren in het veilig kunnen betreden en verlaten van de weg. Door de aanleg van de middengeleiders dient de rijbaan van de Heikantstraat in oostelijke richting, in de richting van eisers woning, verbreed te worden. De uitrit kruist voor zijn pand eerst het fietspad. De Heikantstraat is nu zo ontworpen dat het mogelijk is om met een personenwagen tussen fietspad en de rijbaan stil te staan, de zogeheten opstelruimte. Daarmee is het mogelijk om te kunnen invoegen en daarbij het fietsverkeer niet te hinderen. Deze opstelruimte is één personenauto lang. Als de rijbaan van de Heikantstraat in oostelijke richting wordt verbreed, dan blijft van de opstelruimte nog slechts een halve meter over. Het invoegen op de weg wordt daardoor levensgevaarlijk, aldus eiser.
9. In de uitspraak van 4 mei 2020 heeft de voorzieningenrechter onder meer overwogen:
"Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft het college ook met de aanvulling in het bestreden besluit niet inzichtelijk gemaakt hoe de individuele belangen van verzoeker en zijn feitelijke situatie zijn meegenomen in de besluitvorming. Het college heeft daarmee nagelaten om inzichtelijk te maken op welke manier het algemeen belang is afgewogen tegen het door verzoeker aangevoerde belang van verkeersveiligheid. Verzoeker had al in zijn bezwaarschrift aangegeven dat de uitrit voor zijn pand het fietspad kruist en dat de ontwerpers van de weg de weg destijds zo hebben gepositioneerd dat het mogelijk is om met een personenwagen stil te kunnen staan tussen fietspad en weg om gepast in te voegen en het fietsverkeer daarbij niet te hinderen. Dit strookje is een personenauto lang en wordt met de tekening bij verkeersbesluit 2019-9 gereduceerd tot ongeveer een halve meter waardoor invoegen gevaarlijk gaat worden. Verzoeker wil daarom niet dat de weg wordt verbreed in de richting van zijn huis. (…) Het college is niet gemotiveerd ingegaan op dit bezwaar van verzoeker. Daarmee is er naar het oordeel van de voorzieningenrechter sprake van een motiveringsgebrek in het bestreden besluit."
10. Op de zitting heeft het college deze overweging bestreden en gesteld dat de verlegging van de rijbaan van de Heikantstraat – in oostelijke richting – niet onder de reikwijdte van het verkeersbesluit valt. De verlegging van de rijbanen van de Heikantstraat is op grond van het bestemmingsplan immers toegestaan en houdt uitsluitend daarmee verband. De rechtbank oordeelt dat dit betoog niet slaagt en onderschrijft het oordeel van de voorzieningenrechter dat het bestreden besluit een motiveringsgebrek heeft. De rechtbank stelt daarbij voorop dat niet in geschil is dat het aanbrengen van de middengeleiders valt onder de reikwijdte van het verkeersbesluit. Verder staat vast, zoals ook is beschreven in het advies van adviesbureau Kragten van 18 mei 2020, dat het aanbrengen van de middengeleiders een ‘uitbreiding’ van de rijbaan van de Heikantstraat in zowel oostelijke als westelijke richting tot gevolg heeft. Daarom valt niet in te zien dat de verlegging van de rijbaan niet onder de reikwijdte van het bestreden besluit valt. Daar komt nog bij dat uit de bij het verkeerbesluit behorende tekening blijkt van een eindsituatie, waarbij de rijbaan van de Heikantstraat in zowel oostelijke als westelijke richting in verband met de aangebrachte middengeleiders zijn verlegd. Het college heeft dus met het verkeersbesluit juist ook bedoeld dat de rijbaan – in zoverre – zal worden verlegd.
11. Gelet op het voorgaande wordt het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, omdat dat besluit in strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ondeugdelijk is gemotiveerd. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand moeten worden gelaten.
12. Het college heeft in zijn brief van 16 juni 2020 onder verwijzing naar het advies van Kragten van 18 mei 2020 toegelicht dat vanuit de uitritten aan de Heikantstraat geen verandering van de verkeersveiligheid optreedt. Na de aanpassingen aan de weg is geen sprake van nieuwe uitzicht belemmerende obstakels en ook in de huidige situatie moeten voertuigen bij het opstellen deels gebruik maken van het fietspad.
13. De rechtbank is van oordeel dat het college alsnog deugdelijk heeft gemotiveerd dat met het verkeersbesluit de verkeersveiligheid ter hoogte van de uitrit van eiser perceel niet in het geding is. Eiser heeft niet betwist dat als gevolg van het verkeersbesluit er geen nieuwe uitzicht belemmerende obstakels zullen ontstaan. Verder valt niet in te zien dat de verkeersveiligheid in het geding is als voertuigen bij een kortere opstelruimte gebruik zullen moeten maken van de gehele breedte van het fietspad. De rechtbank gaat ervan uit dat bij het opstellen in de huidige situatie al een deel van het fietspad moet worden gebruikt, omdat Kragten onbestreden heeft vastgesteld dat de opstelruimte ongeveer 4,40 meter bedraagt en een gemiddelde voertuig ten minste 5,00 meter aan opstellengte nodig heeft. Ook in de huidige situatie moet een bestuurder van een voertuig bij het in- of uitrijden naar of van eisers perceel letten op verkeer op het fietspad.
14. Eiser voert verder aan dat de middengeleiders het niet mogelijk maken om vanuit de uitrit van zijn perceel de bocht naar de rijbaan van de Heikantstraat te maken. Het gevaar bestaat volgens eiser daarin dat over de middengeleiders en/of de randstenen van de weg zal worden gereden.
15. Het college heeft toegelicht dat het desbetreffende ontwerp is gemaakt op basis van de richtlijnen zoals die zijn vastgelegd in de ASVV 2012 van het kennisplatform CROW en dat een gecertificeerd veiligheidsauditor het ontwerp ook dienovereenkomstig heeft getoetst. Alle desbetreffende boogstralen kunnen door personenauto’s worden gemaakt, aldus het college. Nu eiser zijn standpunt niet met objectieve en verifieerbare gegevens heeft bestreden, heeft de rechtbank geen aanleiding om aan deze toelichting van het college te twijfelen. De beroepsgrond slaagt niet.
Milieu- en gezondheidsoverlast.
16. Eiser voert aan dat door de verlegging van de rijbaan naar zijn woning sprake zal zijn van meer geluidsoverlast en meer fijnstof op zijn perceel. Het college heeft dit niet onderzocht.
17. Het college heeft de volgende toelichting gegeven. De raad heeft de nota van uitgangspunten vastgesteld. In die nota staan zogeheten MGR-berekeningen (MGR staat voor milieu-gezondheidsrisico indicator) opgenomen waarmee het risico op omgevingsgerelateerde ziektelast is uitgedrukt. Zo blijkt dat de gemiddelde ziektelast ter plaatse van de Heikantstraat zal dalen van 5,545% tot 5,392% ten opzichte van het landelijk gemiddelde van 5,74%. In de MGR-berekening zijn de gezondheidseffecten van luchtverontreiniging en omgevingsgeluid meegenomen.
Op de zitting heeft het college toegelicht dat de MGR-berekening betrekking heeft op het project ‘Duurzaam door Waalre’. Dat project omvat onder meer, naast het tegengaan van sluipverkeer in Waalre-dorp, de herinrichting van de Traverse. In de nota van uitgangspunten is beschreven dat door deze herinrichting de verkeersintensiteit op de Traverse zal afnemen van 12.100 naar 8.500 motorvoertuigen per etmaal en dat gelet op een door een gespecialiseerd bureau uitgevoerde berekening de MGR in de directe omgeving van de Heikantstraat zal zijn gedaald van 5,545% tot 5,392%. Eiser heeft geen gegevens overgelegd of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan het college niet met de verwijzing naar de nota van uitgangspunten heeft kunnen volstaan, aldus het college.
18. De rechtbank stelt vast dat het verkeersbesluit deel uitmaakt van een pakket van maatregelen in het kader van het project ‘Duurzaam door Waalre’ en dat ook de herinrichting van de Traverse onder dat project valt. Verder staat vast dat de Traverse, naast de Wollenbergstraat, de Bergstraat en Onze Lieve Vrouwedijk, ook de Heikantstraat omvat. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college met de verwijzing naar de nota van uitgangspunten en de ter zitting gegeven toelichting hierop deugdelijk gemotiveerd waarom het geen nader onderzoek verricht naar de gestelde toename van fijnstof en geluidsoverlast op eisers perceel. Eiser stelt weliswaar dat de geschetste vermindering van de verkeersintensiteit een utopie is, maar onderbouwt dat verder niet met objectieve en verifieerbare gegevens. Dat lag wel op zijn weg gezien de door de deskundigen vastgestelde verminderde verkeersintensiteit. In hetgeen eiser heeft aangevoerd, wordt dan ook geen grond gezien om te twijfelen aan de conclusie van deze deskundigen dat als gevolg van de herinrichting van de Traverse de MGR op de Heikantstraat zal dalen. Eiser heeft gesteld dat de MGR op de Heikantstraat hoger uitvalt op grond van de Atlasleefomgeving van de RIVM dan in de nota van uitgangspunten staat vermeld. De rechtbank gaat aan die stelling voorbij, omdat eiser immers met een eventuele hogere MGR nog niet betwist dat als gevolg van de herinrichting van de Traverse de MGR daalt.
Alternatieven
19. Eiser voert als alternatief aan dat uitsluitend de rijbaan van de Heikantstraat in westelijke richting verlegd zou kunnen worden, omdat hiervoor voldoende ruimte is.
20. Het college heeft op de zitting toegelicht dat de door eiser gewenste verlegging van de Heikantstraat in westelijke richting ook een verlegging van ondergrondse infrastructuur aan kabels en leidingen betekent en dat dit met de nodige kosten gepaard gaat. Aan de andere kant van de Heikantstraat liggen geen kabels en leidingen, aldus het college.
21. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college deugdelijk gemotiveerd waarom niet is gekozen voor het uitsluitend verleggen van de rijbaan van de Heikantstraat in westelijke richting, mede omdat eiser niet betwist dat zo’n verlegging de nodige kosten met zich brengt. Eiser wijst erop dat de kabels en leidingen verlegd hadden kunnen worden op het moment dat de Heikantstraat daags na de uitspraak van de voorzieningenrechter werd opengebroken om riolering aan te leggen, maar hij gaat daarmee aan de hiervoor geschetste redenen van het college voorbij. Bij dit oordeel betrekt de rechtbank dat het enkele feit dat er alternatieven zijn voor een verkeersbesluit op zichzelf niet kan afdoen aan de rechtmatigheid daarvan. Steun voor dit oordeel vindt de rechtbank in de uitspraak van de Afdeling van 21 juli 2008 (ECLI:NL:RVS:2008:BD8865).
22. Eiser voert verder aan dat het college met de huidige geplaatste verkeersborden al heeft bereikt wat het met het verkeersbesluit wilde bereiken, namelijk het weren van sluipverkeer door de burgemeester Uijenstraat. Er is volgens hem geen sluipverkeer meer en ook het dorpsverkeer van de inwoners ten zuiden van Waalre is dusdanig gehinderd dat er in totaal veel minder verkeer door de Burgemeester Uijenstraat gaat. Eiser wil daarom dat de huidige situatie wordt bevroren en dat er dus geen middengeleiders worden geplaatst.
23. Het college heeft allereerst erop gewezen dat de korpschef als voorwaarde heeft gesteld dat het verkeersbesluit wordt ondersteund door fysieke maatregelen, zoals dat ook blijkt uit een e-mail van de politie van 3 juni 2019. Verder heeft het college erop gewezen dat het adviesbureau Kragten heeft verzocht om de noodzaak tot het aanbrengen van de middengeleider ter ondersteuning van het linksafverbod te onderzoeken. Uit het advies van Kragten van 18 mei 2020 blijkt dat zonder het doortrekken van de middengeleider de inrichting van het kruispunt niet correspondeert met het gewenste gedrag. Dit leidt tot een verhoogd risico dat verkeersborden over het hoofd worden gezien of genegeerd worden. Uit een observatie die op 23 januari 2020 heeft plaatsgevonden, bleek dat de tijdelijke verkeersmaatregel zonder een volledig doorgetrokken middengeleider werd genegeerd. Het doortrekken van de middengeleider brengt een verbetering van de verkeersveiligheid op het kruispunt mee, aangezien het aantal potentiële conflictpunten wordt geminimaliseerd.
24. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college hiermee deugdelijk gemotiveerd waarom niet is gekozen voor de mogelijkheid om geen middengeleiders aan te brengen. Daarbij is van belang dat genoemde e-mail van de politie van 3 juni 2019 ziet op een overleg over het verkeersbesluit tussen het college en de korpschef als bedoeld in artikel 24 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer. Uit deze e-mail volgt dat de korpschef de voorwaarde heeft gesteld dat het linksafverbod wordt ondersteund door fysieke maatregelen. Verder is in het advies van Kragten van 18 mei 2020 voldoende inzichtelijk gemaakt waarom de keuze voor middengeleiders gerechtvaardigd is. Eiser wijst erop dat Kragten in een eerder advies van 27 januari 2020 heeft gerapporteerd dat tijdens een observatie op 23 januari 2020 één voertuig (in tegengestelde rijrichting) de Burgemeester Uienstraat inreed en stelt dat dit slechts één geval betrof en dat de tijdelijke verkeersmaatregel dus een positief effect blijkt te hebben op het gebruik van de Burgemeester Uijenstraat. De rechtbank kent aan eisers stelling niet de door hem gewenste betekenis toe omdat, zoals hiervoor onder 7 is overwogen, de absolute noodzaak van een verkeersbesluit niet hoeft te worden aangetoond. Ook hier wijst de rechtbank erop dat het enkele feit dat er alternatieven zijn voor een verkeersbesluit op zichzelf niet kan afdoen aan de rechtmatigheid daarvan. Daarbij komt dat het college op de zitting onweersproken heeft toegelicht dat de desbetreffende observatie slechts 15 minuten heeft geduurd. Dat al tijdens die observatie één keer is waargenomen dat een voertuig het linksafverbod heeft genegeerd, heeft in zoverre, anders dan eiser meent, beperkte waarde.
Omvang van het geding
25. Eiser heeft in zijn beroep ook de riolering, de asfaltering, en het onderhoud van het fietspad, opritten, bermen en groenstroken, aan de orde gesteld. Omdat deze beroepsgronden niet zien op het verkeersbesluit, vallen ze buiten de omvang van het geding en dienen deze gronden daarom buiten beschouwing te blijven. Het is immers vaste rechtspraak dat beroepsgronden slechts aan de orde kunnen komen voor zover deze zien op het verkeersbesluit (zie ook de uitspraak van de Afdeling van 21 april 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BM1770).
Conclusie
26. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten. In dit oordeel ligt besloten dat het verkeersbesluit rechtmatig is. Alleen al daarom is er geen grond voor toewijzing van eisers vordering om te bepalen dat het college een boete krijgt of een schadevergoeding moet betalen als het – overeenkomstig het verkeersbesluit – ertoe overgaat de middengeleiders aan te brengen en de rijbaan van de Heikantstraat in oostelijke richting te verleggen.
27. De rechtbank ziet evenmin aanleiding om het college te veroordelen in de proceskosten. Eiser stelt weliswaar dat hij kosten heeft gemaakt voor het aangetekend verzenden van brieven, en voor inktpatronen en reizen, maar hij heeft dat niet onderbouwd.
28. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat het college aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • laat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand;
  • draagt het college op het door eiser betaalde griffierecht van € 174,00 te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.D.M. Michael, voorzitter, en mr. H.M.H. de Koning en mr. N.W.A. Verrijt, leden, in aanwezigheid van mr. B.C.T. Rabou-Coort, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op 16 februari 2021.
de griffier is verhinderd om deze uitspraak te ondertekenen voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hoger beroepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

BIJLAGE

Wegenverkeerswet

Artikel 2
1. De krachtens deze wet vastgestelde regels kunnen strekken tot:
a. het verzekeren van de veiligheid op de weg;
b. het beschermen van weggebruikers en passagiers;
c. het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;
d. het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer.
2 De krachtens deze wet vastgestelde regels kunnen voorts strekken tot:
a. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer;
b. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte aantasting van het karakter of van de functie van objecten of gebieden.
3 De krachtens deze wet vastgestelde regels kunnen voorts strekken tot:
a. het bevorderen van een doelmatig of zuinig energiegebruik;
b. het waarborgen van het op juiste wijze in rekening brengen van tarieven voor het gebruik van de weg;
c. het gebruik en de waarborging van de juistheid van de registers die ingevolge deze wet worden bijgehouden;
d. het voorkomen en bestrijden van fraude;
e. de regeling van positie, inrichting en werkwijze, alsmede het uitoefenen van toezicht op zelfstandige bestuursorganen die taken verrichten op het terrein van deze wet.
4 De krachtens deze wet vastgestelde regels kunnen voorts strekken ter uitvoering van verdragen of van besluiten van volkenrechtelijke organisaties of van één of meer instellingen van de Europese Unie, al dan niet gezamenlijk, op het terrein van goedkeuring, op de markt aanbieden, in de handel brengen, registreren en in gebruik nemen van voertuigen en systemen, onderdelen, technische eenheden, voertuigdelen, uitrustingsstukken en voorzieningen die voor dergelijke voertuigen en aanhangwagens daarvan zijn ontworpen en gebouwd en van voorzieningen die ter bescherming van inzittenden van voertuigen en kwetsbare weggebruikers zijn ontworpen en gebouwd, in verband met de bescherming van de gezondheid, de veiligheid, het milieu of andere aspecten van de bescherming van het openbaar belang.
5 De vaststelling van regels bij ministeriële regeling ter uitvoering van het bij of krachtens deze wet bepaalde geschiedt in overeenstemming met Onze bij algemene maatregel van bestuur aangewezen ministers, indien deze regels strekken tot behartiging van de belangen, bedoeld in het tweede dan wel het derde lid.
Artikel 15

Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990

Artikel 24

Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer

Artikel 12
Afdeling 6 Verkeersbesluiten
Artikel 18
In het verkeersbesluit worden de aard en de omvang van de maatregelen aangegeven.
Artikel 21
De motivering van het verkeersbesluit vermeldt in ieder geval welke doelstelling of doelstellingen met het verkeersbesluit worden beoogd. Daarbij wordt aangegeven welke van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit. Indien tevens andere van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen in het geding zijn, wordt voorts aangegeven op welke wijze de belangen tegen elkaar zijn afgewogen.
Artikel 24
Verkeersbesluiten worden genomen na overleg met:
a. de korpschef,
b. de commandant van de Koninklijke marechaussee, indien de taak ten aanzien van het verkeer mede wordt vervuld op een luchtvaartterrein als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder c, van de Politiewet 2012.
Artikel 26
De bekendmaking van verkeersbesluiten geschiedt door plaatsing van het besluit in de Staatscourant.